ECLI:NL:RBLIM:2017:12519

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
6460928 \ CV EXPL 17-8834
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gehuurde woning in kort geding zonder spoedeisend belang

In deze zaak vorderden eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. P.W.J.C. van Peer, in kort geding ontruiming van een gehuurde woning van de huurder, vertegenwoordigd door bewindvoerder H.M.A. Walter en mr. J.H.M. Verstraten. De eisende partijen stelden dat de huurder excessief veel energie verbruikte, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde. De procedure vond plaats op 12 december 2017, waarna op 21 december 2017 vonnis werd gewezen door de kantonrechter in Roermond.

De kantonrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevorderde ontruiming. De eisende partijen hadden niet aangetoond dat de huurder in gebreke was gebleven, en de kantonrechter stelde vast dat de datum waarop de eisende partijen een verklaring aan de kopers moesten overleggen, inmiddels was verstreken. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat het vermeende excessieve energieverbruik door de huurder was veroorzaakt. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partijen niet ontvankelijk waren in hun vordering en hen veroordeelde in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 600,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang en de noodzaak van voldoende bewijs in kort geding procedures, vooral in zaken die het woonrecht van huurders raken. De kantonrechter wees erop dat de belangen van partijen zorgvuldig moeten worden afgewogen en dat voorlopige voorzieningen niet lichtvaardig moeten worden toegewezen, zeker niet als dit ingrijpende gevolgen heeft voor de huurder.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6460928 \ CV EXPL 17-8834
Vonnis van de kantonrechter van 21 december 2017
in de zaak van:

1.[eisende partij sub 1] ,wonend [adres eisende partijen] ,[woonplaats eisende partijen] ,

2.
[eisende partij sub 2],
wonend [adres eisende partijen] ,
[woonplaats eisende partijen] ,
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partijen] (mannelijk enkelvoud)
gemachtigde mr. P.W.J.C. van Peer,
tegen:
H.M.A. WALTER, Bewindvoerderskantoor Walter, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[X],
Meerweg 2,
5976 NT Kronenberg,
gedaagde partij,
hierna te noemen Walter,
gemachtigde mr. J.H.M. Verstraten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • het schriftelijk antwoord
- de op 12 december 2017 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Walter is bewindvoerder van [X] .
2.2.
[X] huurt vanaf 25 november 2012 voor onbepaalde tijd een zelfstandige woonruimte, gelegen te [plaats woonruimte] aan de [adres woonruimte] tegen een huurprijs van € 450,00 per maand. In dit bedrag zijn de energiekosten inbegrepen.
2.3.
Bij brief van 31 mei 2017 heeft [eisende partijen] aan [X] medegedeeld de huurovereenkomst te willen beëindigen naar aanleiding van een ontvangen naheffing van de energieleverancier. [X] heeft hiermee niet ingestemd.
2.4.
[eisende partijen] heeft [X] verder een aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst gedaan. Ook dit heeft [X] geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partijen] vordert – samengevat – veroordeling van Walter q.q. tot ontruiming van het gehuurde op straffe van een dwangsom en betaling van de proceskosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Walter is in de procedure verschenen. Gelet op het bepaalde in het arrest van de Hoge Raad d.d. 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:105) wordt Walter als formele procespartij aangemerkt, ook al is Walter in die hoedanigheid niet gedagvaard.
4.2.
Ter beoordeling ligt allereerst de vraag voor of [eisende partijen] voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. [eisende partijen] stelt dat dit het geval is en wijst op de koopovereenkomst met betrekking tot – onder meer – het gehuurde. In deze koopovereenkomst is opgenomen dat [eisende partijen] uiterlijk op 24 november 2017 een schriftelijke verklaring aan de kopers dient over te leggen, waaruit blijkt dat de feitelijke levering van de woning plaats zal vinden, vrij van huur.
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van deze zaak voorop dat de vraag of [eisende partijen] in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen. Voor wat betreft deze belangenafweging geldt dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die toepassing van een dergelijke - in de praktijk vaak definitieve - maatregel rechtvaardigen.
4.4.
Daarnaast heeft te gelden dat, om de voorzieningen te kunnen toewijzen zoals verzocht, met grote mate van zekerheid aangenomen moet kunnen worden dat in de bodemprocedure een gelijkluidend oordeel zal volgen. Deze vaststelling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang niet is aangetoond. Op de eerste plaats is de datum (24 november 2017) waarop [eisende partijen] een schriftelijke verklaring aan de kopers dient over te leggen dat de woning van vrij van huur wordt geleverd inmiddels is verstreken. De gemachtigde van [eisende partijen] heeft ter zitting weliswaar betoogd dat deze datum is verschoven naar een datum gelegen na de uitspraak in deze kortgedingprocedure, maar dit is niet aangetoond. Bovendien geldt dat, ook al wordt de vordering tot ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening toegewezen, [eisende partijen] geen verklaring kan overleggen dat de woning vrij van huur wordt opgeleverd. Immers de enkele ontruiming maakt nog geen einde aan de huurovereenkomst. Nu geen spoedeisend belang aanwezig is, behoort [eisende partijen] niet ontvankelijk te worden verklaard.
4.6.
Daarnaast geldt nog het volgende. [eisende partijen] legt aan zijn vordering tot ontruiming ten grondslag dat [X] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder door excessief energie te verbruiken. Walters betwist dat er sprake is van excessief energieverbruik en betwist verder dat er sprake is van overtreding van een contractuele bepaling. Verder heeft [eisende partijen] ook niet aangetoond dat het meerverbruik is veroorzaakt door [X] , aldus Walter.
4.7.
De kantonrechter is in de eerste plaats van oordeel dat [eisende partijen] zijn stellingen in onvoldoende mate heeft onderbouwd. Ter zitting is komen vast te staan dat de studio die [X] huurt deel uitmaakt van de hoofdwoning, die momenteel leeg staat. Op geen enkele wijze is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat het hogere energieverbruik is veroorzaakt door [X] . Hiervoor is nader onderzoek nodig, waarvoor in deze voorlopige voorzieningenprocedure geen plaats is. Dit dient plaats te vinden in de bodemprocedure, eventueel door middel van het horen van getuigen ofwel door middel van een deskundigenbericht.
Daarnaast is het nog maar de vraag of het verbruiken van meer energie, om welke reden dan ook, tot een tekortkoming in de nakoming leidt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.8.
De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat niet met grote mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat de stellingen van [eisende partijen] in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zullen leiden. Dit houdt vervolgens in dat de gevorderde voorlopige voorzieningen ook om deze reden zal stranden.
4.9.
[eisende partijen] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Walter worden begroot op € 600,00.
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding.
5.1.
verklaart [eisende partijen] niet ontvankelijk,
5.2.
veroordeelt [eisende partijen] in de proceskosten aan de zijde van Walter gevallen en tot op heden begroot op € 600,00
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: