In deze zaak vorderden eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. P.W.J.C. van Peer, in kort geding ontruiming van een gehuurde woning van de huurder, vertegenwoordigd door bewindvoerder H.M.A. Walter en mr. J.H.M. Verstraten. De eisende partijen stelden dat de huurder excessief veel energie verbruikte, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde. De procedure vond plaats op 12 december 2017, waarna op 21 december 2017 vonnis werd gewezen door de kantonrechter in Roermond.
De kantonrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevorderde ontruiming. De eisende partijen hadden niet aangetoond dat de huurder in gebreke was gebleven, en de kantonrechter stelde vast dat de datum waarop de eisende partijen een verklaring aan de kopers moesten overleggen, inmiddels was verstreken. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat het vermeende excessieve energieverbruik door de huurder was veroorzaakt. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partijen niet ontvankelijk waren in hun vordering en hen veroordeelde in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 600,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang en de noodzaak van voldoende bewijs in kort geding procedures, vooral in zaken die het woonrecht van huurders raken. De kantonrechter wees erop dat de belangen van partijen zorgvuldig moeten worden afgewogen en dat voorlopige voorzieningen niet lichtvaardig moeten worden toegewezen, zeker niet als dit ingrijpende gevolgen heeft voor de huurder.