ECLI:NL:RBLIM:2017:1433

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
5665066CV EXPL 17-713
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming woonruimte wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over een vordering tot ontruiming van een woonruimte wegens huurachterstand. [eiseres], die optreedt namens zichzelf en als gevolmachtigde van [eiser], heeft [gedaagde] aangeklaagd vanwege een huurachterstand die op het moment van de dagvaarding € 2.796,00 bedroeg. De huurachterstand was ontstaan doordat [gedaagde] sinds 2013 regelmatig te laat met huurbetalingen was. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2017 heeft [eiseres] aanvullende stukken overgelegd ter onderbouwing van haar vorderingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] voor de dagvaarding een betaling van € 1.280,00 heeft gedaan, maar dat er nog steeds een huurachterstand van € 2.156,00 resteert. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en verzocht om een terme de grâce, omdat hij verwachtte dat hij op korte termijn in staat zou zijn om de huurachterstand te voldoen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming, maar heeft de gevorderde machtiging tot ontruiming met de sterke arm afgewezen.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en heeft hem een termijn van grace gegeven tot 28 februari 2017 om aan zijn verplichtingen te voldoen. Indien [gedaagde] niet aan deze verplichtingen voldoet, moet hij de woning ontruimen. De kantonrechter heeft ook de vordering tot betaling van een boete en buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet correct waren onderbouwd. De kosten van het geding zijn aan de zijde van [eiseres] begroot op € 920,31, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5665066 CV EXPL 17-713
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 16 februari 2017
in de zaak van:
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
namens zichzelf en in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.E.G.N. Schnabel
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.M.B.J. Derks-Höppener.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling op 13 februari 2017, waarbij door [eiseres] een productie is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt op grond van een met [erflaatster] als verhuurster gesloten huurovereenkomst de woonruimte (een appartement) aan het adres [adres] te [woonplaats] .
2.2.
[erflaatster] is op [overlijdensdatum] overleden. Eisers zijn haar erfgenamen. Zij hebben de nalatenschap aanvaard en zijn derhalve als gezamenlijk eigenaar van de onroerende zaak waar de woning deel van uitmaakt verhuurders van die woning.
2.3.
De geïndexeerde huurprijs bedraagt met ingang van 1 juli 2016 € 640,00 per maand. De huur dient op grond van de huurovereenkomst vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft te zijn betaald.
2.4.
Artikel 11.1 van de huurovereenkomst bepaalt (voor zover hier van belang) dat bij te late betaling van de huur voor iedere week of gedeelte van een week dat er te laat betaald wordt € 10,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht wordt.
2.5.
Bij brief van 27 december 2016 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de huur over de maanden oktober tot en met december 2016 (driemaal
€ 640,00), alsmede de huurachterstand over de maand september van € 236,00. Voorts heeft zij [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een (uit coulance) gematigde boete van € 50,00.
2.6.
Op 23 januari 2017 heeft [gedaagde] € 1.280,00 aan [eiseres] betaald. [eiseres] heeft dit bedrag aangemerkt als betaling van de huur van november en december 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen:
tot betaling van de huur vanaf 1 februari 2017 tot de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de maand tot de dag van voldoening,
tot betaling van € 2.796,00 ter zake huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van voldoening,
tot betaling van € 780,00 boete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening
tot betaling van € 482,60 vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening,
tot ontruiming van de woning binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, met machtiging van [eiseres] om zonodig zelf te ontruiming te doen bewerkstelligen,
tot betaling van de proceskosten de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen voert [eiseres] (samengevat) aan dat [gedaagde] als sinds 2013 de huur niet tijdig betaalt en regelmatig achterstanden in de huurbetalingen laat ontstaan. De gevorderde ontruiming baseert [eiseres] op de huurachterstand die, toen zij de aanvraag ex art. 254 Rv indiende, € 2.796,00 bedroeg. Ten tijde van de mondelinge behandeling bedraagt de huurachterstand (tot en met februari 2017) € 2.156,00. [eiseres] stelt dat ook deze huurachterstand in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal leiden en dat in dit kort geding de gevorderde ontruiming derhalve toewijsbaar is. De boete heeft [eiseres] berekend op basis van de huurachterstand tot en met januari 2017 van € 2.796,00, uitgaande van de veronderstelling dat dit bedrag in ieder geval tot en met 1 februari 2017 volledig onbetaald gebleven is. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten grondt [eiseres] op de stelling dat zij door de wanbetaling van [gedaagde] was genoodzaakt zich tot haar gemachtigde te wenden. De hoogte van de vergoeding volgt volgens [gedaagde] uit de “wettelijke staffel”.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt primair tot afwijzing van de vordering. Subsidiair verzoekt hij om een terme de grâce omdat hij op korte termijn verwacht de huurachterstand te kunnen voldoen en voortaan geen huurachterstand meer zal laten ontstaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de onderdelen 1, 2, 5 en 6 van haar vordering aangezien aannemelijk is dat zij voor haar levensonderhoud (ook) afhankelijk is van de huurbetalingen van [gedaagde] .
4.2.
[eiseres] heeft, naast de huurachterstand, in de dagvaarding melding gemaakt van diverse andere tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst. Die (gestelde) tekortkomingen heeft zij evenwel niet ten grondslag gelegd aan de gevorderde ontruiming. Ter zitting is namens [eiseres] verklaard dat deze tekortkomingen zijn aangevoerd ter onderbouwing van het spoedeisend belang. In de navolgende beoordeling zullen die andere door [eiseres] gestelde tekortkomingen derhalve buiten beschouwing gelaten worden.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] voor dagvaarding, toen de huurachterstand € 2.796,00 bedroeg, op 23 januari 2017 een betaling verricht heeft van € 1.280,00. Na aftrek van dit bedrag resteert tot en met januari 2017 een huurachterstand van € 1.516,00. Dit bedrag ziet op een achterstand over september 2016 van € 236,00 en van € 640,00 per maand over oktober 2016 en januari 2017. Inmiddels is de dag waarop [gedaagde] de huur over februari 2017 had dienen te betalen verstreken zonder dat die huur door [gedaagde] betaald is. De huurachterstand tot en met februari 2017 bedraagt derhalve € 2.156,00.
4.4.
[gedaagde] heeft in zijn verweer melding gemaakt van diverse gebreken aan het gehuurde. Juridische consequenties heeft hij daar evenwel niet aan verbonden. Zo doet hij geen beroep op een opschortingsrecht en/of huurprijsvermindering. Vast staat derhalve dat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de huurachterstand van € 2.156,00. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van voldoening.
4.5.
De achterstand in de huurbetaling is zodanig dat in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid een op basis van die tekortkoming gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De gevorderde veroordeling tot ontruiming zal worden toegewezen met inachtneming van hetgeen in onderdeel 4.7. wordt overwogen.
4.6.
De door [eiseres] gevorderde machtiging om desnoods met de sterke arm te ontruimen zal worden afgewezen. De bevoegdheid daartoe vloeit immers voort uit de wet (art. 555 e.v. Rv), zodat [eiseres] bij deze vordering geen belang heeft.
4.7.
[gedaagde] heeft verzocht om een terme de grâce. Hij heeft dienaangaande betoogd dat hij nog deze week een nabetaling van woonkostentoeslag over januari en februari 2017 zal ontvangen. Voorts is, zo stelt hij, telefonisch toegezegd dat hij met terugwerkende kracht over 2016 woonkostentoeslag zal ontvangen. In totaal verwacht hij een (na)betaling van ongeveer € 4.000,00, waarmee hij de hele huurachterstand inclusief kosten kan betalen. [gedaagde] heeft verder gesteld dat zijn inkomenssituatie is gestabiliseerd en dat daarom in de toekomst achterstanden in de huurbetalingen niet meer zullen voorkomen. Op basis van dit betoog zal de kantonrechter [gedaagde] een terme de grâce verlenen tot en met 28 februari 2017. Mocht [gedaagde] op uiterlijk 28 februari 2017 de huurachterstand en de voor zijn rekening komende kosten (zie 4.8 en 4.9) niet betaald hebben, dan zal hij de woning binnen één week dienen te ontruimen. [gedaagde] zal in dat geval voorts veroordeeld worden tot betaling van de huur van € 640,00 per maand met ingang van 1 maart 2017 tot de dag van ontruiming.
4.8.
De gevorderde boete zal worden afgewezen omdat spoedeisend belang dat het treffen van een voorziening rechtvaardigt in zoverre ontbreekt. Bovendien is de berekening van de boete door [eiseres] niet correct aangezien daarbij geen rekening is gehouden met de betaling door [gedaagde] van € 1.280,00 op 23 januari 2017. Ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, aangezien [eiseres] niet heeft gesteld dat zij aan [gedaagde] een brief heeft verzonden die voldoet aan het bepaalde in art. 6:96 lid 6 BW, waarin [gedaagde] is gewezen op de verschuldigdheid van een vergoeding van € 482,60 bij het verstrijken van een termijn van 14 dagen voor voldoening van de hoofdsom.
4.9.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 97,31
  • griffierecht € 223,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 920,31.
4.10.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 2.156,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] , tenzij hij uiterlijk op 28 februari 2017 volledig heeft voldaan aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.3. van dit vonnis:
  • om de woning aan de [adres] te [woonplaats] met al de zijnen en het zijne te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiseres] te stellen,
  • tot betaling van de huur van € 640,00 voor elke ingegane maand vanaf maart 2017 tot de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum (de eerste van de betreffende maand) tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op € 920,31,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00, indien betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de kosten van dat exploot,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW