ECLI:NL:RBLIM:2017:12629

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
6198322 cv expl 17-6314
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en vergoeding van incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap naar burgerlijk recht, hierna te noemen [eisende partij], en de besloten vennootschap HOLDING [Y] B.V., hierna te noemen [gedaagde partij]. De eisende partij heeft in november en december 2015 boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor de gedaagde partij, waarvoor zij twee facturen heeft gestuurd. De gedaagde partij heeft deze facturen echter onbetaald gelaten, wat heeft geleid tot een werkstop van de eisende partij. De eisende partij vordert nu betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van meerdere facturen, waarvan de betalingstermijnen ruimschoots zijn overschreden. De eisende partij heeft terecht haar werkzaamheden opgeschort en de extra werkzaamheden die hieruit voortvloeiden zijn voor rekening van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde partij, dat de extra werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest, verworpen. Tevens is het beroep op verrekening door de gedaagde partij afgewezen, omdat het aan de gedaagde partij zelf te wijten was dat de werkzaamheden waren stopgezet.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij integraal toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6198322 \ CV EXPL 17-6314
Vonnis van de kantonrechter van 20 december 2017
in de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht [X],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde Haenen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOLDING
[Y] B.V.,
Statutair gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de comparitie van 27 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft in november en december 2015 onder toepassing van haar algemene voorwaarden in opdracht van [gedaagde partij] boekhoudkundige werkzaamheden verricht.
2.2.
Voor de verrichte werkzaamheden heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] een tweetal facturen gestuurd. Facturen d.d. 7 december 2015 met nummer 508211 ad € 720,41 en d.d. 15 januari 2016 met nummer 9526849 ad € 2.778,28. Deze facturen heeft [gedaagde partij] onbetaald gelaten.
2.3.
Bij brief van 19 maart 2015 is [gedaagde partij] ingebreke gesteld voor de voldoening van een zestal openstaande facturen, met een totaalbedrag van € 2.381,28. Tevens is bij deze brief aan [gedaagde partij] medegedeeld dat de nog voor [gedaagde partij] uit te voeren werkzaamheden zullen worden stopgezet.
2.4.
[gedaagde partij] heeft daarop in mindering voldaan een bedrag van € 1.500,00.
2.5.
Bij brief van 21 mei 2015 is [gedaagde partij] ingebreke gesteld voor de voldoening van het restant van de openstaande vordering (van de ingebrekestelling van 19 maart 2015), voor een totaalbedrag van € 881,28. Tevens is bij deze brief aan [gedaagde partij] medegedeeld dat de nog voor [gedaagde partij] uit te voeren werkzaamheden zullen worden stopgezet.
2.6.
De nog voor [gedaagde partij] uit te voeren werkzaamheden zijn stopgezet.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 3.498,69, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag de door [gedaagde partij] onbetaald gelaten facturen van 7 december 2015 en 15 januari 2016. [eisende partij] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] werkzaamheden verricht.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat een deel van de door [eisende partij] verrichte werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest indien [eisende partij] niet de werkzaamheden voor [gedaagde partij] zou hebben stopgezet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde partij] richt zich met name op door [eisende partij] in rekening gebrachte werkzaamheden die nodig waren om eerder niet verrichte werkzaamheden ‘in te halen’. Hierdoor waren extra werkzaamheden nodig, waarvan [gedaagde partij] van mening is dat deze voor rekening van [eisende partij] komen, nu [eisende partij] de werkzaamheden voor [gedaagde partij] op enig moment heeft gestaakt.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Ter zitting is genoegzaam duidelijk geworden dat [eisende partij] haar lopende werkzaamheden voor [gedaagde partij] heeft gestaakt, nu er sprake was van een zestal openstaande facturen. Vijf van deze facturen dateren uit 2014 en één factuur is gedateerd 16 januari 2015. Met een betalingstermijn van dertig dagen was de betalingstermijn voor deze facturen ruimschoots overschreden.
Met de betaling van € 1.500,00 is een deel van deze facturen betaald, doch restte er nog een bedrag van € 881,28. Ook in de ingebrekestelling voor dit bedrag (21 mei 2015) is [gedaagde partij] medegedeeld dat de werkzaamheden voor haar zouden worden gestopt.
Het moge zo zijn dat niet de directe contactpersoon van [gedaagde partij] , de heer [A] , de zogenaamde werkstop persoonlijk aan [gedaagde partij] heeft medegedeeld, echter is ter zitting door [gedaagde partij] erkend dat zij de ingebrekestellingen van 19 maart 2015 en 21 mei 2015 heeft ontvangen. Hiermee was zij dus wel bekend met de werkstop.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisende partij] terecht haar werkzaamheden opgeschort. [gedaagde partij] was immers achterstallig met de betaling van een zestal facturen, waarvan de betalingstermijn ruimschoots was overschreden. De (extra) werkzaamheden die [eisende partij] vervolgens heeft moeten verrichten om een en ander weer in orde te maken, heeft [gedaagde partij] dan ook volledig aan zichzelf te wijten, nu zij de openstaande facturen niet (tijdig) heeft betaald. Deze (extra) werkzaamheden komen daarom voor rekening van [gedaagde partij] .
4.4.
Ter zitting zijn de afzonderlijke posten met partijen besproken. Hieruit is de kantonrechter gebleken dat het overgrote deel van de in rekening gebrachte posten ziet op werkzaamheden die tot de normale doorlopende opdracht van [gedaagde partij] aan [eisende partij] behoorden. Werkzaamheden die normaal gesproken ook zouden zijn verricht, die nu alleen later zijn verricht, en die normaal gesproken dus ook gewoon voor rekening van [gedaagde partij] zouden zijn gekomen en zouden zijn betaald.
4.5.
[gedaagde partij] beroept zich verder op verrekening. [gedaagde partij] heeft boetes verbeurd van de belastingdienst, nu onder meer aangiften te laat zijn gedaan.
De kantonrechter overweegt dat de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het aan [gedaagde partij] zelf te wijten dat [eisende partij] op enig moment haar werkzaamheden voor [gedaagde partij] heeft opgeschort. In hoeverre de boetes dan terecht zijn opgelegd en/of al dan niet met succes door [gedaagde partij] zelf zijn bestreden kan thans niet zonder meer worden vastgesteld. Het door [gedaagde partij] gevoerde verrekeningsverweer zal daarom worden gepasseerd.
4.6.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gelet op het voorgaande dient de vordering integraal aan [eisende partij] te worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,73
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 956,73
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 3.973,56, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de facturen vanaf de vervaldata tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 956,73,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: