ECLI:NL:RBLIM:2017:12763

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
C/03/218494 / FA RK 16-904
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van interlandelijke adoptie en vaststelling geboortegegevens van kinderen uit Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 december 2017 uitspraak gedaan over de erkenning van een interlandelijke adoptie van twee kinderen uit Nigeria door een echtpaar. De vrouw had eerder toestemming gekregen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor de adoptie van de kinderen, die in Nigeriaanse gezinnen waren opgevoed na het overlijden van hun biologische ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie door de vrouw erkend kan worden, maar dat de adoptie door de man niet erkend kan worden omdat hij geen beginseltoestemming had verkregen. De rechtbank heeft de geboortegegevens van de kinderen vastgesteld en erkend dat de kinderen de geslachtsnaam van de man hebben gekregen, ondanks dat zijn adoptie niet werd erkend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning van de adoptie in het belang van de kinderen is en dat de adoptie naar Nederlands recht kan worden uitgesproken voor de vrouw. De rechtbank heeft ook de inschrijving van de geboortegegevens gelast, waarbij de namen en geslachtsnaam van de kinderen zijn vastgesteld. De zaak benadrukt de complexiteit van interlandelijke adopties en de noodzaak om zowel de Nederlandse als de buitenlandse wetgeving in acht te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 20 december 2017
Zaaknummer: C/03/218494 / FA RK 16-904
C/03/218494 / FA RK 16-904
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw,
en
[verzoeker],
verder te noemen: de man,
gezamenlijk te noemen: verzoekers,
wonend te [woonplaats],
advocaat mr. R.G.J. Booij, kantoorhoudend te De Meern, gemeente Utrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: WBRv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
verder te noemen: de raad.
Als belanghebbende daartoe uitgenodigd heeft een schriftelijke toelichting op de zaak gegeven:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,
verder te noemen: de ambtenaar.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het op 22 maart 2016 ingediende verzoekschrift met producties;
  • de brief van 13 mei 2016 van de ambtenaar;
  • de brief van 13 maart 2017 van de raad en het daarbij gevoegde rapport van 9 maart 2017;
  • de brief van 6 juli 2017, met productie, van de advocaat van verzoekers;
  • de brief van 10 november 2017, met producties, van de advocaat van verzoekers, waarbij de verzoeken deels zijn gewijzigd.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 november 2017. Verschenen zijn: verzoekers, bijgestaan door hun advocaat. Verzoekers hebben de verzoeken nog toegelicht. De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekers zijn op [2011] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit.
Bij besluit van 26 oktober 2011 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van het verzoek van 23 oktober 2008 van de vrouw aan haar toestemming verleend tot opneming ter adoptie van één of twee buitenlandse kinderen. Deze toestemming is geldig tot 27 oktober 2015.
Bij besluit van 18 mei 2015 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de vrouw naar aanleiding van voormeld verzoek toestemming verleend tot opneming ter adoptie van de kinderen [voornamen minderjarige 1] en [voornamen minderjarige 2], beiden geboren op [2010], met de Nigeriaanse nationaliteit. Deze toestemming is geldig tot 27 oktober 2015.
Blijkens ‘Affidavit’ van 9 december 2014, afgelegd ten overstaan van ‘the commissioner for oaths’ van ‘the High Court of Justice’ te Osun, Nigeria, hebben de oom en tante van voormelde kinderen (broer en schoonzus van de biologische vader van de kinderen), die sinds het overlijden van de biologische ouders (de biologische vader op [2012] en de biologische moeder op [2013]) voor de kinderen zorgden, de kinderen in hun belang overgedragen aan ‘the government State of Osun (Ministry of Women and Children Affairs)’.
Bij besluit van 7 september 2015 (‘Approval for Adoption’) van het ‘Ministry of Women and Children Affairs’ te Osogbo, State of Osun, Nigeria, is aan verzoekers toestemming verleend tot adoptie van de kinderen.
Uit de overgelegde beslissingen van 16 september 2015 (‘Enrolment of Order’ en ‘Final Adoption of Order’) van ‘the Family Court, Osun State of Nigeria’ blijkt dat naar Nigeriaans recht de adoptie van de kinderen door verzoekers tot stand is gekomen. Bij die adoptie hebben de kinderen de namen [naam na adoptie 1] en [naam na adoptie 2] gekregen en zijn de kinderen overgedragen aan de zorg en het gezag van verzoekers.
Op 17 september 2015 is in Nigeria naar aanleiding van de adoptie ten aanzien van beide kinderen een ‘Certificate of Birth’ afgegeven, waarin verzoekers als de moeder en de vader van de kinderen zijn vermeld.
Op 13 november 2015 hebben de kinderen een Nigeriaans paspoort verkregen.
Op 1 december 2015 is ten behoeve van de kinderen een visum voor Nederland verstrekt.
Verzoekers hebben de kinderen vervolgens meegenomen naar Nederland en sindsdien hebben zij de kinderen samen verzorgd en opgevoed. Op 7 december 2015 zijn de kinderen ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp) op het adres van verzoekers.
Op 19 januari 2016 is ten behoeve van de kinderen een verblijfsvergunning, regulier voor bepaalde tijd, verleend, geldig tot 2 december 2020, voor verblijf als familie- of gezinslid bij de vrouw.

3.De verzoeken

De verzoeken strekken ertoe, na wijziging ervan, dat de rechtbank:
  • primair: de buitenlandse adoptie van de kinderen door verzoekers erkent;
  • verstaat dat de kinderen de voornamen ‘[voornamen minderjarige 1]’ respectievelijk ‘[voornamen minderjarige 2]’ en de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’ zullen hebben;
  • de inschrijving gelast van de geboorteaktes van de kinderen, onder eventuele aanvulling van de geboortegegevens, subsidiair de geboortegegevens van de kinderen vaststelt en de inschrijving daarvan gelast.
Verzoekers hebben gesteld dat de beginseltoestemming alleen is verleend (en verlengd) op naam van de vrouw en dat aan de man geen beginseltoestemming is verleend. Hierdoor voldoet het erkenningsverzoek niet volledig aan de wettelijke voorwaarden, althans niet voor zover het betrekking heeft op de buitenlandse adoptie door de man. Indien de erkenning van de buitenlandse adoptie niet mogelijk is ten aanzien van beiden, staat geen wettelijke bepaling in de weg aan de erkenning van de buitenlandse adoptie voor zover deze ziet op de adoptie door de vrouw. Daarnaast wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de adoptie naar Nederlands recht. In redelijkheid moet worden aangenomen dat de kinderen van hun biologische ouders (als verzorgers en opvoeders) niets meer te verwachten hebben. Uit het rapport van de raad blijkt dat de adoptie in het belang is van de kinderen. Op de adoptieprocedure in Nigeria is de Child’s Rights Act 2003 (hierna: CRA) van toepassing. De CRA is geïmplementeerd in de wetgeving van Osun State. Ingevolge de artikelen 141 en 146 CRA komen door een adoptie exclusieve familierechtelijke banden tot stand tussen het kind en de adoptieouders. De buitenlandse adoptie heeft derhalve een sterk karakter. Door de Nigeriaanse adoptie-uitspraak dragen de kinderen de voornamen ‘[voornamen minderjarige 1]’ respectievelijk ‘[voornamen minderjarige 2]’ en de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’. Door verzoekers is geen wijziging gevraagd van die geslachtsnaam, zodat de kinderen de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’ behouden. De overgelegde ‘Certificates of Birth’ geven niet de oorspronkelijke geboortegegevens van de kinderen weer, doch de gegevens zoals die luiden na de beslissing van 16 september 2015 van ‘the Family Court’. Inmiddels beschikken verzoekers over de originelen van de oorspronkelijke geboorteaktes van de kinderen, maar zij zijn niet in staat om gelegaliseerde afschriften daarvan te verkrijgen. Verzoekers hebben daarom belang erbij dat de rechtbank de geboortegegevens vaststelt op de wijze als in het verzoekschrift is vermeld en zoals nader aangepast is bij schrijven van 10 november 2017 van hun advocaat én bij de mondelinge behandeling.

4.Het standpunt van de ambtenaar

De ambtenaar heeft naar voren gebracht dat Nigeria niet is aangesloten bij het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (hierna: HAV1993), zodat dat verdrag niet van toepassing is. Of de buitenlandse adoptie kan worden erkend, dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 10:108 BW e.v. De beginseltoestemming is alleen op naam van de vrouw afgegeven. De adoptiewetgeving kan in Nigeria per deelstaat verschillen. De ambtenaar heeft geen documentatie gevonden ten aanzien van adoptie in de staat Osun. De ambtenaar maakt daarom bezwaar tegen de erkenning van de buitenlandse adoptie. Omdat zowel de vrouw als de man in familierechtelijke betrekking met de kinderen wil komen te staan, ligt het voor de hand de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. Ten aanzien van die adoptie is de ambtenaar geen belanghebbende. De door de kinderen bij de buitenlandse adoptie verkregen namen worden op grond van artikel 10:24 BW in Nederland erkend. Van de kinderen komen geen geboorteaktes voor in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage. De overgelegde ‘Certificates of Birth’ betreffen een herregistratie en bevatten niet de oorspronkelijke geboortegegevens van de kinderen. Met het oog hierop ligt het voor de hand de oorspronkelijke geboortegegevens van de kinderen vast te stellen. De ambtenaar heeft een voorstel gedaan met betrekking tot de vast te stellen geboortegegevens.

5.Het standpunt van de raad

De raad heeft geadviseerd het verzoek tot erkenning van de Nigeriaanse adoptie toe te wijzen. De raad is van mening dat de erkenning van die adoptie in het kennelijk belang is van de kinderen. De raad heeft aangevoerd dat verzoekers de kinderen een beschermde opvoedingssituatie bieden met structuur, liefde, duidelijkheid en ruimte om zich binnen hun eigen mogelijkheden te ontwikkelen. Verzoekers hebben respect voor de eigenheid van de tweeling. In het dagelijks leven is statusvoorlichting van de tweeling een vanzelfsprekend onderdeel van de opvoeding. Verzoekers genieten van de tweeling en hun gezinsleven en ook de kinderen laten in hun gedrag zien zich vertrouwd c.q. gehecht te voelen aan verzoekers.

6.De beoordeling

rechtsmacht
De onderhavige zaak heeft een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom eerst ambtshalve te beoordelen of aan de Nederlandse rechter (in internationale zin) bevoegdheid toekomt van het verzoek kennis te nemen. Nu verzoekers en de kinderen in Nederland woonplaats hebben, komt aan de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef en
onder a, WBRv rechtsmacht toe.
erkenning van buitenlandse adoptiebeslissing
De rechtbank dient eerst ambtshalve te toetsen of de in Nigeria bij beslissingen van
16 september 2015 uitgesproken adoptie van de kinderen door verzoekers van rechtswege in Nederland wordt erkend of voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, hetzij op grond van het HAV1993, hetzij, als dat Verdrag niet van toepassing is, op grond van artikel 10:108 BW of artikel 10:109 BW. Indien sprake is van een voor erkenning vatbare buitenlandse adoptiebeslissing, komt de rechtbank niet meer toe aan het verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken.
Nigeria is geen partij bij het HAV1993, zodat dat Verdrag niet van toepassing is.
Om te bepalen of op het verzoek tot erkenning van de Nigeriaanse adoptiebeslissingen artikel 10:108 BW of artikel 10:109 BW van toepassing is, is van belang waar de kinderen en verzoekers hun gewone verblijfplaats hadden, zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak. Uit de gedingstukken blijkt dat de kinderen op voormelde tijdstippen hun gewone verblijfplaats in Nigeria hadden, terwijl verzoekers hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Gezien het vorenstaande dient het verzoek tot erkenning van de Nigeriaanse adoptiebeslissingen beoordeeld te worden aan de hand van artikel
10:109 BW.
Op grond van artikel 10:109, lid 1, BW wordt een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, erkend indien:
de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen,
de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108, lid 2 of lid 3, BW zou worden onthouden.
Aan een beslissing houdende adoptie wordt op grond van artikel 10:108, lid 2 of lid 3, BW, voor zover hier van belang, erkenning onthouden indien:
  • aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
  • de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, waarvan in elk geval sprake is indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
Gelet op de overgelegde beslissingen van 16 september 2015, voorzien van de benodigde legalisaties, gaat de rechtbank ervan uit dat de adoptie in Nigeria is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit.
In artikel 2 van de Wobka is bepaald dat de opneming van een buitenlands kind met het oog op adoptie uitsluitend is toegestaan, indien voorafgaande beginseltoestemming is verkregen.
Vast staat dat de man geen beginseltoestemming heeft verkregen. De bepalingen van de Wobka zijn in zoverre niet in acht genomen en de rechtbank zal daarom het verzoek tot erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissingen voor zover het de man betreft afwijzen.
Omdat de vrouw voorafgaand aan de adoptie beginseltoestemming heeft verkregen, gaat de rechtbank ervan uit dat de bepalingen van de Wobka in zoverre in acht zijn genomen.
De raad is van mening dat de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang is van de kinderen. Mede gezien het rapport van de raad, is de rechtbank, na eigen weging en waardering, van oordeel dat de erkenning van de in Nigeria gegeven adoptiebeslissingen in het kennelijk belang is van de kinderen. Niet gebleken is dat zich een van de gronden, bedoeld in artikel 10:108, lid 2 of lid 3, BW voordoet voor het onthouden van de erkenning aan de in Nigeria gegeven adoptiebeslissingen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat ten aanzien van de vrouw aan de in artikel 10:109, lid 1, BW genoemde voorwaarden voor erkenning van de in Nigeria gegeven adoptiebeslissingen is voldaan. Omdat op grond van artikel 10:109, lid 2, BW de procedure van artikel 1:26 BW van toepassing is, zal de rechtbank het verzoek tot erkenning van de in Nigeria gegeven adoptiebeslissingen aldus toewijzen dat de rechtbank ten aanzien van de vrouw voor recht zal verklaren dat die beslissingen voldoen aan de in artikel 10:109, lid 1, BW genoemde voorwaarden voor erkenning en dat die beslissingen naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
omzetting van buitenlandse adoptie in een adoptie naar Nederlands recht
De rechtbank is met verzoekers op de door hen aangegeven gronden van oordeel dat de buitenlandse adoptie een sterk karakter heeft. De erkenning van die adoptie voor zover het de vrouw betreft houdt daarmee tevens in de erkenning van de verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan omzetting van die adoptie.
adoptie naar Nederlands recht
Op grond van artikel 10:105, lid 1, BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens lid 2, het Nederlandse recht van toepassing. Dat betekent dat het onderhavige verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 BW, voor zover hier van belang.
Ingevolge artikel 10:105, lid 2, BW is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. De kinderen bezitten thans nog de Nigeriaanse nationaliteit, zodat in zoverre het Nigeriaanse recht van toepassing is. Naar Nigeriaans recht is in beginsel de toestemming van de oorspronkelijke ouders voor de adoptie vereist, maar de oorspronkelijke ouders zijn voorafgaand aan de adoptie overleden en de kinderen zijn na het overlijden van de ouders door familieleden van de biologische vader aan ‘the government State of Osun’ afgestaan, omdat geen directe familieleden voor de kinderen wilden zorgen.
Op grond van artikel 1:227, lid 2, tweede volzin, BW kan het verzoek door de adoptant die echtgenoot van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
De vrouw heeft pas bij het in kracht van gewijsde gaan van de onderhavige beschikking als de ouder van de kinderen te gelden. Het belang van de kinderen dient in dezen echter voorop te staan en dat belang vergt dat beide verzorgers en opvoeders van de kinderen zo mogelijk gelijktijdig in een familierechtelijke betrekking met de kinderen komen te staan. Vanwege het belang van de kinderen en om proceseconomische redenen zal de rechtbank daarom vooruitlopen op het juridisch ouderschap van de vrouw.
Genoegzaam gebleken is dat verzoekers onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek ten minste drie aaneengesloten jaren met elkaar hebben samengeleefd.
Ingevolge artikel 1:227, lid 3, BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
Mede gezien het rapport van de raad is de rechtbank van oordeel dat de adoptie van de kinderen door de man in het kennelijk belang is van de kinderen, aangezien de man al vanaf september 2015, samen met de vrouw, zorg draagt voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De oorspronkelijke ouders van de kinderen zijn overleden en daarmee staat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vast en is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat de kinderen niets meer van hun oorspronkelijke ouders in de hoedanigheid van verzorgers en opvoeders te verwachten hebben.
Voor zover het de hier van belang zijnde voorwaarden voor adoptie, als bedoeld in
artikel 1:228 BW betreft overweegt de rechtbank als volgt:
  • de kinderen zijn op de dag van het eerste verzoek minderjarig;
  • de kinderen zijn geen kleinkinderen van de man;
  • de man is ten minste achttien jaren ouder dan de kinderen;
  • van tegenspraak van de oorspronkelijke ouders van de kinderen kan geen sprake zijn, omdat ze zijn overleden;
  • de vrouw stemt in met de adoptie;
  • de man heeft, vanaf het moment dat hij en de vrouw de kinderen feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden, de kinderen ten minste een jaar mede verzorgd en opgevoed;
  • de vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen.
Uit het voorgaande volgt dat aan de voorwaarden voor het uitspreken van de adoptie door de man van de kinderen is voldaan. Het betreffende verzoek ligt daarmee voor toewijzing gereed. De adoptie heeft op grond van artikel 1:230, lid 1, BW haar gevolgen van de dag waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
inschrijving van buitenlandse geboorteaktes / vaststelling van geboortegegevens
Vast staat dat in het geboorteregister van de gemeente ’s-Gravenhage geen geboorteaktes van de kinderen voorkomen.
De overgelegde ‘Certificates of Birth’ komen niet voor inschrijving in aanmerking, omdat daarin niet de oorspronkelijke geboortegegevens van de kinderen zijn vermeld.
Verzoekers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat zijn gelegaliseerde afschriften van de oorspronkelijke geboorteaktes van de kinderen over te leggen. De rechtbank zal daarom, gelet op artikel 10:109, lid 3, BW en artikel 1:25c BW, de voor het opmaken van een geboorteakte van de kinderen noodzakelijke gegevens vaststellen, op de wijze zoals in het dictum nader is vermeld. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met alle bewijzen en aanwijzingen zoals die op grond van de door verzoekers overgelegde stukken in deze procedure aan haar ter kennis zijn gekomen. Voor zover de ambtenaar heeft voorgesteld om als voornaam van de moeder ‘[voornaam 1]’ op te nemen gaat de rechtbank ervan uit dat dat een vergissing is, nu ‘[voornaam 1]’ de voornaam van de vader is en uit de door verzoekers overgelegde stukken blijkt dat de voornaam van de moeder ‘[voornaam 2]’ is.
Op grond van artikel 1:25f BW is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage de bevoegde ambtenaar voor het opmaken van een akte van inschrijving, die geldt als een akte van geboorte in de zin van artikel 1:19 BW
voornamen en geslachtsnaam kinderen
In artikel 10:24, lid 1, BW is bepaald dat, indien de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat zijn gewijzigd en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, de aldus vastgelegde of gewijzigde geslachtsnaam of voornamen in Nederland worden erkend. De erkenning kan niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van deze wet zou zijn gevolgd.
De rechtbank stelt vast dat bij de buitenlandse adoptie de kinderen de voornamen ‘[voornamen minderjarige 1]’ respectievelijk ‘[voornamen minderjarige 2]’ hebben verkregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’ van de man. De buitenlandse adoptie wordt echter niet ten aanzien van de man erkend en daarmee dringt zich de vraag op of de naamsverandering van de kinderen dan wel kan worden erkend.
In dit verband is van belang dat artikel 10:24 BW zijn oorsprong vindt in artikel 5a van de (per 1 januari 2012 vervallen) Wet conflictenrecht namen (hierna: Wcn). In de Memorie van Toelichting (Kamerstuk 25971 nr. 3 vergaderjaar 1997-1998) bij de Wijziging van de Wet conflictenrecht namen in verband met de totstandkoming van de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek (Stb. 161) is, voor zover hier van belang, met betrekking tot artikel 5a Wcn het navolgende overwogen:
‘Op strijd met de openbare orde kan geen beroep worden gedaan enkel omdat vreemd recht is toegepast. Niet van belang is of de aan de naamsverandering ten grondslag liggende wijziging in de persoonlijke staat als zodanig in Nederland wordt erkend.’
Gelet op voormelde passage uit de Memorie van Toelichting staat de niet-erkenning van de buitenlandse adoptie ten aanzien van de man daarom niet in de weg aan de erkenning van de bij de buitenlandse adoptie door de kinderen verkregen voornamen en geslachtsnaam van de man.
Om misverstanden daarover te voorkomen zal de rechtbank in het dictum opnemen dat wordt verstaan dat de kinderen bij de buitenlandse adoptie de voornamen ‘[voornamen minderjarige 1]’ respectievelijk ‘[voornamen minderjarige 2]’ hebben verkregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’.
latere vermelding van de adoptie
De rechtbank zal op de voet van artikel 10:109, lid 3, BW ambtshalve een last geven tot toevoeging van een latere vermelding van de (erkenning van de) adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand.
Voor zover het betreft de adoptie naar Nederlands recht van de kinderen door de man wordt op grond van artikel 1:20a, lid 1 en onder a, BW juncto artikel 1:20a, lid 1 BW een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteaktes van de kinderen toegevoegd.

7.De beslissing

De rechtbank:
stelt als geboortegegevens van de kinderen vast:
KINDEREN
geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
voornamen: [voornamen minderjarige 1]
dag van geboorte: [2010]
plaats van geboorte: [geboorteplaats], Nigeria
geslacht: M (mannelijk)
geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
voornamen: [voornamen minderjarige 2]
dag van geboorte: [2010]
plaats van geboorte: [geboorteplaats], Nigeria
geslacht: M (mannelijk)
OUDERS
geslachtsnaam moeder: [geslachtsnaam]
voornamen: [voornaam 2]
dag van geboorte: -
plaats van geboorte: -
geslachtsnaam vader: [geslachtsnaam]
voornamen: [voornaam 1]
dag van geboorte: -
plaats van geboorte: -
verklaart voor recht dat de beslissingen van 16 september 2015 (‘Enrolment of Order’ en ‘Final Adoption of Order’) van ‘the Family Court, Osun State of Nigeria’, waarbij naar Nigeriaans recht de adoptie van voormelde kinderen tot stand is gekomen, voor zover die beslissingen betrekking hebben op de adoptie door [verzoekster], geboren op
[1970] te [geboorteplaats], voldoen aan de in artikel 10:109, lid 1, BW genoemde voorwaarden voor erkenning en dat die beslissingen naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
verstaat dat de kinderen bij de buitenlandse adoptie de voornamen ‘[voornamen minderjarige 1]’ respectievelijk ‘[voornamen minderjarige 2]’ hebben verkregen en de geslachtsnaam [geslachtsnaam]’;
spreekt uit de adoptie van voormelde kinderen door [verzoeker], geboren op [1965] te [geboorteplaats];
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage een latere vermelding betreffende de (erkenning van de) adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
wijst af het meer of anders verzochte;
bepaalt dat de griffier, nadat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift daarvan zal zenden aan:
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, dit onder bijvoeging van een afschrift van de adoptiebeslissingen van 16 september 2015 (‘Enrolment of Order’, productie 10 bij het verzoekschrift, en ‘Final Adoption of Order’, productie gevoegd bij brief van 6 juli 2017 van de advocaat van verzoekers);
  • de griffier van het centraal gezagsregister om daarin op de voet van artikel 2, aanhef en onder k, Besluit gezagsregisters aantekening te houden van de onderhavige uitspraak betreffende de (erkenning van de) adoptie;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A.J. Rings-Martens als griffier op
20 december 2017.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.