ECLI:NL:RBLIM:2017:12911

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
5395366 \ AZ VERZ 16-350
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens seksuele intimidatie en ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Inalfa Roof Systems B.V. en een werknemer, aangeduid als [verwerende partij]. De zaak betreft beschuldigingen van seksuele intimidatie en ander grensoverschrijdend gedrag door de werknemer. Inalfa heeft bewijs geleverd door middel van getuigenverklaringen, die de beschuldigingen bevestigen. De kantonrechter oordeelt dat het gedrag van de werknemer ernstig verwijtbaar is en dat er voldoende grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. De kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden en heeft bepaald dat Inalfa geen transitievergoeding verschuldigd is aan de werknemer. Tevens is het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van Inalfa. De werknemer is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.147,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5395366 \ AZ VERZ 16-350
Beschikking van de kantonrechter van 13 oktober 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INALFA ROOF SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Oostrum,
werkgever,
gemachtigde mr. E.M. van Winden-Spaans,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[verwerende partij],
wonend [adres verwerende partij] ,
[woonplaats verwerende partij] ,
werknemer,
gemachtigde mr. J.W.M.T. Schaminée,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna Inalfa en [verwerende partij] worden genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 28 december 2016;
- de processen-verbaal van de getuigenverhoren die op 18 januari 2017, 20 februari 2017, en 22 mei 2017 aan de zijde van Inalfa zijn gehouden;
- de processen-verbaal van de tegengetuigenverhoren die op 22 juni 2017 en 14 januari 2017 aan de zijde van [verwerende partij] zijn gehouden.
1.2.
De gemachtigde van [verwerende partij] heeft bij brief van 5 oktober 2017 laten weten af te zien van het horen van verdere getuigen in contra-enquête, waarbij hij de veronderstelling heeft uitgesproken dat geen conclusiewisseling na enquête meer zal plaatsvinden. De gemachtigde van Inalfa heeft naar aanleiding hiervan op 9 oktober 2017 om beschikking gevraagd, waarna de datum voor beschikking is bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter neemt over en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in voormelde tussenbeschikking.
2.2.
Bij die beschikking is Inalfa toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat [verwerende partij] zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie, misbruik heeft gemaakt van zijn leidinggevende positie, pestgedrag heeft vertoond en fysieke bedreigingen heeft geuit.
2.3.
Inalfa heeft vervolgens acht getuigen doen horen. Deze getuigen bevestigen, ieder voor zover het haar of hem aangaat, de door Inalfa in het verzoekschrift gestelde feiten.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van een vergaand grensoverschrijdend - en daarmee verwijtbaar - gedrag aan de zijde van [verwerende partij] , wat een redelijke grond oplevert voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Gelet op deze ontbindingsgrond ligt herplaatsing van [verwerende partij] niet in de rede.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Inalfa op de primaire grond zal toewijzen.
De kantonrechter is, voorts, van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verwerende partij] . Conform het verzoek van Inalfa zal de arbeidsovereenkomst dan ook met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW worden ontbonden met ingang van heden. Gelet op het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 onder c BW is Inalfa bovendien geen transitievergoeding verschuldigd aan [verwerende partij] .
2.4.
[verwerende partij] heeft verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW is vereist dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Inalfa. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Inalfa zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Inalfa grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Inalfa een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zodat de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.
2.5.
[verwerende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Inalfa worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 117,00
- getuigentaxe 30,00
- salaris gemachtigde
€ 1.000,00(5.0 punten x € 200,00 tarief)
Totaal € 1.147,00

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden,
3.2.
veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Inalfa tot op heden begroot op € 1.147,00,
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: