Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
€ 4.000,00 te hebben ontvangen, maar stelt [gedaagde partij] dat dit bedrag bedoeld was om deel te nemen in een zaak, maar dat die zaak niet van de grond is gekomen. Met betrekking tot het bedrag van € 815,00 stelt [gedaagde partij] dat dit bedrag reeds is terugbetaald door middel van kleine contante bedragen en verrekeningen door middel van voor [eisende partij ] verrichte werkzaamheden. Verder stelt [gedaagde partij] dat [eisende partij ] de meubels heeft gekocht omdat er al een koper zou zijn, maar dat die koper is afgehaakt en de meubels moesten worden opgeslagen. [gedaagde partij] stelt verder dat hij niets aan [eisende partij ] is verschuldigd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 2.200,00 heeft terugbetaald en dat hij de overige € 1.800,00 niet terug kan betalen omdat zijn handwerkers daarmee bouwmateriaal hebben gekocht. De omstandigheid dat [gedaagde partij] een bedrag van € 1.800,00 aan hem bekende handwerkers heeft verstrekt, dient echter voor risico van [gedaagde partij] te komen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat dit in overleg en met instemming van [eisende partij ] is gebeurd en daarmee voor risico van [eisende partij ] zou moeten komen. Met betrekking tot het bedrag van € 2.200,00 dat contant terugbetaald zou zijn heeft [gedaagde partij] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Er zijn derhalve geen concrete aanknopingspunten voorhanden waaruit een begin van bewijs van die terugbetaling kan blijken. Het door [gedaagde partij] aangeboden bewijsaanbod dienaangaande zal derhalve worden gepasseerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde partij] aan [eisende partij ] een bedrag van € 4.000,00 terug dient te betalen. Nu niet is komen vast te staan dat dit bedrag als geldlening is verstrekt, [eisende partij ] heeft daarvan geen specifiek bewijsaanbod gedaan, zal daarover de wettelijke rente worden toegewezen en wel vanaf 26 april 2016.
26 april 2016.
400,00( 2 x tarief € 200,00)