ECLI:NL:RBLIM:2017:12973

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
03/659229-17 en 03/700190-15 (tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige en mishandeling van vriendje; vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 28 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een 10-jarig jongetje en mishandeling van diens 7-jarige vriendje. De verdachte, geboren in 1999, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.H.J.M. van Heugten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl hij de jongen dreigde met boze mannen als hij iets zou vertellen. De rechtbank achtte het bewijs voor de mishandeling van het vriendje wel voldoende, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en de getuigen, alsook op de rapportages van deskundigen die de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwden. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 139 dagen, met de voorwaarde van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan verschillende voorwaarden, waaronder deelname aan een klinische behandeling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Parketnummer: 03/659229-17 en 03/700190-15 (tenuitvoerlegging)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 28 november 2017
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortegegevens verdachte] 1999,
wonend te [woonplaats verdachte] , maar thans verblijvend in ‘de Catamaran’, GGzE te Eindhoven.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.H.J.M. van Heugten, advocaat kantoorhoudend te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Tevens zijn ter zitting gehoord de pleegouders en de pleegzus van de verdachte.
Voorts zijn verschenen en/of gehoord vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI), de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland (hierna te noemen: de raad) en Xonar Pleegzorg.
Ten slotte zijn gehoord de wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , de heer [vader slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, en de wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , mevrouw [moeder slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. F.W. Oehlen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: een jongen onder de 12 jaar heeft verkracht, dan wel die jongen door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, dan wel ontucht heeft gepleegd met die jongen;
feit 2: twee jongens van hun vrijheid heeft beroofd, dan wel die jongens heeft mishandeld;
feit 3: twee jongens heeft bedreigd met de dood of zwaar lichamelijk letsel, dan wel heeft geprobeerd die jongens te dwingen iets niet te doen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van het procesdossier kan worden bewezen dat de verdachte het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen door zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] te steken. Hoewel de verdachte ontkent dat hij dit heeft gedaan, is zijn verklaring niet geloofwaardig in combinatie met de rest van het procesdossier. Het slachtoffer [slachtoffer 1] verklaart duidelijk tegenover zijn vader dat hij de penis van de verdachte in zijn mond moest stoppen, dat hij moest kokhalzen en dat er ‘lijm’ uit de penis van de verdachte kwam. De tenlastegelegde verkrachting van [slachtoffer 1] kan daarom worden bewezen.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd. Wel kan het subsidiair tenlastegelegde feit 2 wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] , de foto’s van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 2] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] .
Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat ook het primair tenlastegelegde feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Beide slachtoffers verklaren dat de verdachte heeft gedreigd dat er een boze man uit het bos zou komen die hen zou vermoorden als zij iets zouden vertellen over wat er was gebeurd. Er is aldus sprake van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het tenlastegelegde feit 1 aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit 1. Op basis van het procesdossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer 1] is binnengedrongen. Hoewel [slachtoffer 1] verklaart dat de penis van de verdachte in zijn mond is geweest, wordt dit niet ondersteund door de andere bewijsmiddelen. Zo is er geen sperma aangetroffen in het door het Nederlands Forensisch Instituut onderzochte speeksel van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft steeds pertinent verklaard dat zijn penis niet in de mond van [slachtoffer 1] is geweest. Ook kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] met (bedreiging met) geweld heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft pas na afloop van het voorval gedreigd dat er boze mannen uit het bos zouden komen. Hoewel [slachtoffer 1] dit als bedreigend kan hebben ervaren, is hiermee geen sprake van een wederrechtelijke bedreiging. Het meer subsidiair tenlastegelegde feit 1 kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit 2 heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd of mishandeld. Zo zijn er bij de verdachte geen haren of huidschilfers van de slachtoffers aangetroffen. Hoewel het slachtoffer [slachtoffer 2] letsel heeft aan zijn knieën, is de oorzaak van het letsel niet vastgesteld door een arts. Er heeft ook geen medische behandeling plaatsgevonden. Het is meer aannemelijk dat dit letsel is ontstaan doordat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] eerder die avond hebben gestoeid in het gras. Dat is ook verklaard door de getuige [getuige] .
Ten slotte heeft de raadsman gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit 3. Op basis van het procesdossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte heeft gedreigd dat hij [slachtoffer 1] en zijn familie zou vermoorden. Wel heeft de verdachte gedreigd dat er boze mannen uit het bos zouden komen. Het subsidiair tenlastegelegde feit 3 kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit 1:
Aan de verdachte is allereerst tenlastegelegd het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige [slachtoffer 1] .
Op 28 juni 2017 komt om 22.48 uur bij de politie een melding binnen om naar de [adres] te Sittard te gaan in verband met mogelijk seksueel misbruik van twee minderjarige jongens. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] komen vervolgens rond 22.52 uur ter plaatse, waar zij spreken met de minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Tevens spreken zij met de moeder van [slachtoffer 2] en de vader van [slachtoffer 1] . De ouders vertellen dat de kinderen eerder die avond aan het spelen waren aan de achterzijde van de eerste Eisenhowerflat in Sittard, toen er een man met een hond met drie poten kwam aangelopen. De kinderen zijn meegelopen met de man en zijn met hem het flatgebouw ingegaan, waar zij uiteindelijk terecht kwamen bij de noodtrappen. [slachtoffer 2] moest weg gaan en op de vijfde etage wachten. Toen [slachtoffer 2] dit niet wilde, werd hij door de man geduwd en viel hij op zijn knieën. Uiteindelijk ging hij weg. [slachtoffer 1] bleef achter bij de man. Onder de noodtrappen heeft de man zijn penis uit zijn broek gehaald. [slachtoffer 1] moest deze penis vastpakken en op en neer bewegen. Ook moest [slachtoffer 1] de penis in zijn mond nemen. Na enige tijd zag [slachtoffer 1] dat er ‘lijm’ uit de penis van de man kwam en hij proefde deze ‘lijm’ ook in zijn mond. [slachtoffer 1] mocht niets verder vertellen, anders zouden er boze mannen uit het bos komen. Daarna zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het huis van [slachtoffer 1] gerend, waar zij hebben verteld wat er was gebeurd. Tegenover de verbalisanten verklaart [slachtoffer 1] dat er nog ‘lijm’ in de ruimte onder de noodtrappen moest liggen. De verbalisanten zien later die avond dat er een vochtige substantie op de grond bij de noodtrappen ligt. [2]
Op 29 juni 2017 doet [vader slachtoffer 1] namens zijn zoon, het slachtoffer [slachtoffer 1] , aangifte van seksueel misbruik. Hij verklaart dat [slachtoffer 1] op 28 juni 2017 om 19.30 uur naar buiten is gegaan. Hij gaat spelen met een andere jongen, het slachtoffer [slachtoffer 2] . Later die avond gaat de vader van [slachtoffer 1] samen met de moeder van [slachtoffer 2] de kinderen zoeken als zij niet op tijd thuis zijn. Rond 22.30 uur belt de vriendin van de vader van [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 1] inmiddels is thuis gekomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij is mishandeld en dat er een ‘piel’ bij hem in de mond is gestoken. De vader gaat meteen naar huis en treft daar een huilende [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 1] vertelt meermalen dat iemand zijn piemel in de mond van [slachtoffer 1] heeft gestoken. Ook vertelt [slachtoffer 1] dat er slijm uit de ‘piel’ was gekomen. [3]
Op 2 juli 2017 is [slachtoffer 1] in een kindvriendelijke studio gehoord door de politie. [slachtoffer 1] verklaart dat hij op 28 juni 2017 met [slachtoffer 2] in een flatgebouw in Sittard was. Er was ook een man. Die man zei dat [slachtoffer 2] naar de vijfde verdieping van het flatgebouw moest lopen, anders zou hij de politie bellen. [slachtoffer 1] verklaart dat de man zijn broek uit deed tot halverwege zijn bovenbeen en vervolgens tegen [slachtoffer 1] zei: ‘weet je wat trekken is?’. De man deed voor wat [slachtoffer 1] moest doen. Toen [slachtoffer 1] dat niet wilde doen, zei de man dat hij anders de politie zou bellen. De man pakte toen de hand van [slachtoffer 1] en deed deze om zijn piemel. [slachtoffer 1] stond toen rechtop. Daarna duwde de man tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] struikelde en op zijn knieën terecht kwam. De man zei toen: ‘maak je mond open’. De mond van [slachtoffer 1] zat toen tegen de piemel van de man. Toen [slachtoffer 1] iets wilde zeggen, schoot de piemel door en kwam hij terecht in de mond van [slachtoffer 1] . Hij moest bijna kotsen omdat de penis ver in zijn mond was. Hierdoor kreeg [slachtoffer 1] een vieze smaak in zijn mond. Daarna moest [slachtoffer 1] weer verder gaan met zijn hand. Toen de man klaar was, trok hij zijn broek aan en zei hij: ‘zeg tegen niemand wat we hebben gedaan.’ Dat zei de man ook tegen [slachtoffer 2] , die even later weer binnen kwam. [4]
De verdachte bekent de dat hij [slachtoffer 1] op 28 juni 2017 in de Eisenhowerflat in Sittard zijn penis heeft laten vastpakken en op en neer gaande bewegingen heeft laten maken. Ook heeft hij zijn penis tegen de lip van [slachtoffer 1] geduwd. Hij heeft gezegd dat er als [slachtoffer 1] iets zou vertellen, enge mannen uit de deur zouden komen. [5]
De rechtbank is op grond van voorgaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] zijn penis heeft laten vasthouden en op en neer heeft laten gaan. Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] heeft gebracht. Hoewel de verdachte dit onderdeel van het primair tenlastegelegde feit 1 ontkent, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. De verklaring van de verdachte is op punten tegenstrijdig en onduidelijk. De verdachte verklaart dat hij zijn penis enkel tegen de lippen van [slachtoffer 1] heeft aangeduwd, maar de rechtbank hecht meer waarde aan de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] zeer plastisch is en tot het binnendringen precies aansluit bij de verklaring van de verdachte. Bovendien heeft [slachtoffer 1] meteen na het voorval tegenover zijn vader én de verbalisanten verklaard dat de verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] heeft geduwd. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2] . [6] Nu de verklaring van [slachtoffer 1] aldus steun vindt in andere bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit 2:
Onder feit 2 is aan de verdachte tenlastegelegd de opzettelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , dan wel de mishandeling van deze kinderen. De rechtbank is op basis van het procesdossier van oordeel dat de primair tenlastegelegde vrijheidsberoving niet wettelijk en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] verklaart dat de verdachte [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid. [7] Ook de moeder van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kort na het voorval verklaren dat [slachtoffer 2] door de verdachte op de grond is gegooid. [8] Dit wordt bevestigd door de vader van [slachtoffer 1] . [9] Volgens de moeder heeft [slachtoffer 2] als gevolg van de val een schaafwond op zijn knie. Dit wordt ook geconstateerd door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , die zien dat de knieën van [slachtoffer 2] zijn geschaafd. [10] Hoewel de verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 2] heeft geduwd, is de rechtbank op basis van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] . De verdachte ontkent en hoewel [slachtoffer 1] verklaart dat hij door de verdachte in zijn nek en/of tegen zijn hoofd is geslagen, wordt deze verklaring niet ondersteund door enige ander bewijsmiddel in het procesdossier. De verdachte zal daarom van dit deel van het subsidiair tenlastegelegde feit 2 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit 3:
Ten slotte is aan de verdachte tenlastegelegd de bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dan wel dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen iets niet te doen.
De rechtbank is van oordeel dat de primair tenlastegelegde bedreiging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en overweegt hiertoe als volgt. Op basis van het procesdossier kan niet worden bewezen dat de verdachte heeft gedreigd met het vermoorden van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of hun families. De verdachte verklaart enkel dat hij heeft gezegd dat er boze mannen uit het bos of uit de deur zouden komen als [slachtoffer 1] iets zou doorvertellen. Deze uitlating kan niet worden beschouwd als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zodat de verdachte van het primair tenlastegelegde feit 3 dient te worden vrijgesproken.
Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging om [slachtoffer 1] door bedreiging te dwingen iets niet te doen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte meermalen tegen hem heeft gezegd dat er boze mannen uit het bos zouden komen als hij zou doorvertellen wat er was gebeurd. [11] Dit komt wederom overeen met de verklaring die hij kort na het voorval tegenover zijn vader en de moeder van [slachtoffer 2] heeft afgelegd. [12] Ook de verdachte heeft bekend dat hij heeft verklaard dat er enge mannen uit de deur of het bos zouden komen als [slachtoffer 1] het zou doorvertellen. [13] Hiermee wilde hij voorkomen dat [slachtoffer 1] aan zijn ouders, de politie of andere personen zou vertellen wat er onder de noodtrappen was gebeurd. Dit deel van het subsidiair tenlastegelegde feit 3 kan daarom worden bewezen.
Het procesdossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte ook gericht tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat er boze mannen zouden komen. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van het subsidiair tenlastegelegde feit 3 vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 28 juni 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, met [slachtoffer 1] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] 2006), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis laten vastpakken en vasthouden en
- die [slachtoffer 1] met zijn hand om zijn, verdachtes, penis op en neer gaande bewegingen laten maken en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] heeft gebracht;
2.
op 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op de grond te gooien;
3.
op 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 1] , wederrechtelijk te dwingen iets niet te doen, te weten niet tegen de ouders van die [slachtoffer 1] of aan de politie of anderen vertellen dat verdachte die [slachtoffer 1] verdachtes penis heeft laten vastpakken en daarmee op en neer gaande bewegingen heeft laten maken, tegen die [slachtoffer 1] op dreigende
toon heeft gezegd dat er boze mannen uit het bos en/of de deur zouden komen als hij iets tegen iemand zou vertellen over genoemde handelingen, terwijl dat misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnen dringen van het lichaam;
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit 2:
mishandeling;
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit 3:
poging tot een ander door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk te dwingen iets niet te doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Drs. [naam psychiater] , psychiater, en drs. [naam psycholoog] , psycholoog hebben op 18 september 2017 en 15 september 2017 rapportages over de geestvermogens van de verdachte uitgebracht.
De deskundigen komen tot de conclusies:
  • dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een reactieve hechtingsstoornis. Daarnaast heeft de verdachte aandachtsproblematiek en is sprake van ADHD. De verdachte is in het verleden verwaarloosd en is ernstig tekort gekomen. Hij is cognitief beperkt en wordt fors overvraagd. Hij kan zijn zelfcontrole gemakkelijk verliezen en vertoont dan impulsief gedrag. De verdachte is gevoelig voor overprikkeling en heeft beperkt zelfinzicht. Hij is sterk afhankelijk van toezicht en lijkt nauwelijks te leren van straffen. Er is sprake van een antisociale ontwikkeling, maar er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor psychoseksuele problematiek. Er is sprake van een matig recidiverisico;
  • dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dat was ook zo ten tijde van de gepleegde delicten. De verdachte is daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De verdachte is aldus verminderd toerekeningsvatbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 139 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Ter onderbouwing van deze eis heeft de officier van justitie gesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en langdurige klinische behandeling nodig heeft. Gedurende de proeftijd dient de verdachte mee te werken aan de klinische behandeling bij de Catamaran of een soortgelijke instelling en, indien nodig, na afloop van deze behandeling aan een ambulante behandeling en/of begeleid wonen. Voorts dient de verdachte gedurende de proeftijd mee te werken aan de voorschriften en aanwijzingen van de GI.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in het voordeel van de verdachte rekening dient te worden gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en gediagnosticeerd met een ernstige stoornis. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat het opleggen van een straf, zeker gelet op het verloop van tijd sinds de tenlastegelegde feiten, weinig effect zal hebben. Het is van belang dat de verdachte wordt behandeld. De raadsman stemt daarom in met de gevorderde voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] zijn penis laten vasthouden en bewegen en heeft daarna zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht. Na afloop hiervan heeft de verdachte geprobeerd [slachtoffer 1] te dwingen niemand te vertellen over het voorval. Hij heeft [slachtoffer 1] verteld dat er boze mannen zouden komen als hij iets zou doorvertellen. Voorafgaand aan de verkrachting van [slachtoffer 1] was ook het slachtoffer [slachtoffer 2] aanwezig. [slachtoffer 2] is door de verdachte gesommeerd weg te gaan en hierbij op de grond geduwd. Daardoor had [slachtoffer 2] schaafwonden aan zijn knieën.
De rechtbank rekent de bewezenverklaarde feiten, met name het bewezenverklaarde feit 1, de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft tijdens het voorval zijn eigen behoeftes voorop gesteld en geen rekening gehouden met de belangen en gevoelens van het slachtoffer [slachtoffer 1] , op wie dit misbruik een grote impact heeft. De rechtbank acht dit zeer ernstig. Door de bewezenverklaarde verkrachting is grote inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan. Ook nu ondervindt het slachtoffer nog steeds de nadelige gevolgen van het handelen van de verdachte. [slachtoffer 1] is naar aanleiding van het voorval aangemeld bij CLAS (Xonar), waar hij wordt geholpen bij het verwerken van het seksueel misbruik en het omgaan met de gevolgen daarvan. [slachtoffer 1] heeft sinds het voorval een verstoord slaappatroon en wordt sneller boos dan voorheen. Hij wil niet praten over hetgeen er is gebeurd en ook school constateert dat het seksueel misbruik een grote impact heeft op [slachtoffer 1] .
Ook op het slachtoffer [slachtoffer 2] , die voorafgaand aan het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] aanwezig was en die is mishandeld door de verdachte, heeft het hele voorval en wat er met hem en zijn vriendje is gebeurd veel impact gehad. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding en de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2] ter zitting is gebleken dat [slachtoffer 2] als gevolg van het voorval last heeft (gehad) van pijn en psychische klachten. [slachtoffer 2] is bang om te worden vermoord en heeft vaak nachtmerries. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank tevens gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder door de strafrechter voor soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde mishandeling is veroordeeld. De rechtbank zal hier in het nadeel van de verdachte rekening mee houden.
Voorts zal de rechtbank bij de straftoemeting rekening houden met de rapportages van de deskundigen, waaruit blijkt dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank aanleiding een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de uitgangspunten die in de rechterlijke oriëntatiepunten worden gehanteerd. Met de officier van justitie acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie voor de duur van 139 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Uit de rapportages van de deskundigen en de raad is gebleken dat de verdachte ernstige persoonlijkheidsproblematiek vertoont, waarvoor behandeling noodzakelijk is. De verdachte is in zijn jeugd verwaarloosd en heeft al veel ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt. Hierdoor vertoont hij problematiek op meerdere levensgebieden. Volgens de deskundigen kan de verdachte niet zonder toezicht en leert hij nauwelijks iets van straffen. Dit wordt bevestigd door de pleegouders, die hebben verklaard dat de verdachte eigenlijk niet alleen kan worden gelaten. De verdachte is een ernstig beschadigde jonge man, die dringend behoefte heeft aan behandeling. In het verleden is gebleken dat de verdachte binnen een gestructureerde instelling, zoals Het Keerpunt, goed functioneert en zich daar aan de regels houdt.
Beide deskundigen achten gelet op het voorgaande een klinische behandeling van de verdachte noodzakelijk. De deskundigen en de raad hebben daarom geadviseerd een (voorwaardelijke) maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen. Zij adviseren daarbij als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de verdachte mee zal werken aan de behandeling binnen de Catamaran (GGzE) of een soortgelijke instelling, waar veel expertise is voor de behandeling van jeugdige zedendelinquenten. De deskundigen achten een (voorwaardelijke) maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aangewezen om te voorkomen dat de verdachte zijn behandeling vroegtijdig afbreekt, zoals in het verleden al meermalen is gebeurd. Ter zitting is gebleken dat de verdachte inmiddels een intakegesprek heeft gehad bij de Catamaran en dat hij daar per 15 november 2017 kan worden geplaatst.
Artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, zoals het ten tijde van het begaan van de feiten luidde, bepaalt dat aan een verdachte bij wie ten tijde van het begaan van een misdrijf sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan worden opgelegd. Hiervoor dient sprake te zijn van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving voorlopige hechtenis is toegestaan. Voorts dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel te eisen en dient de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van verdachte van het grootste belang is. Bij verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis en een reactieve hechtingsstoornis, voortkomend vanuit een onveilige en pedagogisch verwaarlozende opvoedsituatie. Daarnaast is sprake van een cognitieve beperking en een antisociale ontwikkeling. Met de raad en de deskundigen acht de rechtbank het van groot belang dat recidive wordt voorkomen. Daartoe is een behandeling voor de bij de verdachte gediagnosticeerde stoornissen noodzakelijk.
Om deze behandeling te garanderen, is naar het oordeel van de rechtbank een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een instelling voor de jeugdigen noodzakelijk. De rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen dat de verdachte gezien zijn beperkte zelfregulatie en impulsief gedrag op vrijwillige basis zal deelnemen aan de voor hem noodzakelijke behandeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat een stevige stok achter de deur nodig is. Hiertoe is een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, gelet op de ernst van het eerste feit, de problematiek van verdachte en het recidiverisico, op dit moment het meest geschikte middel.
Nu voorts is gebleken dat de oplegging van de maatregel de algemene veiligheid van personen dient én de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte is, zal de rechtbank een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen. Met de oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal, conform het advies van de deskundigen en de raad en tevens conform de eis van de officier van justitie, de volgende bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke maatregel koppelen:
- dat de verdachte gedurende de proeftijd moet meewerken aan de behandeling binnen de Catamaran (GGzE) of een soortgelijke instelling;
- dat de verdachte gedurende de proeftijd en na afloop van de klinische behandeling, indien de GI dat noodzakelijk acht, moet meewerken aan een ambulante behandeling en/of begeleid wonen;
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd op door de GI, te bepalen tijdstippen zal melden bij de GI, zo vaak en zo lang de GI dat noodzakelijk acht.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [moeder slachtoffer 2] heeft namens het slachtoffer [slachtoffer 2] gevorderd een schadevergoeding van € 628,91 op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017. Deze schadevergoeding bestaat uit een materiële schadepost van € 128,91 en een immateriële schadepost van € 500,-. Tevens heeft de benadeelde partij gevorderd de maatregel van schadevergoeding op te leggen. Ten slotte heeft de benadeelde partij gevorderd de proceskosten te vergoeden.
De benadeelde partij [vader slachtoffer 1] heeft namens het slachtoffer [slachtoffer 1] gevorderd een schadevergoeding van € 3.395,44 op te leggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017. Deze schadevergoeding bestaat uit een materiële schadepost van
€ 395,44 en een immateriële schadepost van € 3.000,-. Tevens heeft de benadeelde partij gevorderd de maatregel van schadevergoeding op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden toegewezen voor wat betreft de materiële schadepost. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadepost heeft de officier van justitie gesteld dat deze dient te worden gematigd naar € 200,-, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gesteld dat deze vordering geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden afgewezen, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 2 en 3 primair. De verdachte heeft jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] geen strafbaar feit gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich voor wat betreft de gevorderde materiële schadepost gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft gevorderd de immateriële schadepost te matigen naar een bedrag van € 1000,- en verwijst in dit kader naar een uitspraak van de rechtbank Limburg, locatie Roermond uit oktober 2016.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit 2 materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 128,91. De rechtbank zal deze materiële schadepost toewijzen. Ook is gebleken dat aan [slachtoffer 2] immateriële schade is toegebracht. Nu de rechtbank echter niet bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving of bedreiging van [slachtoffer 2] , ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 200,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aldus toewijzen tot een bedrag van € 328,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakte proceskosten van € 54,40.
7.4.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten 1 en 3 materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 395,44. De rechtbank zal deze materiële schadepost toewijzen. Ook is gebleken dat aan [slachtoffer 1] immateriële schade is toegebracht. Nu de rechtbank echter niet bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] , ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 2.000,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen tot een bedrag
€ 2.395,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder 3.4 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
De rechtbank zal, gelet het daartoe strekkende verzoek van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter terechtzitting, bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006) te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de bij vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van de rechtbank Limburg van 29 september 2015 opgelegde taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, ten uitvoer te leggen omdat de verdachte de algemene voorwaarden heeft overtreden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van een jaar dient te worden verlengd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van
29 september 2015 (deels) voorwaardelijk opgelegde taakstraf afwijzen, omdat de rechtbank gelet op de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op dit moment geen meerwaarde ziet in de tenuitvoerlegging van een taakstraf.

9.Het beslag

De rechtbank zal bepalen dat de onderstaande in beslag genomen goederen zullen worden geretourneerd aan de rechthebbende:
  • 1 zwarte jogging broek (goednummer 957061);
  • 1 stuk zwart ondergoed (goednummer 957062);
  • 1 blauwe trui (goednummer 957063);
  • 1 beige touw (goednummer 959083);
  • 1 pet/bandana (goednummer 959088);
  • 1 beige handschoen (goednummer 959105);
  • 1 zwarte handschoen (goednummer 959106);
  • 1 tapeband (kip duct tape) (goednummer 959112).
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de in beslag genomen zedenkits (goednummers 957068 en 957069) en het bekertje met spuug (goednummer 957064) zullen worden onttrokken aan het verkeer.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 36b, 36d, 36f, 45, 77a, 77h, 77i, 77l, 77s, 77x, 77y, 77z, 77gg, 244, 284, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de primair onder feit 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie van 139 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • legt op aan de verdachte de maatregel van
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • gedurende de proeftijd meewerkt aan de klinische behandeling bij de Catamaran, geestelijke gezondheidszorg te Eindhoven, of een soortgelijke instelling;
  • gedurende de proeftijd en na afloop van de klinische behandeling, indien de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, meewerkt aan een ambulante behandeling en/of begeleid wonen;
  • zich gedurende de proeftijd op door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [moeder slachtoffer 2] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 328,91;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 328,91,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, tot op heden begroot
€ 54,40;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve voornoemde benadeelde partij voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 juni 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [vader slachtoffer 1] gedeeltelijk toetot een bedrag van € 2.395,44;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 2.395,44,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve voornoemde benadeelde partij voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 juni 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006) te openen spaarrekening met een BEM-clausule;
Tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03/700190-15;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
  • zedenkit (goednummer 957068);
  • zedenkit (goednummer 957069);
  • het bekertje met spuug (goednummer 957064);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
  • 1 zwarte jogging broek (goednummer 957061);
  • 1 stuk zwart ondergoed (goednummer 957062);
  • 1 blauwe trui (goednummer 957063);
  • 1 beige touw (goednummer 959083);
  • 1 pet/bandana (goednummer 959088);
  • 1 beige handschoen (goednummer 959105);
  • 1 zwarte handschoen (goednummer 959106);
  • 1 tapeband (kip duct tape) (goednummer 959112).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. Wassenberg, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en
mr. S.A.M.C. van de Winkel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. J.J.M. Verhey, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 28 juni 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis laten vastpakken en/of vasthouden en/of
- die [slachtoffer 1] met zijn hand om zijn, verdachtes, penis op en neer gaande bewegingen laten maken en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht, althans laten/doen brengen door die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, waarbij dat geweld of die feitelijkheid/feitelijkheden hebben/heeft bestaan uit: die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en zijn familie zou vermoorden en/of dat er boze mannen uit het bos zouden komen en/of dat hij, verdachte, de politie zou bellen als die [slachtoffer 1] niet deed wat verdachte zei, en waarbij de ontuchtige handelingen hebben bestaan uit:
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis laten vastpakken en/of vasthouden en/of
- die [slachtoffer 1] met zijn hand om zijn, verdachtes, penis op en neer gaande bewegingen laten maken en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de mond van die [slachtoffer 1] gebracht, althans laten/doen brengen door die [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- die [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, penis te laten vastpakken en/of vasthouden en/of
- die [slachtoffer 1] met zijn hand om zijn, verdachtes, penis op en neer gaande bewegingen te laten maken en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de mond van die [slachtoffer 1] te hebben gebracht, althans laten/doen brengen door die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de Eisenhowerflat, gelegen aan de Eisenhowerstraat en/of het trappenhuis van voorgenoemde flat binnen te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in het trappenhuis van voorgenoemde flat, te blinddoeken en/of met touwen vast te binden op een stoel en/of hun/zijn mond(en) af te plakken met ducktape en/of vast te houden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] met de hand op het hoofd en/of in de nek te slaan en/of te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] op de grond te gooien;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hem en zijn familie zou vermoorden en/of dat er boze mannen uit het bos en/of de deur zouden komen en/of hij, verdachte, de politie zou bellen als die [slachtoffer 1] niet deed wat verdachte zei en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hen/hem zou vermoorden in het bos als zij iets tegen iemand zouden vertellen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
dat hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om anderen althans een ander, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten niet tegen de ouders van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of aan de politie of anderen vertellen dat verdachte die [slachtoffer 1] verdachtes penis heeft laten vastpakken en/of daarmee op en neer gaande bewegingen heeft laten maken, tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op dreigende
toon heeft gezegd dat verdachte die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hun/zijn familie zou vermoorden en/of dat er boze of enge mannen uit het bos en/of de deur zouden komen als zij iets tegen iemand zouden vertellen over genoemde handelingen, terwijl dat misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2017104345, gesloten d.d. 3 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 266.
2.Procesdossier pagina 24-27.
3.Procesdossier pagina 145-152.
4.Procesdossier pagina 164-174.
5.Procesdossier pagina 101-118, pagina 120-143 en proces-verbaal terechtzitting 24 november 2017.
6.Procesdossier pagina 153-159.
7.Procesdossier pagina 164-174.
8.Procesdossier pagina 153-159.
9.Procesdossier pagina 144-152.
10.Procesdossier pagina 16 en 17 en 24-27.
11.Procesdossier pagina 164-174.
12.Procesdossier pagina 153-159 en 144-152.
13.Procesdossier pagina 101-118 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van