Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
OLYMPIA UITZENDBUREAU B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarbij een comparitie van partijen is gelast
- de comparitie van partijen d.d. 18 januari 2017.
2.De feiten
4.4. De beoordeling
- € 3.966,75 netto aan scheidingstoelage
- € 1.612,50 netto aan (gemiste) reisuren
- € 6.572,00 netto aan maaltijdvergoedingen.
4.5. Naar het oordeel van de kantonrechter biedt het door [eiser] overgelegde overzicht onvoldoende steun voor de stelling dat hij nog een loonaanspraak heeft op Olympia. [eiser] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de door hem geclaimde (gemiste) reisuren daadwerkelijk zijn gemaakt of dat hij op zijn minst voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in de bedrijfsovereenkomst van G4S om tot uitkering van die reisuren in aanmerking te komen. Dit geldt onverkort ook voor de maaltijdvergoedingen, waarbij ook nog eens meeweegt dat Olympia onbetwist heeft gesteld dat zij aan [eiser] wél maaltijdvergoedingen heeft betaald. [eiser] heeft nagelaten om onderbouwd te stellen dat hij niettemin aanspraak heeft op meer of een hogere vergoeding. Ten aanzien van de scheidingstoelage geldt ook dat [eiser] onvoldoende feiten heeft gesteld ter onderbouwing van zijn vordering. Niet blijkt immers dat [eiser] op verzoek van Olympia (of G4S) elders heeft moeten overnachten. Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] op grond van artikel 22 van het Wetboek van Rechtsvordering verzocht om Olympia de boekingen die betrekking hebben op de overnachtingen over te laten leggen. De kantonrechter passeert dit verzoek. Het had op de weg van [eiser] gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen door bijvoorbeeld te stellen op welke data zijn vordering betrekking had. Nu zulk niet het geval is, ziet de kantonrechter geen enkele aanleiding om met toepassing van artikel 22 Rv Olympia te gelasten de door [eiser] bedoelde boekingen over te leggen.