ECLI:NL:RBLIM:2017:12399

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
03/866320-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van vrachtwagenbestuurder op autosnelweg A2

Op 19 februari 2016 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Rijksweg A2 nabij Beek, waarbij de verdachte, bestuurder van een vrachtwagencombinatie, betrokken was. De verdachte reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 31 km/uur, terwijl de minimale snelheid op de autosnelweg 60 km/uur bedraagt. Het slachtoffer, [slachtoffer 1], reed met een snelheid van minstens 81 km/uur en botste tegen de achterzijde van de vrachtwagen van de verdachte, wat leidde tot zijn onmiddellijke overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van zijn te lage snelheid en dat hij, ondanks eerdere signalen van een technisch mankement, doorreed zonder adequate maatregelen te nemen, zoals stoppen bij een tankstation of op de vluchtstrook. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval door aanmerkelijke onvoorzichtigheid, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Tijdens de zitting op 5 december 2017 werd de zaak inhoudelijk behandeld, maar de verdachte was niet verschenen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 maanden en een rijontzegging van 1 jaar. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 2 maanden op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 1 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, terwijl ook werd opgemerkt dat de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen om verantwoording af te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866320-16
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
19 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] [geboorteland] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2017. De verdachte is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1] is komen te overlijden (misdrijf). Als dat niet bewezen kan worden, dan luidt het verwijt dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt (overtreding).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op de autosnelweg A2 nabij Beek zo langzaam gereden heeft dat een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer 1] , achterop zijn vrachtwagencombinatie is gebotst, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden. Alles wijst erop dat het slachtoffer niet voorbereid kon zijn of hoefde te zijn op de extreem langzaam rijdende vrachtwagen. Het verkeersgedrag van [slachtoffer 1] heeft dan ook niet bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
De snelheid van de vrachtwagencombinatie, die in de richting van Geleen op een stijgende helling van de A2 reed, bedroeg ten tijde van de botsing ongeveer 31 km per uur, zo blijkt uit het onderzoek van de forensische opsporing. Kort daarvoor bedroeg de snelheid van de vrachtwagen 25 km per uur. De verdachte moet dat hebben opgemerkt en moet soortgelijk gedrag van zijn vrachtwagen ook al eerder, op een helling in België, hebben opgemerkt, maar is desondanks op voornoemde winteravond blijven rijden, terwijl hij had kunnen stoppen bij het langs de weg gelegen tankstation, de parkeerplaats of op de vluchtstrook. Dat levert juridisch gezien aanmerkelijke onvoorzichtigheid op, wat zou moeten leiden tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde misdrijf.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verdachte reed op 19 februari 2017 rond 20:00 uur in een vrachtwagencombinatie, een trekker met oplegger, op de Rijksweg A2, komende uit de richting Maastricht, rijdende in richting van Geleen, op het gedeelte van de A2, gelegen in de gemeente Beek. [slachtoffer 1] reed in een Mercedes bedrijfsauto over dezelfde rijstrook als de verdachte, in dezelfde richting. [slachtoffer 1] is met de voorzijde van zijn auto tegen de rechterachterzijde van de vrachtwagen van de verdachte aangereden. [2] [slachtoffer 1] overleed direct ten gevolge van de aanrijding. [3]
Door de forensische opsporing is een verkeersongevallenanalyse gemaakt. Daaruit komt het volgende naar voren.
Het gedeelte van de A2 heeft ter plaatse een stijgend verloop. Ten tijde van het ongeval was het nacht en volledig donker. Ter plaatse was geen straatverlichting. De snelheid van de vrachtwagencombinatie van de verdachte bedroeg ten tijde van de botsing ongeveer 31 km/uur en kort daarvoor 25 km/uur. Dit betreft een lagere snelheid dan de voorgeschreven minimale snelheid van 60 km/uur, waarmee een dergelijk voertuig moet kunnen rijden. Ongeveer 3 minuten daarvoor bedroeg de snelheid nog 80 km/uur. De bedrijfsauto van [slachtoffer 1] reed ten tijde van de botsing met een snelheid van minstens 81 km/uur. Niet waarschijnlijk is dat de bedrijfsauto harder reed dan de toegestane maximumsnelheid van 130 km/uur. [4]
De lage snelheid van de vrachtwagencombinatie kan verklaard worden uit een technisch mankement. Het motorvermogen schoot ernstig tekort ten gevolge van een defecte combi-sensor. Door deze storing kon het voertuig niet onder alle omstandigheden de voorgeschreven snelheid van tenminste 60 km/uur op een autosnelweg behalen en met die snelheid blijven rijden. Voor het overige verkeerde het voertuig in een voldoende staat van onderhoud.
De uit het onderzoek afgeleide toedracht van het ongeval luidt dat het slachtoffer [slachtoffer 1] niet in staat is gebleken zijn voertuig tijdig af te remmen en/of uit te wijken voor de voor hem extreem langzaam rijdende vrachtwagencombinatie. De vrachtwagencombinatie reed met een dusdanig afwijkende lage snelheid dat [slachtoffer 1] hier niet op voorbereid kon of hoefde te zijn.
Verder bleek uit het onderzoek aan de tachograaf dat de vrachtwagencombinatie eerder op 19 februari 2016, rond 17:55 uur, 18:16 uur en 19:39 uur, soortgelijke terugvallen in snelheid had gehad als hiervoor beschreven. Deze drie terugvallen zijn vergeleken met de gps-gegevens van de vrachtwagencombinatie en verbalisant [verbalisant] heeft het wegverloop van de terugval in snelheid van 19:39 uur onderzocht. Het betreft een lange en redelijk steile helling voordat ter hoogte van Cheratte de afslag/toerit naar de E25 bereikt wordt. Hij concludeert dat deze snelheidsafname zeer waarschijnlijk ook veroorzaakt is door het beperkte motorvermogen. [5] De terugval in snelheid die vooraf ging aan het ongeval trad derhalve niet abrupt op.
De conclusie van de ongevalsanalisten luidt dat de bestuurder van de vrachtwagencombinatie opgemerkt moet hebben dat het voertuig te langzaam reed. Desondanks is deze bestuurder, de verdachte, blijven rijden, terwijl hij het voertuig veilig buiten het verkeer had kunnen brengen bij het nabij gelegen tankstation en het nabijgelegen parkeerterrein. Ook had hij het voertuig op de vluchtstrook tot stilstand kunnen brengen.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusies over van de forensische opsporingsambtenaren ten aanzien van de toedracht van het ongeval en het verwijt dat de verdachte treft. Hij is op een helling blijven rijden in een vrachtwagencombinatie die de verplichte snelheid van 60 km/uur bij het oprijden van een helling bij lange na niet kon bereiken dan wel handhaven. Dat moet de verdachte gemerkt hebben, ook al hebben hij en de bijrijder verklaard dat de snelheid tussen de 50 en 60 km/uur lag. Weliswaar kan uit de ongevalsanalyse worden afgeleid dat de storing geen melding gaf op het dashboard van de vrachtwagen, maar het terugvallen in motorvermogen en snelheid was bij de eerste de beste helling en enige andere beweging waarbij (meer) vermogen werd gevraagd, meteen merkbaar voor de bergers en de forensische opsporingsambtenaar die een rijproef met het voertuig heeft gedaan. Dat moet dus ook voor de verdachte duidelijk merkbaar zijn geweest. Met de kilometerteller op het dashboard was ook niets mis, althans dat is niet gebleken. De verdachte moet zich er dus van bewust zijn geweest dat hij veel te langzaam reed en de rechtbank kan zich niet voorstellen dat hij op geen enkel moment op zijn snelheidsmeter gekeken heeft wat zijn snelheid was. De rechtbank vindt zijn verklaring dus niet geloofwaardig. Bovendien heeft de storing zich ook eerder op de avond voorgedaan, wat de verdachte moet zijn opgevallen, omdat hij verklaard heeft al ongeveer 2 uur onderweg te zijn geweest toen het ongeval gebeurde en hij dus achter het stuur zat toen de vrachtwagencombinatie geen vaart kon maken op het stijgende stuk Belgische snelweg. [6]
De verdachte heeft achteropkomend verkeer niet door middel van waarschuwingslichten attent gemaakt op zijn extreem lage snelheid, terwijl het nota bene inmiddels donker was, wat het inschatten van zijn snelheid moeilijker maakte voor andere bestuurders op de snelweg. Hij is ook niet gestopt, terwijl daarvoor gelegenheid was, desnoods op de vluchtstrook. Dat had wel gemoeten. Als bestuurder moet hij geweten hebben dat het rijden met zo’n lage snelheid zeer gevaarlijk is voor achteropkomend verkeer en dat hij zo niet verder mocht rijden. Desalniettemin is hij door blijven rijden. Dat alles maakt dat de rechtbank, met de officier van justitie, zijn verkeersgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig aanmerkt. Dat betekent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 19 februari 2016 in de gemeente Beek als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A2 (autosnelweg) komende uit de richting van Maastricht en gaande in de richting van Geleen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , werd gedood, welke gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig was en hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, bij duisternis, met een voertuig waarmee (op dat moment) niet een snelheid van tenminste 60 kilometer per uur kon worden gereden, over enige afstand heeft gereden dan wel is blijven rijden op de rechterrijstrook van de linker rijbaan van die weg, (mede) tengevolge waarvan de bestuurder van een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A2, in dezelfde richting als hij, verdachte, rijdend motorrijtuig (bedrijfsvoertuig/Mercedes), zijnde voornoemde [slachtoffer 1] , tegen de achterzijde van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) is gebotst.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 2 maanden en daarnaast een rij-ontzegging van 1 jaar. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat in zaken als de onderhavige doorgaans een maximale taakstraf wordt opgelegd. Omdat de verdachte niet in Nederland woont en niet ter terechtzitting is verschenen, is het praktisch niet mogelijk een taakstraf uit te voeren. De officier van justitie kiest daarom voor een zwaardere strafmodaliteit, gevangenisstraf, maar past de duur daarvan aan. Hij acht de helft van de vervangende hechtenis die verbonden is aan een maximale taakstraf (4 maanden, als de taakstraf niet wordt verricht) een passende vrijheidssanctie voor het feit.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten dodelijk ongeval veroorzaakt. Van het één op het andere moment heeft [slachtoffer 1] het leven verloren als gevolg van verdachtes onvoorzichtigheid. Voor de nabestaanden is dat een tragisch en onomkeerbaar verlies. De partner van [slachtoffer 1] , mevrouw [benadeelde] , moeder van zijn twee jonge kinderen, heeft de terechtzitting bijgewoond en niet onder woorden kunnen brengen wat de gevolgen voor haar en voor anderen zijn. De gevolgen zijn evident enorm en soms drukt niets zeggen meer uit dan in woorden gevat kan worden. Daar staat in schril contrast tegenover dat de verdachte niet verschenen is om verantwoording af te leggen. Dat is zijn recht, maar in zaken als deze is dat zeer onbevredigend. Hij zet ogenschijnlijk zijn leven voort, terwijl de levens van de nabestaanden van [slachtoffer 1] voorgoed veranderd zijn.
Met de officier van justitie benadrukt de rechtbank dat ook de verdachte dit afschuwelijke gevolg waarschijnlijk niet heeft gewild. Er was geen opzet, maar in de vorm van schuld moet hem toch een strafrechtelijk verwijt worden gemaakt. Daarbij passen andere straffen dan bij opzetdelicten.
Welke afdoening de rechtbank echter ook kiest, het leed wordt met de strafoplegging niet of maar nauwelijks verzacht. Geen enkele straf kan recht doen aan het verlies dat de familie en vrienden van [slachtoffer 1] lijden.
Gebruikelijk is te kiezen voor een taakstraf. Een geldboete zou geen recht doen aan de ernst van de zaak. Een taakstraf brengt geen vrijheidsbeneming mee, maar wel een vrijheidsbeperking gedurende enige tijd. Omdat de verdachte echter niet verschenen is en niet onderzocht kon worden of het verrichten van een taakstraf haalbaar is, is het opleggen van een taakstraf geen optie. Gelet hierop en gelet op de ernst van het feit kan de rechtbank niet volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte. Zij is met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf van 2 maanden onder deze omstandigheden een gepaste straf vormt. Zij zal deze straf dan ook opleggen aan de verdachte. Daarnaast vindt de rechtbank het ook gepast vanwege de ernst van het feit dat de verdachte de bevoegdheid wordt ontzegd motorvoertuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.

7.Het beslag

Ten behoeve van het onderzoek door de politie is een combisensor inlaatlucht in beslag genomen. De sensor is gebruikt bij het forensisch onderzoek aan de vrachtwagen waarin de verdachte reed. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit voorwerp teruggegeven kan worden aan de rechthebbende. De rechtbank zal die teruggave echter niet gelasten, omdat zij niet uitsluit dat het voorwerp nog van belang kan zijn, mocht de verdachte in hoger beroep gaan tegen de uitspraak. Ten behoeve van de waarheidsvinding, bijvoorbeeld het verrichten van een contra-onderzoek, dient het beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafrecht te worden gehandhaafd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor het feit tot
een gevangenisstraf van 2 maanden;
Bijkomende straf
- veroordeelt de verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 in de gemeente Beek als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A2 (autosnelweg) komende uit de richting van Maastricht en gaande in de richting van Geleen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , werd gedood, welke gedraging(en) zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, bij nacht/duisternis, met een voertuig waarmee (op dat moment) niet een snelheid van tenminste 60 kilometer per uur kon worden gereden, althans met een voor de situatie ter plaatse te lage snelheid, over enige afstand heeft gereden dan wel is blijven rijden op de rechterrijstrook van de linker rijbaan van die weg, althans niet dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar behoren en/of tijdig naar en/of op de vluchtstrook en/of een langs de rijbaan gelegen parkeerplaats(en) heeft gestuurd/gereden, (mede) tengevolge waarvan de bestuurder van een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A2, in dezelfde richting als hij, verdachte, rijdend motorrijtuig (bedrijfsvoertuig/Mercedes), zijnde voornoemde [slachtoffer 1] , tegen de achterzijde van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) is gebotst/gereden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2016, in de gemeente Beek, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de A2, bij nacht/duisternis, zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig, met een voertuig waarmee (op dat moment) niet een snelheid van tenminste 60 kilometer per uur kon worden gereden, althans met een voor de situatie ter plaatse te lage snelheid, over enige afstand heeft gereden dan wel is blijven rijden op de rechterrijstrook van de linker rijbaan van die weg, althans niet dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar behoren en/of tijdig naar en/of op de vluchtstrook en/of een langs de rijbaan gelegen parkeerplaats(en) heeft gestuurd/gereden, (mede) tengevolge waarvan de bestuurder van een, zich eveneens op die weg, die Rijksweg A2, in dezelfde richting als hij, verdachte, rijdend motorrijtuig (bedrijfsvoertuig/Mercedes), tegen de achterzijde van de oplegger van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (trekker met oplegger) is gebotst/gereden, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016031491, gesloten d.d. 15 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 94.
2.Het proces-verbaal Aanrijding overtreding, dossierpagina 2 en 3.
3.Het proces-verbaal van onnatuurlijke dood, dossierpagina 87 en het Proces-Verbaal VerkeersOngevalAnalyse, dossierpagina 27.
4.Het Proces-Verbaal VerkeersOngevalAnalyse, dossierpagina 18 t/m 35
5.Het Proces-Verbaal VerkeersOngevalAnalyse, dossierpagina 28.
6.Het proces-verbaal getuige, dossierpagina 12.