ECLI:NL:RBLIM:2017:12346

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
03/659237-14, 03/237289-13 9 (ttzgev), 04/856071-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen en uitgeven van valse bankbiljetten door minderjarige verdachte

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die wordt beschuldigd van het vervaardigen en uitgeven van valse bankbiljetten, bedreiging met een mes en heling van gestolen goederen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 oktober 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk namaken van bankbiljetten van 50 euro in de periode van 11 tot 15 februari 2014, en het bedreigen van een slachtoffer met een mes op 10 april 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet de initiator van de valse bankbiljetten, een actieve rol had gespeeld in het proces van vervaardigen en uitgeven. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen bankbiljetten had nagemaakt en deze met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, had vervoerd. De verdachte werd ook beschuldigd van bedreiging en heling van een laptop. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een jeugddetentie van 15 weken op, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en de invloed van zijn omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659237-14, 03/237289-13 (ttzgev), 04/856071-12 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2017
in de strafzaak tegen de, ten tijde van de tenlastegelegde feiten, minderjarige
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.A.M.J.M. Joosten, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2017. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 december 2017 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/659237-14
feit 1:in de periode van 11 februari 2014 tot en met 15 februari 2014 samen met (een) ander(en) opzettelijk bankbiljetten heeft nagemaakt/vervalst, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
feit 2:op 14 februari 2014 samen met (een) ander(en) opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven, een aantal bankbiljetten die zij zelf hebben nagemaakt/vervalst, dan wel subsidiair dat zij deze bankbiljetten hebben vervoerd;
feit 3:op 10 april 2014 [slachtoffer] heeft bedreigd met een mes;
feit 4:in de periode van 13 oktober 2013 tot en met 28 januari 2014 verschillende goederen heeft geheeld;
parketnummer 03/237289-13:op 30 december 2013 een bloempot heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten aanzien van parketnummer 03/659237-14 onder 1, 2 primair, 3, 4 en parketnummer 03/237289-13 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 1 en 2 primair heeft de officier van justitie verwezen naar de gesprekken/berichten van medio februari 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over het maken en verkopen van valse 50 euro biljetten, de verklaring van [medeverdachte 5] over het maken van vals geld in de woning van [medeverdachte 7] , de gesprekken/berichten omtrent de ontmoeting met de ‘Belg’ op 14 februari 2014 en de verklaring van [medeverdachte 2] (pagina 567).
Ten aanzien van feit 4 is de officier van justitie van oordeel dat de heling van de boenmachine niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte heeft verklaard dat de boenmachine die hij had een andere is dan die bij aangever [naam aangever 1] werd weggenomen. Verdachte heeft de laptop wel geheeld. Ook al had verdachte de beste bedoelingen, hij had de laptop voorhanden terwijl hij wist dat deze gestolen was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten aanzien van parketnummer 03/659237-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning van zijn oma is geweest en daarna bij de transactie met de ‘Belg’, maar dat hij niet heeft geholpen bij het maken van vals geld. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat enkel de verklaring van
[medeverdachte 5] - die door verdachte wordt betwist - onvoldoende is om tot het bewijs van medeplegen te komen.
Ten aanzien van de feiten onder 3, 4 en parketnummer 03/237289-13 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen kunnen worden verklaard, met bij feit 4 de opmerking dat verdachte de laptop heeft gekocht met als doel deze aan de rechtmatige eigenaar terug te geven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/659237-14 [1]
Vrijspraakoverweging feit 2 primair
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat aan verdachte is tenlastegelegd dat hij valse bankbiljetten als echt en onvervalst heeft uitgegeven. Nu de transactie op 14 februari 2014 erop was gericht valse bankbiljetten te verkopen en af te leveren en de koper van deze valsheid op de hoogte was, kan niet gesproken worden van het
uitgeven als echt en onvervalst. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Feit 1 en 2 subsidiair
Namaken van bankbiljetten
[medeverdachte 5] [2] heeft op 18 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in de nacht van 13 op 14 februari 2014 in de woning van de oma van [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn begonnen met het maken van de valse bankbiljetten. [medeverdachte 1] bracht een snijmachine, een printer en zegels en gaf uitleg hoe het moest. Op de printer lag een wit papier met een bepaalde vorm eruit gesneden. Later is daar een bankbiljet van 50 euro tegenaan gelegd en gekopieerd en afgedrukt. [medeverdachte 7] heeft bij de printer gezeten en op de knop geduwd om steeds een printje te maken. [medeverdachte 2] en [verdachte] sneden de bankbiljetten met een schaar en snijmachine eruit. [medeverdachte 5] zelf heeft de zegels erop gestreken. [verdachte] heeft eerst ook gestreken. Ze zouden 1000 euro krijgen voor al die biljetten en dat zou dan verdeeld worden. [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn vervolgens met de valse bankbiljetten naar de afspraak voor de transactie gegaan.
[medeverdachte 7] [3] heeft op 17 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij woont op het [adres medeverdachte 7] en dat [medeverdachte 2] en [verdachte] haar kleinkinderen zijn. [verdachte] is het broertje van [medeverdachte 2] . Zij wist dat [medeverdachte 2] in vals geld deed. Ze verklaart dat [medeverdachte 2] een keer bij haar heeft geprint en dat ze dan een briefje van 50 euro op een kopieermachine neerlegde en dat afdrukte. Dit gebeurde in haar huis in de woonkamer aan de tafel. Na het afdrukken werden de biljetten uit het papier geknipt en daarna werd er gestreken. Er moesten van die zegels op. Die werden met een strijkbout over die bankbiljetten gestreken. [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren er. [medeverdachte 5] , het vriendinnetje van [verdachte] , en [medeverdachte 2] hebben de zegels op de biljetten gestreken. [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn daarna de biljetten af gaan leveren. [medeverdachte 7] heeft bij de printer gezeten en op de startknop gedrukt. Zij zou daar 200 euro voor krijgen.
Op 12 tot en met 14 februari 2014 vinden er diverse gesprekken/sms-berichten plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De gesprekken zijn omschreven vanuit de telefoon van [medeverdachte 2] . [4]
(…)
12 februari 2014 te 23:29:02 uur (uitgaand)
“(…) morgen komt mijn broer helpen en geef ik hem 3meijer vrijdag dan zijn we met 3.”
(…)
13 februari 2014 te 14:06:49 uur (uitgaand)
“Haal die zegels nou maar en breng alvast mijn oma gaat beginnen met stryken samen met mij en me broer dus met 3 man (…)”
(…)
13 februari 2014 te 14:25:51 uur (uitgaand)
“Ik laat die jongens dat niet doen dus mijn broer oma en mn schoonzusje en ik en jy gaan stryken dus 5 man dan komt het af heb gezegd de hele nacht door tot het af is dus komt goed ik ga nu printen”
(…)
13 februari 2014 te 16:45:46 uur (uitgaand)
“ [medeverdachte 2] belt met de vraag of [medeverdachte 1] dadelijk komt. [medeverdachte 2] zegt dat ze een aantal mensen heeft geregeld die komen helpen. Ze vraagt aan [medeverdachte 1] of hij zegels heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij die dadelijk gaat halen (…)”
13 februari 2014 te 17:08:18 uur (uitgaand)
“8 uur nodig voor 1500 stuks te primten met 2printers zijn dat er 4 in een minuut dan stryken met 5 man (…)”
(…)
13 februari 2014 te 18:59:13 uur (uitgaand)
“Ik ga over 20min na me oma hoelaat ben je er?”
(…)
13 februari 2014 te 20:39:15 uur (uitgaand)
“Ik heb 3 strykijzers kan je er 2 meenemen? We zijn met 5.”
(…)
(Mede)plegen
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij wel in de woning van [medeverdachte 7] aanwezig was, maar dat hij niets te maken heeft gehad met het maken van vals geld. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig, gelet op de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 5] , die wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 7] en voornoemde gesprekken/sms-berichten.
Uit de verklaring van [medeverdachte 5] blijkt voorts dat iedereen een bepaalde taak had in de vorm van bankbiljetten kopiëren en printen, deze uitsnijden en het strijken van zegels op de bankbiljetten. Verdachte heeft de bankbiljetten uitgesneden en zegels op de bankbiljetten gestreken. Verder was afgesproken dat hij daar geld voor zou krijgen. Nadat de bankbiljetten klaar waren, is verdachte meegegaan naar de plek waar de transactie van het vals geld zou plaatsvinden.
De rechtbank overweegt dat hoewel verdachte niet de initiator van het hele gebeuren was, hij een daadwerkelijke bijdrage heeft geleverd aan het maken van de valse bankbiljetten. Zijn rol was niet ondergeschikt aan de rol van een deel van de medeverdachten. Daarnaast bestond de afspraak dat hij voor zijn aandeel een aanzienlijk deel van de verwachte verkoopopbrengst zou ontvangen en is hij zelfs meegegaan naar de plaats waar de transactie zou plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande, de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten is komen vast te staan en dus kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen bankbiljetten van 50 euro heeft nagemaakt (feit 1).
Vervoeren van nagemaakte bankbiljetten
De vraag is dan vervolgens of verdachte die (door hemzelf samen met anderen nagemaakte) bankbiljetten ook - samen met anderen - en met het oogmerk om die als echt en onvervalst te doen uitgeven, heeft vervoerd (feit 2 subsidiair).
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 oktober 2017 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij bij zijn oma in de woning was toen de bankbiljetten werden nagemaakt en dat ze daarna met het vals geld naar Breda zijn gereden om het te verkopen aan een Belg. Eenmaal in Breda aangekomen werden ze van het geld geript. De bankbiljetten zaten in een envelop. Het ging om nagemaakte bankbiljetten van 50 euro. Verdachte is samen met twee vrouwen naar Breda gegaan.
[medeverdachte 5] [5] heeft op 18 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte 2] het vals geld ging verkopen aan een Belg. Zij heeft samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] het valse geld weggebracht.
[verdachte] was bij de overdacht uit de auto gestapt en bij die Belg ingestapt. Toen [verdachte] bij die Belg in de auto zat ging die Belg allemaal rare wegen rijden. [medeverdachte 2] probeerde [verdachte] te bellen maar kreeg hem niet aan de telefoon. [medeverdachte 5] probeerde ook te bellen maar kreeg hem eerst ook niet te pakken. Later wel en toen zei [verdachte] dat zij moest zeggen dat het rond was. [medeverdachte 5] zei tegen [verdachte] dat hun tank bijna leeg was en ze zijn toen gestopt bij een shell station. Daar stopte ook die Belgische auto en daar stapte [verdachte] uit de auto. De auto reed vervolgens met piepende banden weg en alleen [verdachte] stond er nog.
Op 15 februari 2014 vinden er diverse gesprekken/sms-berichten plaats tussen [medeverdachte 2] en [naam] . De gesprekken zijn omschreven vanuit de telefoon van [medeverdachte 2] . [6]
(…)
15 februari 2014 te 00:25:42 uur (inkomend)
“5709: wat is gebeurd dan?
[medeverdachte 2] : we komen daar aan, die jongens daar willen dat kopen, [verdachte] is met me mee en [verdachte] zijn vriendin was ook mee. Ik zeg [verdachte] stap jij even in. Mijn broer ingestapt, en die rijden ineens weg. Dus ik erachteraan. Ik bellen. Bellen bellen bellen. Niemand neemt op. Mijn broer neemt niet op. Die draait de hele tijd zo rondje om de rotonde, dus ik erachteraan blijven. En euh... toen zei [medeverdachte 5] , das de vriendin van mijn broer, kreeg [verdachte] aan de telefoon. Toen zegt [verdachte] , ja het is rond. Dus wij dachten, oke dat is goed. Ik zeg mijn tank is bijna op, ik zeg moet stoppen bij de eerst volgende (onverstaanbaar). Dus die zouden stoppen bij de eerstvolgende tankstation. Stoppen bij het tankstation. Ik zie mijn broer uitstappen. Mijn broer, en hun kwamen ook met twee jongens uit die auto. En voordat ik kijk, hoor je hun met piepende autobanden wegrijden.
(…)
5709: en nu is alles weg?
[medeverdachte 2] : ja alles ja. (…)
(…)
[medeverdachte 2] : (…) [verdachte] was ingestapt (…) En ik was met [medeverdachte 5] de vriendin van [verdachte] , in de auto gebleven.
(…)
[medeverdachte 2] : (…) Geld weg, alles. Plus nog een dikke schuld nu.
(…)
5709: Nee maar, zolang zij maar zorgt dat dat geld gewoon terug komt. Want dat is wel 600 euro per persoon. Dat is niet zomaar van euh..
[medeverdachte 2] : Ja daarom (…)
(…)
[medeverdachte 2] : (…) Mijn broer stapte uit en hun zeggen tegen mijn broer van ja dit en dat. Goed euh... we kunnen misschien vaker zaken doen want ik had gezegd natuurlijk, zeg maar dat we meer coke hebben dit dat. En toen had mijn boer gezegd ja is goed. En mijn boer had aan
de telefoon al gezegd de deal is rond. Dus ik dacht die heeft het geld al in zijn zak en die heeft die coke gegeven. (…) Toen waren ze het aan het natellen, toen zei die andere van ja dat geld is daar achter. Dus hun stappen uit met zijn drieen en ik zie mijn broer uitstappen en
die anderen die springen in de auto en weg was die auto.
5709: Ja maar als dat een vriend vanjouw zus is dan regelt ze maar dat het fucking geld terug komt.
(…)
5709: (…) Maar waarom zou een vriend van jouw zus jou willen rippen? (…)
(…)”
15 februari 2014 te 02:12:20 uur (uitgaand)
“Kijk ik zal eerlyk met je zyn heel het verhaal klopt wat ikje vertelde maar ik had iemand op
die site gevonden ook een belg en hy wilde dat kopen dus dacht we hadden al weer pech ik ry wel op en neer want wist datje nee zou zeggen als ik belgie zou zeggem... en toen werden we geript (…)”
15 februari 2014 te 02:12:28 uur (uitgaand)
“b ik niks aan want nl doet niks aan belgie... I know had direct eerlyk moeten zyn over wie de koper was (…) maar buiten om de persoon wie het kocht is het precies zo gegaan met broertje in de auto ik erachter aan enz... (…)”
(…)
De rechtbank overweegt dat uit al het vorenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd, tevens blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten de bankbiljetten die zij zelf namaakten en vervoerden ook daadwerkelijk wilden verkopen (aan de ‘Belg’) en dat daarmee vastgesteld kan worden dat het oogmerk bestond om deze bankbiljetten als echt en onvervalst te doen uitgeven.
Feit 3 [7]
Op 10 april 2014 heeft [slachtoffer] aangifte [8] gedaan van bedreiging. [slachtoffer] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat haar broer [verdachte] haar op 10 april 2014 in de woning van haar moeder in Panningen heeft bedreigd met een mes. Zij, haar moeder en [verdachte] waren in de keuken. Ze zag dat [verdachte] een mes van ongeveer 30 centimeter groot uit de lade pakte en naar haar toeliep. Hij hield het mes naar voren, in haar richting. Ze zag in zijn ogen een agressieve, zelfs zieke, blik en geeft aan dat ze zich echt bedreigd heeft gevoeld.
Getuige [getuige] [9] heeft op 11 april 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij en haar dochter [slachtoffer] op 10 april 2014 in haar woning in Panningen waren. Zij zaten in de keuken aan de eettafel. [verdachte] was er ook. Zij zag dat [verdachte] een groot mes pakte en op [slachtoffer] afliep. Ze zag dat [verdachte] met het mes naar [slachtoffer] wees en ze vond het heel angstig hoe hij keek.
Verdachte [10] heeft op 11 april 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 10 april 2014 samen was met zijn zus [slachtoffer] en zijn moeder. Door een opmerking van zijn zus werd hij boos. Hij pakte een mes van zo’n 30 centimeter en stond met het mes richting de keukentafel waar zijn zus en zijn moeder zaten.
Feit 4 [11]
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
laptop Sony:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 29 januari 2014 [12] ;
- de aangifte van [naam aangever 2] d.d. 13 oktober 2013 [13] ;
overige goederen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 30 januari 2014 [14] ;
- de aangifte van [naam aangever 3] d.d. 28 december 2013 [15] ;
- proces-verbaal verhoor aangever [naam aangever 3] d.d. 31 januari 2014 [16] ;
- proces-verbaal verhoor aangever [naam aangever 3] d.d. 31 januari 2014 [17] ;
- de aangifte van [naam aangever 1] d.d. 28 december 2014 [18] ;
- proces-verbaal verhoor benadeelde [naam aangever 1] d.d. 31 januari 2014 [19] .
Parketnummer 03/237289-13 [20]
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 30 december 2013 [21] ;
- de aangifte van [getuige] d.d. 30 december 2013 [22] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/659237-14:
1.
in de periode van 11 februari 2014 tot 15 februari 2014, in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro heeft nagemaakt, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst te doen uitgeven;
2.
op 14 februari 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, die verdachte en zijn medeverdachten zelf hebben nagemaakt, met het oogmerk om die als echt en onvervalst te doen uitgeven, heeft vervoerd;
3.
op 10 april 2014, te Panningen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer] gehouden;
4.
in de periode van 13 oktober 2013 tot en met 28 januari 2014, in het arrondissement Limburg, een laptop, merk Sony en fietsen (merk Gazelle en Cortina) en een tuner en een versterker en een flex, althans een slijptol, en een cleaner, althans een boenmachine, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die laptop en fietsen en flex, althans slijptol, en cleaner, althans boenmachine, wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 03/237289-13:
op 30 december 2013, te Panningen, opzettelijk en wederrechtelijk een plantenbak/bloempot, toebehorende aan [getuige] , heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Overweging met betrekking tot parketnummer 03/659237-14 onder 4 (heling laptop)
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar heeft toegegeven dat hij de laptop heeft geheeld, maar tegelijkertijd heeft hij daaraan toegevoegd dat hij de laptop, waarvan hij dus wist dat die van diefstal afkomstig was, heeft gekocht om deze aan de rechtmatige eigenaar te kunnen teruggeven. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [medeverdachte 5] . De rechtbank is van oordeel dat hiermee in zoverre de materiële wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde feit 4 ontbreekt en dat het bewezenverklaarde op dit onderdeel om die reden niet strafbaar is. De rechtbank zal verdachte daarom met betrekking tot dat onderdeel ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/659237-14:
1: medeplegen van bankbiljetten namaken, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst te doen uitgeven;
2: medeplegen van bankbiljetten die hij zelf heeft nagemaakt, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven, vervoeren;
3: bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht;
4: opzetheling, meermalen gepleegd;
parketnummer 03/237289-13:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden
die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, met toepassing van het volwassenenstrafrecht en rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop, een eis geformuleerd en gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de Reclassering in de rapportage van 28 juni 2017.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat, alsmede met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop in deze zaak. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank - met toepassing van het jeugdstrafrecht - een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een duur van maximaal zes maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het namaken van een groot aantal bankbiljetten. Deze valse bankbiljetten hebben verdachte en zijn medeverdachten ook vervoerd met het doel ze te verkopen. Dergelijk handelen is naar het oordeel van de rechtbank zeer verwerpelijk, nu hiermee het vertrouwen in het betalingsverkeer, meer specifiek in chartaal geld, ernstig wordt geschaad. Dit geldt te meer nu het in het onderhavige geval een groot geldbedrag betreft. Het betalingsverkeer is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde wordt toegekend. Door het namaken van bankbiljetten wordt dit principe ondermijnd/aangetast. Daarnaast wordt ook de ontvanger van het nagemaakte geld gedupeerd wanneer dit als betaalmiddel wordt ingezet. De ontvanger levert immers goederen of diensten voor een stukje papier zonder enige waarde. De rechtbank zal verder rekening houden met het feit dat verdachte in het gehele ‘vals geld’ onderzoek een beperkte rol heeft gehad gedurende een zeer de korte periode waarin hij zich heeft beziggehouden met het namaken van bankbiljetten.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van verschillende goederen. Hiermee heeft verdachte opzettelijk geprofiteerd van de diefstal die een ander heeft gepleegd, waarmee hij tevens de onrechtmatige vermogensrechtelijke toestand, in die zin dat de oorspronkelijke eigenaar zijn bezit kwijt is, heeft doen voortduren. Verdachte heeft daarmee enkel aan zijn eigen belang gedacht, de aankoop van de laptop daarvan uitgezonderd, en geen rekening gehouden met de belangen van de rechtmatige eigenaar.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van zijn zus met een mes en een vernieling bij zijn moeder in huis. Uit deze feitencomplexen volgt dat verdachte zich moeilijk kan beheersen als hem kritiek wordt gegeven of als het niet zo gaat zoals hij zou willen. Dit is een ernstig feit. Het behoeft geen betoog dat de bedreiging die door verdachte is geuit voor het slachtoffer een uiterst beangstigende ervaring is geweest en een gevoel van onveiligheid met zich heeft meegebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 september 2017, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten en dat hij na de thans bewezenverklaarde feiten wederom met politie of justitie in aanraking is gekomen. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffende reclasseringsadvies van Reclassering Leger des Heils d.d. 28 juni 2017 en de ter terechtzitting gedeelde informatie door de deskundige Van Harreveld. Hieruit komt naar voren dat verdachte geen gemakkelijke jeugd heeft gehad en dat in de opvoeding veel kansen zijn gemist. Verdachte is zeer beïnvloedbaar en heeft een negatief sociaal netwerk. Hij is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, naast een gemiddeld intelligentieniveau. Na terugkomst van de deelname aan het Pel-project ging het een tijd lang beter met verdachte. Echter toen hij 18 jaar werd, viel alle begeleiding weg en kwam hij weer snel met niks op straat te staan. Thans werkt hij voldoende mee aan het lopend reclasseringstoezicht en de inschatting is dat hij behoefte heeft aan nog meer begeleiding en structuur in de vorm van begeleid wonen en behandeling, met name op het gebied van agressieregulatie en omgaan met frustraties. Verdachte lijkt gemotiveerd zijn leven een andere wending te geven en heeft ingestemd met een aanmelding bij ‘Met GGZ’. Verder worden zijn schulden in kaart gebracht, wordt een uitkering aangevraagd en gaat verdachte op zoek naar een opleiding. Dit is een laatste kans te voorkomen dat verdachte in een veelplegerstraject terechtkomt. De Reclassering is bereid hem deze laatste kans te bieden en heeft aangegeven dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze kans teniet zal doen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren zou passend zijn.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het minderjarigen- dan wel het meerderjarigenstrafrecht op verdachte dient te worden toegepast. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van minderjarige verdachten die, zoals verdachte, ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar maar nog niet die van achttien hebben bereikt, als hoofdregel geldt dat het sanctierecht voor minderjarigen wordt toegepast. Ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter het sanctierecht voor deze groep minderjarigen echter buiten toepassing laten, en kan recht worden gedaan overeenkomstig het sanctierecht voor volwassenen, indien hij daartoe grond vindt in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het merendeel van de door verdachte begane feiten weliswaar ernstig van aard zijn, maar niet zodanig en onder die omstandigheden begaan dat deze nopen tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Verdachte was ten tijde van de feiten (ongeveer) zestien jaar oud en hij is opgegroeid in een pedagogisch onmachtig milieu. Zijn ouders zijn niet in staat gebleken die pedagogische begeleiding en sturing te bieden die verdachte nodig had. Dit werkte ontwrichtend in de thuissituatie en verdachte raakte onder invloed van de verkeerde personen, onder wie zijn zus [medeverdachte 2] die hem betrok bij het maken van vals geld. Door de Reclassering zijn inmiddels voorwaarden geformuleerd waarmee een strak kader voor verdachte is gecreëerd, dat het mogelijk maakt verdachte op meerdere gebieden te begeleiden en te behandelen. De rechtbank is van oordeel dat de door de Reclassering geformuleerde voorwaarden ook aan een (deels) voorwaardelijke jeugdsanctie gekoppeld kunnen worden en dat er aldus op dit moment voldoende begeleiding- en behandelmogelijkheden bestaan binnen het minderjarigenstrafrecht. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook geen toepassing geven aan artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Die termijn is in het onderhavig geval gaan lopen op
17 juni 2014, te weten de dag van inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het gaat hier niet om complexe zaken en door de verdediging zijn geen onderzoekswensen ingediend. De dossiers zijn op 14 juli 2014 gesloten. Het nagekomen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut dateert van 23 februari 2015 en de resultaten van het rechtshulpverzoek aan België zijn op 12 augustus 2015 binnengekomen. De zaken zijn pas op 3 april 2017 voor het eerst op zitting aangebracht. De rechtbank acht het kwalijk en voor alle betrokken partijen uiterst onbevredigend dat het vonnis in de onderhavige zaken wordt gewezen ruim 3,5 jaar nadat de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal in strafverminderende zin met deze aanzienlijke overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend om aan verdachte een jeugddetentie van 15 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de Reclassering in de rapportage van 28 juni 2017. De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op drie jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 63, 77a, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77ee, 77gg, 208, 209, 285, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging deels (30 uren) wordt toegewezen, nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat zij zich wenst te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is bij vonnis van de kinderrechter te Roermond d.d. 18 juni 2012 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 juli 2012.
Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan de hierboven bewezen verklaarde feiten. Verdachte heeft zodoende de kans die hem destijds geboden is om door goed gedrag te voorkomen dat de eerdere voorwaardelijk opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden, niet aangegrepen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de opgelegde straf slechts gedeeltelijk ten uitvoer te doen leggen.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het ten aanzien van
parketnummer 03/659237-14onder
2 primairtenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde onderdeel
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
15 weken,waarvan
6 weken voorwaardelijk,met een proeftijd van
drie jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich in persoon/dan wel telefonisch binnen 3 werkdagen volgend op de uitspraak melden bij het Leger del Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het volgende adres: Putgraaf 3, 6411 GT Heerlen, telefoonnummer 088-0901140. Hierna moet betrokkene zich blijven melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan een intake en aan een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling voor zijn psychische problematiek bij een door de Reclassering nader aan te wijzen GGz-instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde wordt in het kader van onderhavige strafzaak door de Reclassering bij de behandelaar aangemeld;
veroordeelde wordt verplicht zich te melden bij een door de Reclassering nader aan te wijzen instelling voor intramurale woonbegeleiding of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de Reclassering heeft opgesteld, zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 04/856071-12
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van
60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel, rechter en tevens kinderrechter, en mr. D.C.I. van Delft, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03/659237-14:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2014 tot 15 februari 2014 in de gemeente Peel en Maas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro heeft nagemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 in de gemeente Breda, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven een aantal bankbiljetten van 50 euro, die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2014 in de gemeente(n) Peel en Maas en/of Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, dat/die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft vervoerd;
3.
hij op of omstreeks 10 april 2014 te Panningen, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] gehouden, in elk geval op dreigende wijze ten opzichte van genoemde [slachtoffer] een mes, in elk geval een op een mes gelijkend voorwerp, in zijn
hand(en) gehouden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2013 tot en met 28 januari 2014 te Panningen en/of in de gemeente Peel en Maas, in elk geval in het arrondissement Limburg, een laptop, merk Sony (p. 105) en/of een of meer fietsen (merk Gazelle, p. 210 en/of Cortina, p. 264) en/of een tuner en/of een versterker (p. 217) en/of een flex althans een slijptol (p. 264) en/of een cleaner, althans een boenmachine (p. 264) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop en/of fietsen en/of flex, althans slijptol en/of cleaner, althans boenmachine wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 03/237289-13:
hij op of omstreeks 30 december 2013 te Panningen, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, opzettelijk en wederrechtelijk een plantenbak/bloempot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, recherche Venlo/Venray, proces-verbaalnummer 2014012528, gesloten d.d.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina’s 792-794.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina’s 834-838.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2014, pagina’s 660, 662-665.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina 794 en 795.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2014, pagina’s 766-768
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2325-2014031088, gesloten d.d. 6 mei 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 33.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , d.d. 10 april 2014, pagina’s 14-16.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 11 april 2014, pagina’s 21-22.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 april 2014, pagina’s 25-26.
11.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, recherche Venlo/Venray, proces-verbaalnummer 2013093025, gesloten d.d.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 29 januari 2014, pagina 69.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2013, pagina’s 92-93.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 januari 2014, pagina’s 81-82.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2013, pagina 134.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 31 januari 2014, pagina 214.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 31 januari 2014, pagina 217.
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2013, pagina’s 257 en 259.
19.Proces-verbaal verhoor benadeelde d.d. 31 januari 2014, pagina ‘s 263-264.
20.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, regio Limburg-Noord, proces-verbaalnummer PL2325-2013116259, gesloten d.d. 9 januari 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 24.
21.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 december 2013, pagina 20.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2013, pagina 3.