ECLI:NL:RBLIM:2017:12461

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
6056118 \ CV EXPL 17-5169
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mutatieschade bij oplevering einde huurovereenkomst met gedeeltelijke toewijzing van vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Wonen Limburg en een gedaagde partij die een appartement huurde. De gedaagde partij heeft de huurovereenkomst opgezegd, waarna de eisende partij vorderingen heeft ingesteld voor mutatieschade en een restant huurbedrag. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de eisende partij. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij gedeeltelijk toegewezen. De eisende partij vorderde in totaal € 5.346,29, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van een restant huur van € 837,84 toegewezen, maar de vordering tot betaling van schade voor het poetsen van de woning afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter heeft ook de kosten voor het ontruimen van achtergebleven zaken en de elektra schade toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.570,42, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 917,31. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6056118 \ CV EXPL 17-5169
Vonnis van de kantonrechter van 20 december 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R. Jacobs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft met ingang van 7 maart 2014 het appartement aan de [adres appartement] te [plaats appartement] van eisende partij gehuurd. Gedaagde partij heeft de huurovereenkomst bij brief van 17 januari 2015 opgezegd. De huurovereenkomst is op 20 februari 2015 geëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 5.346,29, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kort en goed gezegd vordert eisende partij mutatieschade en een restant huurbedrag. De mutatieschade bestaat uit de onderdelen ontruiming wegens achtergebleven zaken; elektra; poetsen van de woning; herstellen schade. De kantonrechter zal deze posten hierna afzonderlijk bespreken en beoordelen.
restant huur
4.2.
Eisende partij vordert een restant aan huur van € 837,84. Gedaagde partij erkent een zekere huurachterstand doch betwist de hoogte en legt een specificatie van haar betalingen aan eisende partij over en stelt - zoals uit dit overzicht blijkt - dat slechts éénmaal een bedrag van € 517,19 is gestorneerd. Eisende partij stelt dat tweemaal een bedrag van € 517,19 is gestorneerd zodat er een huurachterstand van € 837,84 resteert. Eisende partij stelt dat de door gedaagde partij overgelegde specificatie slechts een deel van de betalingen betreft en de tweede stornering daarom niet op de overgelegde specificatie staat.
4.3.
De kantonrechter kan deze redenering van eisende partij zeer wel volgen. Het is zeker mogelijk een overzicht te comprimeren waarop niet alle boekingen zijn weergegeven. Als echter sprake is van een tweede stornering kan eisende partij dit aantonen middels een afschrift van haar rekening waarop de (terug)boekingen zijn gedaan. Nu eisende partij dit nalaat en het in feite slechts een blote ontkenning betreft moet de kantonrechter aan de gestelde tweede stornering voorbij gaan. Er zal daarom een bedrag van € 320,65 aan huurachterstand worden toegewezen
ontruiming achtergebleven zaken
4.4.
Partijen verschillen van mening op dit punt. Gedaagde partij erkent echter dat de zolder door haar niet is ontruimd. De kantonrechter ziet daarin voldoende aanleiding om de factuur van [B] B.V. ad € 1.283,80 voor toewijzing in aanmerking te nemen.
elektra
4.5.
Eisende partij vordert een bedrag van € 380,70 (Factuur Electro [A] ). Gedaagde partij stelt dat eisende partij niet aantoont dat er een hennepplantage in het gehuurde is geweest en stelt dat de werkzaamheden van [A] niet in causaal verband staan tot de wijze waarop het gehuurde is achtergelaten.
4.6.
De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. In het eindopnameformulier dat door gedaagde partij is ondertekend (productie 10 bij dagvaarding) wordt een stelpost van € 1.000.00 opgenomen voor de heraansluiting van de elektra. De kantonrechter acht daarmee de schadepost ter zake de elektra voldoende aannemelijk gemaakt en zal het gevorderde bedrag toewijzen.
poetsen woning
4.7.
Eisende partij vordert de schade ter zake het reinigen en poetsen van de gehele woning. De kantonrechter kan niet vaststellen dat de woning niet is achtergelaten zoals die bij aanvang van de huur is aanvaard. In elk geval gaat de kantonrechter er van uit dat met de werkzaamheden van [B] B.V. , waarvan de factuur wordt toegewezen, de woning in elk geval bezemschoon is opgeleverd. De schade ter zake poetsen woning (factuur [C] ) zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
herstellen schade
4.8.
Het herstellen van de schade heeft betrekking op het demonteren van een badkamermeubel en nieuw plaatsen van een wastafel, het verwijderen van plakplastic, spijkers en schroeven, beugels en verwijderen van plakband op de vloeren. Gedaagde partij erkent dat zij spijkers, schroeven en plak plastic niet heeft verwijderd. De beugels zeggen gedaagde partij niets en zij betwist dat de badkamer niet is achtergelaten zoals deze was bij aanvang van de huur.
4.9.
De discussie spitst zich toe op de vraag of gedaagde partij moet opdraaien voor de kosten van het verwijderen en in oorspronkelijke staat terugbrengen van overgenomen aanpassingen door de vorige huurder. Eisende partij stelt dat zij een ZAV-beleid met aanzienlijke vrijheid hanteert en dat daarmee dus ook de verantwoordelijkheid voor het terugbrengen in de oorspronkelijke toestand bij de huurder komt te liggen. De kantonrechter vindt voor deze laatste conclusie onvoldoende aanknopingspunten in de stukken en zal daarom het wettelijke uitgangspunt hanteren dat bij gebreke van een deugdelijke beschrijving het gehuurde behoudens deugdelijk tegenbewijs wordt geacht te zijn opgeleverd in de staat zoals het is aanvaard. Nu gedaagde partij een gering deel van de schade erkent zal de kantonrechter deze ex aequo et bono vaststellen op een bedrag van € 250,00.
buitengerechtelijke kosten
4.10.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Eisende partij vordert een bedrag van € 712,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Nu de vordering niet volledig wordt toegewezen is een bedrag van € 335,27 toewijsbaar aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.11.
Gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,31
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 917,31
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 2.570,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 917,31,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: ksf