Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervalsen van bankbiljetten. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H.M. Verstraten, werd beschuldigd van het opzettelijk namaken van bankbiljetten in de periode van 11 tot en met 15 februari 2014. Tijdens de zitting op 27 oktober 2017 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het tenlastegelegde, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van de vereiste nauwe samenwerking voor medeplegen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk een rol had gespeeld in het maken van de valse bankbiljetten, ondanks dat zij geen initiator was. De rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte op verzoek van medeverdachten had meegeholpen met het maken van vals geld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte een actieve rol had gespeeld in het proces van vervalsing.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de beperkte rol van de verdachte, haar jonge leeftijd en het feit dat zij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren op, met een proeftijd van één jaar, en bepaalde dat vervangende jeugddetentie zou worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat in strafverminderende zin werd meegewogen.