ECLI:NL:RBLIM:2017:12408

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
6123831 \ CV EXPL 17-5766
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst wegens harddrugs en ontruiming

In deze zaak heeft de stichting ZOwonen een huurovereenkomst met [gedaagden] buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat de burgemeester van Sittard-Geleen de woning had gesloten wegens de aanwezigheid van harddrugs. De huurovereenkomst was aangegaan op 7 januari 1999, met een huurprijs van € 629,77 per maand. Tijdens een politie-inval op 6 september 2016 werden in de woning diverse goederen aangetroffen, waaronder harddrugs en munitie. ZOwonen heeft [gedaagden] meerdere keren de kans gegeven om de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen, maar dit is niet gebeurd. Op 18 mei 2017 heeft ZOwonen de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

[gedaagden] heeft verweer gevoerd, stellende dat de ontbinding onterecht was, omdat hij niet op de hoogte was van de drugsproblematiek van zijn ex-schoonzoon, die tijdelijk bij hem inwoonde. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagden] verantwoordelijk is voor de gedragingen van zijn huisgenoten en dat hij onvoldoende maatregelen heeft genomen om de situatie te verhelpen. De kantonrechter heeft de vordering van ZOwonen toegewezen, waarbij [gedaagden] werd veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand van € 5.119,09, vermeerderd met rente. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangen van ZOwonen om harddrugs gerelateerde activiteiten te bestrijden zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagden] om in de woning te blijven wonen.

Het vonnis is uitgesproken op 20 december 2017 door de kantonrechter G.M.P. Brouns en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6123831 \ CV EXPL 17-5766
Vonnis van de kantonrechter van 20 december 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING ZOWONEN,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.J. Heynen,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend [adres gedaagden] ,[woonplaats gedaagden] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend [adres gedaagden] ,
[woonplaats gedaagden] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.J. Mookhram.
Partijen worden hierna ZOwonen en [gedaagden] (mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ZOwonen verhuurt met ingang van 7 januari 1999 aan [gedaagden] de woning gelegen aan de [adres gedaagden] te [woonplaats gedaagden] . De huurprijs bedraagt € 629,77 per maand.
2.2.
Op 6 september 2016 heeft de politie tijdens een doorzoeking van het gehuurde de volgende goederen aangetroffen:
Slaapkamer 1:
  • 1 doos met daarin 71 stuks 22mm patronen (munitie)
  • Nepvuurwapens (gas- en luchtdruk)
Slaapkamer 2:
  • 2 gsm’s merk Nokia
  • 3 zakjes met bruine brokjes en poeder
  • 1 x 10 gram versnijdingsmiddel
  • 1 x 4 gram heroïne
  • 1 x 18 gram heroïne
  • 3 met cellofaanpapier ingepakte worsten met daarin bruin poeder
  • 1 x 140 gram versnijdingsmiddel
  • 1 x 140 gram versnijdingsmiddel
  • 1 x 94 gram versnijdingsmiddel
  • Zak van 2,2 kilo bruin poeder, vermoedelijk versnijdingsmiddel
Slaapkamer 3:
  • Doos met daarin 33 stuks 22mm patronen
  • 2 valse bankbiljetten, 1 x € 100,00 en 1 x € 200,00
Tuin:
  • 27 fietsen, veelal afgesloten en/of voorzien van een afgezaagd slot
  • 2 scooters
  • 1 crossmotor
2.3.
Bij besluit van 3 februari 2017 heeft de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen besloten de woning op basis van artikel 13b eerste lid van de Opiumwet te sluiten voor de duur van 3 maanden.
[gedaagden] heeft in rechte een voorlopige voorziening gevorderd. De voorlopige voorziening is bij uitspraak van 10 maart 2017 door de rechtbank afgewezen en het gehuurde is vervolgens daadwerkelijk gesloten vanaf 22 maart 2017 voor de duur van 3 maanden.
2.4.
ZOwonen heeft [gedaagden] bij e-mailschrijven van zowel 5 april 2017 als 22 mei 2017 in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen.
[gedaagden] heeft dit niet gedaan.
2.5.
Bij brief aan [gedaagden] van 18 mei 2017 heeft ZOwonen de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op de voet van artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
2.6.
Op het moment van uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand van [gedaagden] € 5.119,09. Voor deze huurachterstand hebben partijen een betalingsregeling getroffen.

3.Het geschil

3.1.
ZOwonen vordert - samengevat:
Primair
Te verklaren voor recht dat ZOwonen terecht gebruik heeft gemaakt van de haar op basis van artikel 7:231 lid 2 BW toekomende buitengerechtelijke ontbindingsmogelijkheid en dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst door de buitengerechtelijke ontbinding is komen te eindigen,
[gedaagden] te veroordelen om een vergoeding gelijk aan de huurprijs te betalen
- namelijk € 629,77 per maand - vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van ontruiming,
Subsidiair
3. De tussen partijen bestaande huurovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden,
4. [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 629,77 per maand vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van ontruiming,
Primair en subsidiair
5. [gedaagden] te veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen,
6. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de huurachterstand te betalen ten bedrage van € 5.119,09, te vermeerderen met de wettelijke rente,
7. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ZOwonen legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat zij op grond van het besluit tot sluiting van het gehuurde door de burgemeester gerechtigd was om op basis van artikel 7:231 lid 2 BW de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
Zij is hiertoe overgegaan bij brief van 18 mei 2017.
4.2.
[gedaagden] stelt zich op het standpunt dat het ontbinden van de huurovereenkomst en het ontruimen van de woning een onnodig zware maatregel is en in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagden] stelt in de eerste plaats dat de huurachterstand door een betalingsregeling met een maandelijkse termijn van € 50,00 wordt ingelopen en niet mag worden aangevoerd als reden voor ontbinding.
De drugs die de politie in de woning heeft aangetroffen waren van de ex-schoonzoon van [gedaagden] die tijdelijk bij hem inwoonde. [gedaagden] had hier geen weet van en hij heeft de
ex-schoonzoon inmiddels uit huis gezet. [gedaagden] veroorzaakt geen overlast, hetgeen wordt bevestigd door buurtbewoners. Verder wijst [gedaagden] op de bijzondere positie van de Molukse gemeenschap en de spilfunctie die hij binnen die gemeenschap vervult.
[gedaagden] verzorgt de opvang voor zijn kleinkinderen; twee van hen zijn in het gehuurde woonachtig en zullen ook hun woonruimte verliezen bij toewijzing van de vordering.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:231 lid 2 BW de verhuurder de bevoegdheid geeft om een huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden indien het gehuurde door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten.
De ontbinding is gegrond op de enkele sluiting van de woning en niet op een tekortkoming van de huurder. De kantonrechter gaat ervan uit dat het besluit van de burgemeester van
3 februari 2017 formele rechtskracht heeft gekregen, zodat van de rechtmatigheid daarvan moet worden uitgegaan. ZOwonen was in beginsel dan ook bevoegd om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
4.4.
De kantonrechter dient vervolgens wel zelfstandig te toetsen of het gebruik maken van de bevoegdheid tot ontbinding door ZOwonen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Getoetst dient te worden of de gevolgen van de ontbinding en ontruiming evenredig zijn aan het doel ervan, waarbij rekening moet worden gehouden met het woonbelang van [gedaagden] als huurder.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat ZOwonen als woningstichting de taak heeft om bij te dragen aan de leefbaarheid en veiligheid in de buurten en wijken waarin haar woningen gelegen zijn. Zij heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden met als doel om harddrugs gerelateerde activiteiten in haar huurwoningen te bestrijden, onder meer om precedentwerking voor andere huurders en gevoelens van onveiligheid bij buurtbewoners te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ZOwonen haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst dan ook niet misbruikt.
4.6.
Daar staat tegenover het belang van [gedaagden] om in zijn woning te kunnen blijven wonen. De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 7:219 BW de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin bevinden. De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat het de ex-schoonzoon van [gedaagden] is geweest die harddrugs in het gehuurde aanwezig heeft gehad en die zich bezighield met daaraan gerelateerde criminele activiteiten. Het verweer van [gedaagden] dat hij geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van harddrugs in het gehuurde, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor. Naast de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs en versnijdingsmiddel in de slaapkamer van de ex-schoonzoon, zijn in de slaapkamer van [gedaagden] zelf munitie en nepvuurwapens aangetroffen en in de slaapkamer van de kleinzoon munitie en valse bankbiljetten. In de tuin stonden 27 fietsen, veelal afgesloten en/of voorzien van een afgezaagd slot. Bovendien heeft [gedaagden] tegenover de politie verklaard dat hij bekend was met de drugsproblematiek van zijn ex-schoonzoon.
De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat [gedaagden] op de hoogte was van de aanwezigheid van harddrugs in het gehuurde en de daarmee verband houdende criminele activiteiten van zijn ex-schoonzoon. [gedaagden] heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen. Met het tolereren van het handelen van zijn ex-schoonzoon heeft [gedaagden] zijn eigen woonbelang en dat van zijn kleinkinderen op het spel gezet. Het verweer van [gedaagden] dat hij van niets wist wordt dan ook gepasseerd en kan geen rol spelen bij de belangenafweging.
4.7.
De waarde die [gedaagden] eraan hecht om zijn kleinkinderen te kunnen opvangen en zijn sterke binding met de Molukse gemeenschap, zijn evident, maar wegen naar het oordeel van de kantonrechter niet op tegen het belang van ZOwonen om harddrugs gerelateerde activiteiten in haar huurwoningen te bestrijden. Ook de overige omstandigheden die [gedaagden] heeft aangevoerd, zoals zijn psychische gesteldheid en het feit dat de buurtbewoners hebben verklaard geen overlast van hem te ondervinden, wegen niet zwaarder dan de belangen van ZOwonen.
4.8.
Uit het vorenstaande volgt dat de primair gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen, met dien verstande dat ZOwonen geen machtiging van de kantonrechter nodig heeft om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat ZOwonen bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.9.
De door ZOwonen gevorderde huurachterstand ten bedrage van € 5.119,09 heeft [gedaagden] niet betwist zodat deze eveneens toewijsbaar is, te vermeerderen met de gevorderde rente.
4.10.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagden] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.11.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van ZOwonen worden begroot op:
  • dagvaarding € 100,99
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.070,99
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.12.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakostensalaris.
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat ZOwonen terecht gebruik heeft gemaakt van de haar op basis van artikel 7:231 lid 2 BW toekomende buitengerechtelijke ontbindingsmogelijkheid en dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres gedaagden] te [woonplaats gedaagden] door de buitengerechtelijke ontbinding is geëindigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van ZOwonen te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan ZOwonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van
€ 5.119,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, zijnde de eerste van iedere maand, tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan ZOwonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 629,77 per maand of gedeelte van een maand, ingaande 1 juli 2017 tot aan het tijdstip der ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van ZOwonen gevallen en tot op heden begroot op € 1.070,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door ZOwonen volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: