ECLI:NL:RBLIM:2017:12700

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
C/03/243372 / KG ZA 17-613
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebieds- en contactverbod in kort geding met afwijzing op basis van onvoldoende aannemelijke feiten

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel een gebieds- en contactverbod te verkrijgen. De eiseres, die samen met haar twee minderjarige kinderen na een verbroken huwelijk weer samenwoont met haar echtgenoot, stelt dat gedaagde zich agressief heeft gedragen en haar en haar kinderen heeft lastiggevallen. De procedure begon met een dagvaarding op 28 november 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 december 2017. Eiseres vordert onder andere dat gedaagde zich gedurende twee jaar niet in de gemeente van eiseres mag bevinden en geen contact met haar of haar kinderen mag opnemen.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat gedaagde zich schuldig maakt aan de gestelde gedragingen. De overgelegde bewijsstukken, waaronder sms-berichten en social media-berichten, waren niet overtuigend genoeg om de vordering te onderbouwen. De rechter oordeelt dat voor een inbreuk op de vrijheid van gedaagde, zoals gevorderd door eiseres, in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden moeten worden aangetoond, wat in dit geval niet is gebeurd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 894,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.F. Gerard op 22 december 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/243372 / KG ZA 17-613
Vonnis in kort geding van 22 december 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J. de Haan,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.M.G.M. Raafs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2017 met producties,
  • de brief van 19 december 2017 van [gedaagde] met producties,
  • de mondelinge behandeling van 21 december 2017, de pleitnotities van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in 2011 gehuwd met [naam echtgenoot] met wie zij, met haar twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , tot 18 april 2016 heeft samengeleefd te [plaats] .
2.2.
De samenwoning is verbroken doordat de woning door de politie is ontruimd in verband met een onderzoek naar het produceren en/of verhandelen van synthetische drugs. [eiseres] heeft met haar kinderen daarop ongeveer een maand onderdak gevonden bij en een affectieve relatie gehad met [gedaagde] , waarna zij zich bij haar vader heeft gevestigd.
2.3.
Inmiddels wonen [eiseres] , haar kinderen en [naam echtgenoot] weer samen te [woonplaats 1] aan de [adres 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert:
[gedaagde] te verbieden zich gedurende twee jaar na betekening van dit vonnis te begeven naar en/of zich te bevinden in de gemeente [woonplaats 1] voor zover gelegen in het gebied van de [adres 1] vanaf de [adres 2] tot aan de [adres 2] alsmede in de [adres 2] , en evenmin zich op te houden in de [adres 2] tussen de [adres 2] tot aan de [adres 2] , zoals weergegeven op de bij dagvaarding overgelegde kaart;
[gedaagde] te verbieden om op enigerlei wijze met haar of met haar minderjarige kinderen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] contact op te nemen, hetzij fysiek hetzij telefonisch hetzij per SMS dan wel via App berichten dan wel via enigerlei sociale media, noch haar of haar kinderen op enigerlei wijze elders hinderlijk te volgen of te benaderen;
zulks met sanctionering door een dwangsom en met machtiging om met behulp van de sterke arm de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat:
  • [gedaagde] een zeer agressief karakter heeft,
  • [gedaagde] na de periode dat [eiseres] en haar kinderen bij hem woonden vrijpostig gedrag heeft getoond jegens haar,
  • [gedaagde] tijdens haar afwezigheid haar auto heeft gebruikt en meerdere overtredingen heeft begaan, zoals het door rood licht rijden,
  • [gedaagde] haar telefonisch en op straat met verbaal agressief gedrag bleef benaderen, hetgeen is toegenomen nadat [eiseres] en [naam echtgenoot] weer zijn gaan samenwonen,
  • [gedaagde] ook haar kinderen lastig blijft vallen,
  • [gedaagde] haar scooter heeft verduisterd of gestolen en dat zij daarvan aangifte heeft gedaan,
  • [gedaagde] zich enige tijd rustig heeft gehouden nadat hij was aangeschreven door haar advocaat, maar haar weer regelmatig lastig valt en zich daarbij vertoont bij de woning van [eiseres] en [naam echtgenoot] ,
  • [gedaagde] aan de deur komt ook als dochter [minderjarige 1] alleen thuis is, hetgeen tot grote psychische druk bij de dochter leidt,
  • [gedaagde] niets te zoeken heeft in [woonplaats 1] , omdat hij in [woonplaats 2] woont en hij geen reden heeft bij de woning van [eiseres] langs te gaan,
  • [eiseres] aangifte heeft gedaan van het bedreigend gedrag van [gedaagde] bij de wijkagent,
  • [gedaagde] veroordeeld is wegens verboden wapenbezit en het bezit van munitie,
  • haar zoon [minderjarige 2] psychisch lijdt onder de dingen die hij meemaakt en onder behandeling is bij Levanto,
  • [gedaagde] met de vader van [minderjarige 2] bevriend is en deze opstookt in een procedure inzake het ouderlijk gezag
[eiseres] stelt dat het spoedeisend belang uit deze feiten voortvloeit.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Onder meer ontkent hij het hem verweten gedrag.

4.De beoordeling

4.1.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn om te kunnen aannemen dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan de gestelde gedragingen. Zo betreffen de door [eiseres] overgelegde producties de brief van haar toenmalige advocaat uit januari 2017 met stukken die betrekking hebben op gestelde gedragingen van [gedaagde] in 2016, terwijl [eiseres] zelf stelt dat hij zich daarna rustig hield. kortom gedateerd materiaal. Uit de, niet in de dagvaarding toegelichte, schermafdrukken van sms, app en social media-berichten met onfatsoenlijke taal, beledigingen en, zo stelt [eiseres] , bedreigingen, die naar zij stelt aan haarzelf en aan haar dochter zijn verstuurd, blijkt bovendien niet dan wel niet voldoende dat [gedaagde] daarvoor verantwoordelijk was. Verder heeft de door [eiseres] zelf opgestelde lijst van ontvangen berichten niet meer bewijskracht dan die van een partijverklaring, dus zeer beperkt. [eiseres] heeft ter zitting nader bewijs aangeboden, onder meer via het beluisteren van opnames van telefoongesprekken, maar dit bewijs had eerder kunnen worden overgelegd (bij de geluidsopnames door overlegging van een transcriptie), en had daarom in het kader van een behoorlijke procesorde ook eerder moeten worden overgelegd, dit nog los van het gegeven dat de kort gedingprocedure zich niet leent voor uitvoerige bewijsvoering. Ook is niet gebleken dat de wijkagent, althans de politie, nader onderzoek heeft gedaan terzake de feiten waarvan [eiseres] beweerdelijk aangifte heeft gedaan.
4.3.
Er is kortom niet gebleken van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die de gevorderde inbreuk op de vrijheid van [gedaagde] kunnen rechtvaardigen. De vordering moet alleen hierom al worden afgewezen.
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 894,00, te weten € 78,00 griffierecht onvermogenden en € 816,00 salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 894,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB