In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap naar burgerlijk recht, hierna te noemen [eisende partij], en de besloten vennootschap HOLDING [Y] B.V., hierna te noemen [gedaagde partij]. De eisende partij heeft in november en december 2015 boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij, waarvoor zij twee facturen heeft gestuurd. De gedaagde partij heeft deze facturen echter onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot een werkstop van de eisende partij. De eisende partij vordert nu betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van meerdere facturen, waarvan de betalingstermijnen ruimschoots zijn overschreden. De eisende partij heeft terecht haar werkzaamheden opgeschort en de extra werkzaamheden die hieruit voortvloeiden zijn voor rekening van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde partij, dat de extra werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest, verworpen. Tevens is het beroep op verrekening door de gedaagde partij afgewezen, omdat het aan de gedaagde partij zelf te wijten was dat de werkzaamheden waren stopgezet.
De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij integraal toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.