In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 13 februari 2017, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de ligging van de juridische grens tussen hun percelen. De eisende partij, bestaande uit twee eisers, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde partij, eveneens bestaande uit twee gedaagden, met betrekking tot de erfgrens en schadevergoeding. De eisers zijn sinds 1 oktober 1996 eigenaar van een perceel, terwijl de gedaagden sinds 15 maart 2004 eigenaar zijn van een aangrenzend perceel. De erfgrens tussen de percelen is onderwerp van geschil, vooral na een grensreconstructie door het Kadaster in 2004, waarbij geen van beide partijen bezwaar heeft gemaakt tegen de aangewezen kadastrale grenzen.
De eisers vorderen onder andere schadevergoeding en ontruiming van het perceel van de gedaagden tot aan de kadastrale grens, alsook herstel van de erfafscheiding. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de juridische grens ligt waar de betonnen afscheiding tot 2010 stond, en dat zij recht hebben op deze strook grond door verkrijgende verjaring. De kantonrechter heeft de stellingen van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims, terwijl de gedaagden wel degelijk recht hebben op de grond op basis van verjaring.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden hun recht op de grond kunnen handhaven terwijl de eisers in beroep gaan.