Op 19 februari 2016 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Rijksweg A2 nabij Beek, waarbij de verdachte, bestuurder van een vrachtwagencombinatie, betrokken was. De verdachte reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 31 km/uur, terwijl de minimale snelheid op de autosnelweg 60 km/uur bedraagt. Het slachtoffer, [slachtoffer 1], reed met een snelheid van minstens 81 km/uur en botste tegen de achterzijde van de vrachtwagen van de verdachte, wat leidde tot zijn onmiddellijke overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van zijn te lage snelheid en dat hij, ondanks eerdere signalen van een technisch mankement, doorreed zonder adequate maatregelen te nemen, zoals stoppen bij een tankstation of op de vluchtstrook. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Tijdens de zitting op 5 december 2017 werd de zaak inhoudelijk behandeld, maar de verdachte was niet verschenen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 maanden en een rijontzegging van 1 jaar. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 2 maanden op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 1 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, terwijl ook werd opgemerkt dat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen om verantwoording af te leggen.