ECLI:NL:RBLIM:2017:12938

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
C/03/232867 / FA RK 17-908
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting zorgregeling in verband met zorgelijke situatie rondom de vader en minderjarigen

Op 4 april 2017 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de opschorting van een zorgregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De moeder had op 8 maart 2017 een verzoekschrift ingediend tot opschorting van de zorgregeling, omdat zij zich zorgen maakte over de psychische gesteldheid van de vader en de invloed van zijn vermeende relatie met een 15-jarige op de kinderen. De vader betwistte de relatie en stelde dat de moeder de kinderen tegen hem opzet. De rechtbank oordeelde dat de situatie voor de kinderen zorgelijk was, ongeacht de waarheid van de relatie tussen de vader en de 15-jarige. De kinderen waren in een loyaliteitsconflict geraakt en er was onduidelijkheid over hun situatie. De rechtbank besloot de zorgregeling op te schorten totdat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek zou hebben uitgevoerd en een rapport zou uitbrengen. De ouders werden aangespoord om mee te werken aan het onderzoek en om na te denken over hoe zij de situatie voor de kinderen konden verbeteren. De beslissing om de zorgregeling op te schorten werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen werden aangehouden voor een periode van drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 4 april 2017
Zaaknummer: C/03/232867/ FA RK 17-908
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. M. van Riet, kantoorhoudende te Heerlen,
en:
[verweerder],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S. Mestrini, kantoorhoudende te Heerlen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

De moeder heeft op 8 maart 2017 een verzoekschrift tot opschorting van de zorgregeling ingediend.
De vader heeft op 20 maart 2017 een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek tot wijziging van de zorgregeling bevat.
De zaak is behandeld op 21 maart 2017 in aanwezigheid van partijen, hun respectieve advocaten en een vertegenwoordiger van de raad. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Uit het op 21 maart 2016 ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
[minderjarige 1], te [geboorteplaats] op [2006] en;
[minderjarige 2], te [geboorteplaats] op [2008].
De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De minderjarigen verblijven bij de moeder.
Bij de echtscheiding hebben partijen in een ouderschapsplan afspraken neergelegd over o.m. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te weten een weekend per 14 dagen van vrijdag 17.30 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
Tot medio januari 2017 hebben de beide kinderen conform de zorgregeling contact met hun vader gehad. Vanaf medio januari 2017 hebben de kinderen geen contact meer met hun vader gehad. Na een viergesprek tussen partijen, bijgestaan door advocaten, dat geen oplossing heeft gebracht, is de moeder de onderhavige procedure gestart.

3.Het verzoek, het verweer en zelfstandig verzoek en de standpunten

De moeder verzoekt de zorgregeling op te schorten totdat de raad een advies heeft uitgebracht over de mogelijkheden van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen.
De moeder legt aan haar verzoek in essentie gemotiveerd ten grondslag dat de vader al langere tijd een liefdesrelatie heeft met de 15-jarige [betrokkene] die bij haar ouders woont, een paar huizen verder dan de vader. De moeder acht deze situatie zeer zorgelijk. Zij maakt zich zorgen om de psychische gesteldheid van de vader en vindt deze situatie niet gezond voor haar nog jonge kinderen. De kinderen hebben over deze relatie zelf ontdekkingen bij de vader gedaan en zij hebben daar heftig op gereageerd. Ze zeggen “vieze pedo” over hun vader, klagen over het feit dat ze zowel op school als hun voetbalclub over hun vader worden aangesproken, hebben het gevoel dat de hele buurt over hen praat en schamen zich erg. Ze voelen zich door hun vader bedrogen en voor de gek gehouden en hebben aan hun moeder aangegeven dat ze het liefste “niet meer naar papa willen gaan.” De moeder wenst dat de raad onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden tot (herstel van de) omgang tussen de kinderen en hun vader.
De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd betwist. In essentie komt zijn betoog op het volgende neer. De moeder heeft al tijdens het huwelijk gesteld dat er sprake was van een buitenechtelijke relatie van de vader met [betrokkene] en daaraan het mislukken van het huwelijk toegeschreven. Niets is minder waar. Er is geen relatie tussen de vader en [betrokkene]. [betrokkene] is de dochter van de beste vriend van vader en daarom is er veel contact tussen vader en de familie van [betrokkene]. De vader heeft de indruk dat de moeder de kinderen tegen hem op zet als “verlengstuk” om de relatie aan te tonen en daardoor dreigen de kinderen de dupe te worden van de ex-partnerstrijd. De vader stelt dat hij er na de scheiding al meerdere relaties op heeft nagehouden en dat hij ook verder mag gaan met zijn leven. Kennelijk behoort een andere vrouw dan [betrokkene] in het leven van hem niet tot de mogelijkheden voor de moeder die de “ontdekkingen” over het bestaan van die relatie meteen koppelt aan [betrokkene] en de vader. De vader heeft de kinderen nimmer belast met zijn contacten met de familie [betrokkene]. Na de echtscheiding zijn partijen overeengekomen dat hij op het moment dat de kinderen bij hem zijn geen contact zoekt met de familie [betrokkene]. Hoewel de noodzaak van die afspraak hem ontgaat, is de vader die afspraak tot op heden nagekomen. Dat de kinderen op geruchten over het bestaan van een relatie worden aangesproken, is enkel aan de moeder te wijten omdat zij die geruchten in het verleden in de wereld heeft geholpen. VeiligThuis heeft recent een onderzoek verricht naar de situatie van de vader en heeft in dat kader meerdere gesprekken met de familie [betrokkene] gevoerd. Op 16 maart heeft de vader van VeiligThuis gehoord dat er geen zorgen zijn over zijn situatie en het onderzoek zal worden gesloten.
Hoewel de vader de standpunten van de moeder over de vermeende relatie niet deelt, maakt ook hij zich ernstige zorgen over de kinderen. De moeder grijpt de ex-partnerproblematiek, die volgens hem enkel bij haar ligt, aan om de relatie tussen de vader en de kinderen ernstig te verstoren. De zwarte piet wordt steeds door haar bij de vader gelegd en zij onderschat kennelijk de risico’s voor loyaliteitsproblemen bij de kinderen. De vader steunt een onderzoek door de raad dat onder meer gericht zou moeten zijn op de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. Volgens de vader zijn er geen contra-indicaties die nakoming van de zorgregeling in de weg staan zodat de contacten met de vader zo snel mogelijk moeten worden hervat. Om de rust voor de kinderen te bewaren behoeft de zorgregeling voorlopig een kleine wijziging in die zin dat de kinderen van vrijdag 17.30 uur tot maandag vóór school bij hun vader verblijven zodat extra contacten tussen partijen worden voorkomen.
De raad acht de situatie waarin de kinderen zijn komen te verkeren ontzettend zorgelijk, zowel als de relatie met [betrokkene] wel aan de orde is als wanneer die relatie niet aan de orde is. Niet duidelijk is hoe de kinderen in deze situatie staan. Het is nog te vroeg om de zorgregeling tussen vader en de kinderen te hervatten omdat de raad eerst een breed onderzoek moet kunnen doen alvorens een gedegen advies te kunnen geven. Naast het onderzoek ziet de raad geen noodzaak om een bijzonder curator in te schakelen.

4.Beoordeling

Met partijen en de raad is de kinderrechter van oordeel dat voor de kinderen een zeer zorgelijke en ongewenste situatie is ontstaan omdat, daargelaten of de relatie tussen hun vader en de 15-jarige [betrokkene] nu wel of niet heeft bestaan of nog bestaat, zij betrokken zijn geraakt bij de discussie tussen partijen over die (vermeende) relatie en mede daardoor in, naar het zich laat aanzien, ernstig loyaliteitsconflict zijn geraakt ten opzichte van beide ouders en met name hun vader. Een en ander wordt mede gevoed door het gegeven dat, nu zowel de ouders als de familie van [betrokkene] en [betrokkene] dicht bij elkaar wonen, ook de omgeving van de kinderen (school, vriendjes, voetbalclub) op de hoogte zijn van de al dan niet vermeende relatie tussen vader en [betrokkene]. Daardoor worden de kinderen door derden geconfronteerd met uitspraken over het verkeerde gedrag van hun vader. Dat alles maakt dat de kinderen in een niet te benijden situatie zijn geraakt. Niet te benijden omdat zij nog maar net de scheiding van hun ouders hebben ondervonden en het bestaande structurele contact met hun vader (dat door de echtscheiding noodzakelijkerwijs is teruggebracht tot de door de ouders afgesproken zorgregeling) vrij plotsklaps zien verdampen tot het ontbreken van ieder contact met hun vader. Niet te benijden ook omdat op hen permanente druk is komen te staan om een keuze te maken tussen hun ouders en met name tegen hun vader. Nu vooralsnog de bestaande hectische situatie voor de kinderen nog niet is “opgelost” en de kinderen rust verdienen zodat zij zoveel mogelijk aan hun eigen ontwikkelingstaken kunnen toekomen, is de kinderrechter voorshands van oordeel dat het in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen is om de zorgregeling met vader te hervatten. Hervatten nú zonder dat de gespannen situatie tussen de ouders en de onduidelijkheid over de vermeende relatie van vader plaats heeft gemaakt voor een meer ontspannen situatie voor de kinderen zou ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. Kortom, de zorgregeling zal worden opgeschort tot een later moment hetgeen hieronder in de uitspraak zal worden verwoord.
De raad dient onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en hun ouders ter beantwoording van de navolgende vragen:
Welke mogelijkheden zijn er om de zorgregeling met vader (of eventueel een gewijzigde of afgeslankte zorgregeling) te hervatten en welke stappen moeten in dat verband door de ouders en / of de kinderen worden gezet om daar te geraken ?
Levert omgang tussen de kinderen en de vader ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen indien de bestaande situatie ongewijzigd blijft ? zo ja, wat moet er aan die situatie veranderen ?
Zijn er overigens tijdens het onderzoek punten naar voren gekomen die van belang zijn voor het contact tussen de vader en zijn kinderen ?
De kinderrechter ziet vooralsnog onvoldoende aanleiding om in de ontstane belangenstrijd tussen de ouders en de kinderen voor de kinderen een bijzonder curator te benoemen. Verwacht mag worden dat de raad in het onderzoek voldoende zal doen om de stem van de kinderen tot hun recht te laten komen.
Van de ouders mag worden verwacht dat zij meewerken aan het onderzoek van de raad, ook waar het gaat om eventuele gesprekken met elkaar onder leiding van de onderzoeker van de raad én ook als de raad proefcontacten tussen de kinderen en de vader wenst te laten plaatsvinden of anderszins het gesprek tussen de vader en zijn kinderen op gang wenst te brengen.
Ondertussen dienen de ouders zich de vraag te stellen wat zij kunnen doen om voor de kinderen zoveel mogelijk een situatie te laten ontstaan dat zij weer vrij contact met hun vader kunnen hebben. In dat verband dient de vader zichzelf de vraag te stellen wat hij kan doen om de ontstane situatie op te lossen. Daarbij speelt voor hem in ieder geval de vraag of, nu hij op de zitting duidelijk afstand heeft genomen van het bestaan van enige affectieve relatie met [betrokkene], hij er, in het belang van zijn kinderen, niet verstandig aan zou doen om (door iedere schijn op het bestaan van een relatie te voorkomen) de contacten met het gezin van [betrokkene], waaronder haar vader en zijn beste vriend, te beëindigen.
In afwachting van het rapport van de raad wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
Zodra het rapport van de raad voor de rechtbank beschikbaar komt, zullen partijen via het familiejournaal gelegenheid krijgen om binnen 2 weken bij akte te reageren op het rapport en daarbij kunnen zij zich ook uitlaten over de eventuele noodzaak van een voortgezette mondelinge behandeling onder gelijktijdige opgave van hun verhinderdata in de lopende maand en de aansluitende 2 maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
schort de zorgregeling tussen vader en voornoemde kinderen, zoals vastgelegd in het ouderschapsplan behorende bij de echtscheidingsbeschikking van 16 maart 2016 (zaaknummer C/03/215847/ FA RK 16-86) totdat hetzij in deze bodemprocedure een andere beslissing is genomen, hetzij de ouders daarover schriftelijk andere afspraken met elkaar hebben gemaakt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
draagt de raad op onderzoek te doen en een rapport uit te brengen ter beantwoording van de hierboven geformuleerde vragen;
houdt iedere verdere beslissing aan pro forma voor de duur van 3 maanden (4 juli 2017) en bepaalt dat partijen na ontvangst door de rechtbank van het rapport in de gelegenheid worden gesteld om binnen 2 weken een akte te nemen zoals hierboven is toegelicht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. V. Stroeks, griffier op 4 april 2017.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.