ECLI:NL:RBLIM:2017:12341
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.A.G. van Baal
- F.L.G. Geisel
- D.C.I. van Delft
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplichtigheid aan het namaken van bankbiljetten door het openen van de deur voor een medeverdachte
Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het namaken van bankbiljetten. De verdachte had de deur van de woning van een medeverdachte geopend, terwijl deze vermoedelijk iets illegaals kwam doen. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was omdat hij wist dat de medeverdachte bezig was met het maken van valse bankbiljetten. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij opzettelijk handelingen had verricht die tot het namaken van bankbiljetten leidden.
Tijdens de zittingen op 27 en 30 oktober 2017 werd het bewijs besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het namaken van bankbiljetten. De rechtbank oordeelde dat het enkel openen van de deur voor de medeverdachte niet voldoende was om te spreken van medeplichtigheid, aangezien de verdachte niet wist dat de medeverdachte de zegels zou gebruiken voor het maken van vals geld. De rechtbank benadrukte dat medeplichtigheid vereist dat de verdachte zowel opzet had op het gronddelict als op de ondersteuning daarvan.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk middelen had verschaft voor het namaken van bankbiljetten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, waarin de grenzen van medeplichtigheid en opzet worden verduidelijkt.