ECLI:NL:RBLIM:2017:12364

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
6472090 CV EXPL 17-8395
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en ziekmelding werknemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dusart Horecagroep B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon en stelde zich op het standpunt dat hij zich ziek had gemeld, terwijl de werkgever betoogde dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd. De werknemer was op 3 augustus 2017 in dienst getreden als kok met een netto maandsalaris van € 1.850,00. Op 5 oktober 2017 vond er een telefonisch gesprek plaats tussen de werknemer en de directeur van de werkgever, waarin de werknemer volgens eigen zeggen zich ziek had gemeld. De werkgever stelde echter dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd. De rechter benadrukte dat de werkgever een onderzoeksplicht had om te verifiëren of de werknemer zich daadwerkelijk ziek had gemeld en dat de korte duur van het gesprek niet voldoende was om aan te nemen dat de werknemer zich bewust was van de gevolgen van zijn opzegging. De rechter oordeelde dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn loon, zowel voor de periode van ziekte als voor de achterstallige betalingen. De vorderingen van de werknemer werden grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke verhogingen en rente. De werkgever werd ook veroordeeld tot het verstrekken van loonspecificaties en het betalen van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6472090 CV EXPL 17-8395
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 14 december 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.S. van Gans
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE DUSART HORECAGROEP B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.L. Louws.
Partijen zullen hierna [eiser] en Dusart genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 november 2017 met vijf producties
  • de door [eiser] nagezonden drie producties
  • de wijziging van eis
  • de vijf door Dusart ingezonden producties
  • de mondelinge behandeling op 11 december 2017, waarbij beide partijen een pleitnota hebben overgelegd en waarbij namens Dusart nog vijf producties zijn ingediend.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar op 3 augustus 2017 in dienst getreden bij Dusart in de functie van kok. Het overeengekomen loon bedraagt € 1.850,00 netto per maand.
2.2.
[eiser] heeft op 5 oktober 2017 gebeld met [naam directeur] , de directeur grootaandeelhouder van Dusart (hierna: [naam directeur] ).
2.3.
Bij brief van 5 oktober 2017 heeft Dusart het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Hierbij bevestig ik uw ontslag na herhaaldelijke verzoeken uwerzijds per 5 oktober 2017. Ik wens u veel succes in uw verdere loopbaan.”
2.4.
Bij brief van 9 oktober 2017 heeft [eiser] Dusart medegedeeld dat hij zich op
5 oktober 2017 heeft ziekgemeld en Dusart gesommeerd het loon (door) te betalen tijdens ziekte.
2.5.
Op 31 oktober 2017 heeft Dusart aan [eiser] met de vermelding “periode 10 Loon oktober 2017” € 684,07 netto betaald.
2.6.
Bij brief van 7 november 2017 heeft [eiser] Dusart gesommeerd tot betaling van achterstallig loon.
2.7.
Dusart heeft nadien geen loon meer aan [eiser] betaald.
2.8.
Tot aan de mondelinge behandeling op 11 december 2017 heeft Dusart nimmer loonspecificaties aan [eiser] verstrekt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - Dusart bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad te veroordelen tot:
betaling van € 1.234,21 netto (achterstallig loon oktober 2017 met 50% wettelijke verhoging), te vermeerderen met de wettelijke rente;
betaling van € 1.618,75 netto (achterstallig loon november 2017 met 25% wettelijke verhoging), te vermeerderen met de wettelijke rente;
betaling van het loon (70% bij ziekte en 100% zodra [eiser] beter is gemeld) over de daarna te verschijnen loontermijnen, telkens uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand;
verstrekking van alle loonstroken vanaf de aanvang van het dienstverband, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van
€ 50,00 per dag dat Dusart daarmee in gebreke blijft;
betaling van de proceskosten.
3.2.
Dusart voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag wat tijdens het telefonisch onderhoud op 5 oktober 2017 is besproken tussen [eiser] en [naam directeur] . [eiser] stelt dat hij zich bij die gelegenheid heeft ziekgemeld vanwege depressieve klachten die verband hielden met het feit dat zijn echtgenote hem ging verlaten. Dusart stelt daar tegenover dat [eiser] de arbeidsovereenkomst op 5 oktober 2017 heeft opgezegd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Dusart verwezen naar twee ondertekende schriftelijke verklaringen van werknemers van Dusart die het telefoongesprek hebben gehoord omdat de telefoon “op de speaker stond”.
4.2.
In het verweer van Dusart ziet de kantonrechter onvoldoende grond om de vorderingen van [eiser] af te wijzen. Bij een opzegging door een werknemer is namelijk om te beginnen vereist dat er sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring.
In randnummer 14 van haar pleitnota heeft Dusart weergegeven wat [eiser] op 5 oktober 2017 gezegd zou hebben. Die weergave duidt, anders dan de ingebrachte verklaringen, niet op een ondubbelzinnige opzegging. Volgens Dusart heeft [eiser] namelijk gezegd dat het werk te zwaar was, dat zijn problemen thuis niet te overzien waren en dat hij niet meer zou komen. Hij heeft voorts volgens Dusart gezegd dat hij niet meer kon en “er klaar mee was” of “woorden van dergelijke strekking”. Als [eiser] dit op deze manier verklaard heeft, kan niet worden volgehouden dat er sprake is geweest van een duidelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft dan in ieder geval niet expliciet verklaard de arbeidsovereenkomst op te zeggen. [eiser] heeft dan feitelijk niet meer aan Dusart ( [naam directeur] ) medegedeeld dan dat hij niet in staat was om te komen werken. Dusart had die mededeling net zo goed als een ziekmelding kunnen opvatten en had dat wellicht zelfs moeten doen.
4.3.
Zelfs indien [eiser] expliciet tijdens het telefoongesprek aan [naam directeur] zou hebben medegedeeld dat hij de arbeidsovereenkomst per direct opzegt, zal naar alle waarschijnlijkheid in een (eventuele) bodemprocedure worden geoordeeld dat dit niet heeft geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Volgens vaste jurisprudentie mocht Dusart er immers niet zonder meer op vertrouwen dat een dergelijke verklaring van [eiser] is gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op Dusart rust op dit punt een onderzoeksplicht. Onvoldoende is gebleken dat Dusart ( [naam directeur] ) zich ervan vergewist heeft dat [eiser] wist wat hij deed en de gevolgen van zijn handelen begreep en overzag. Het gesprek duurde immers (onbetwist) hooguit twee minuten en [naam directeur] was op dat moment naar eigen zeggen nauwelijks op de hoogte van de problemen van [eiser] . Niet aannemelijk is dat tijdens het gesprek van die korte duur waarbij [eiser] zijn problemen aan [naam directeur] uitgelegd heeft, [naam directeur] voldoende tijd heeft genomen om zich van de bedoelingen van [eiser] te vergewissen. Evenmin bestaat om die reden voldoende zekerheid dat Dusart ( [naam directeur] ) [eiser] gewezen heeft op de mogelijke gevolgen van de opzegging. Bovendien heeft [eiser] daags na de ontvangst op 8 oktober 2017 van de brief van Dusart van 6 oktober 2017 aan Dusart (impliciet) medegedeeld de arbeidsovereenkomst niet te hebben opgezegd aangezien hij om doorbetaling van het loon verzoekt. Ook hierin ziet de kantonrechter grond voor het (voorlopige) oordeel dat Dusart niet had mogen aannemen dat [eiser] daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst op 5 oktober 2017 had willen opzeggen.
4.4.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat Dusart ook na 5 oktober 2017 loon aan [eiser] dient te betalen. Over de periode dat [eiser] op grond van ziekte niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, dient Dusart 70% van het overeengekomen loon te betalen. Na betermelding van [eiser] , zal Dusart het volledige loon aan [eiser] dienen te voldoen. De door [eiser] gevorderde loonbetalingen zijn derhalve toewijsbaar. Tegen de gevorderde wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige loon over de maand oktober 2017 en 25% over het achterstallig loon over de maand november 2017 (per 11 december 2017) is geen verweer gevoerd. Ook die vorderingen zijn toewijsbaar.
4.5.
De in onderdeel 1 gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. De door [eiser] gestelde eerdere ingangsdata kunnen niet worden gevolgd aangezien Dusart met de betaling van de (van het gevorderde bedrag onderdeel uitmakende) wettelijke verhoging van 50% op die eerdere momenten nog niet in verzuim verkeerde.
De in onderdeel 2 gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2017 zal om diezelfde reden niet vanaf die door [eiser] gevorderde datum worden toegewezen. Omdat onbetwist is dat Dusart vanaf 11 december 2017 in verzuim is met betaling van het loon over november 2017 en de wettelijke verhoging, zal de wettelijke rente met ingang van die datum worden toegewezen.
4.6.
Dusart zal voorts veroordeeld worden tot betaling van (een voorschot gelijk aan) 70% van het loon zolang [eiser] als gevolg van ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten en 100% van het loon vanaf het moment dat [eiser] beter is gemeld, telkens uiterlijk per de laatste dag van de betreffende maand.
4.7.
Onderdeel 4 van de vordering van [eiser] zal eveneens toegewezen worden. Dusart heeft weliswaar ter zitting de loonspecificaties tot en met oktober 2017 verstrekt, maar dit laat onverlet dat de loonspecificatie van november 2017 tot op heden niet is verstrekt aan [eiser] , zodat Dusart op dit onderdeel niet geheel aan de vordering van [eiser] is tegemoetgekomen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot
€ 2.000,00.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Dusart worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 102,10
  • griffierecht € 223,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 925,10

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Dusart tot betaling aan [eiser] van € 1.234,12 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2017 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt Dusart tot betaling aan [eiser] van € 1.618,75 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt Dusart tot betaling met ingang van december 2017 aan [eiser] van voorschotten gelijk aan 70% van het loon zolang [eiser] als gevolg van ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten en gelijk aan 100% van het loon zodra [eiser] beter is gemeld, telkens uiterlijk per de laatste dag van de betreffende maand,
5.4.
veroordeelt Dusart om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] de loonspecificaties van november 2017 te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat Dusart daarmee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van € 2.000,00,
5.5.
veroordeelt Dusart tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 925,10,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW