ECLI:NL:RBLIM:2017:12338

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
03/700373-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en gevaarlijk rijgedrag met een personenauto op politieagenten

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2015 in Heerlen met een personenauto op hoge snelheid op twee politieagenten is ingereden. De verdachte, die onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, werd beschuldigd van poging tot doodslag en gevaarlijk rijgedrag. Tijdens de zitting op 1 december 2017 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte verstek liet gaan. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag op de politieagenten, maar dat het gevaarlijk rijgedrag wel bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedragingen een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de agenten had aanvaard. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het negeren van verkeerslichten en het rijden tegen de rijrichting in, wat leidde tot gevaarlijke situaties op de weg. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij immateriële schade hadden geleden door de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700373-15
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 december 2017. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Onder 1.:als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt;
Onder 2.:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te bedreigen met de dood of met zware mishandeling;
Onder 3.:heeft geprobeerd [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te bedreigen met de dood of met zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte wegens gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op - of de zware mishandeling van [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ), zoals dat onder 2. primair en subsidiair ten laste is gelegd. Op basis van het dossier kan niet worden gekomen tot een objectieve toets om invulling te geven aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de gedragingen van verdachte zouden kunnen komen te overlijden of dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden hebben kunnen oplopen.
Het onder 1. ten laste gelegde is bewezen door de processen-verbaal van de politie-ambtenaren [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ), [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met een kaart van de route die verdachte als bestuurder van het voertuig heeft afgelegd. Uit deze processen-verbaal blijkt van de verkeersovertredingen die hij daarbij heeft begaan. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat verdachte onder invloed was van verdovende middelen. Voorts heeft verdachte bekend als de bestuurder van de personenauto te zijn opgetreden en daarbij verkeersovertredingen te hebben begaan.
Hetgeen onder 2. meer subsidiair ten laste is gelegd, te weten, de bedreiging, is eveneens bewezen, namelijk door de verklaring van de verdachte dat hij wist dat hij door de politie werd achtervolgd en dat hij heeft gezien dat een auto van de politie op de weg stond. Uit de processen-verbaal blijkt dat met een opvallend politievoertuig is geprobeerd de Euregioweg te blokkeren. Doordat de verdachte met aanzienlijke snelheid reed, niet remde en zelfs gas bijgaf, heeft hij zijn auto gebruikt als wapen, zodanig dat dit de vrees bij inzittenden van dat politievoertuig, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , kon opwekken dat verdachte met die auto een aanrijding zou veroorzaken tegen dat politievoertuig. Gelet op de gevolgen van verkeersongelukken met een dergelijke snelheid en naar algemene ervaringsregels, was de vrees op de dood of zwaar lichamelijk letsel reëel. Dit handelen door de verdachte kwalificeert aldus tenminste als bedreiging.
Het onder 3. ten laste is ook bewezen. Uit de inhoud van de processen-verbaal blijkt dat op het moment dat het voertuig dat door de verdachte werd bestuurd was klemgereden, de verdachte toch nog probeerde te ontkomen door het door hem bestuurde voertuig in beweging te zetten. In het politievoertuig dat op korte afstand dwars geparkeerd was voor het door de verdachte bestuurde voertuig bevond zich [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ). Mede gelet op het voorafgaande rijgedrag van de verdachte, was de vrees bij [slachtoffer 3] dat de verdachte haar met zijn auto zou rammen reëel. Ook dat handelen door de verdachte kwalificeert als misdrijf gericht tegen het leven.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde:
De verdachte heeft tegenover verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij op 31 juli 2015 drie blikken bier van 0,5 liter had genuttigd en twee blikjes Bacardi-cola. [2]
Bij de verdachte is op 1 augustus 2017 bloed afgenomen voor het verrichten van onderzoek [3] .
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het NFI geconcludeerd dat de rijvaardigheid van verdachte ten tijde van zijn bloedafname waarschijnlijk nadelig was beïnvloed door diazepam, desmethyldiazepam en methadon, al dan niet in combinatie met cocaïne. [4]
De verdachte reed als bestuurder van een personenauto een route door straten die allemaal zijn gelegen in de gemeente Heerlen. Op de Ruys de Beerenbroucklaan reed hij door een rood verkeerslicht richting de Sint Franciscusweg, hierna nam hij de rotonde aan de linkerzijde en reed verder over de linker weghelft en vervolgens de Molenberglaan omhoog. Vervolgens reed de verdachte op de Euregioweg met een snelheid van ongeveer 150 km/u tegen de rijrichting in. Op de Mijnspoorweg, Gasthuisstraat en Palemigerboord reed de verdachte nog altijd tegen de rijrichting in. [5] Vervolgens reed de verdachte over de Euregioweg tegen de rijrichting in en bij de kruising met de Beersdalweg door een rood verkeerslicht de Beersdalweg in. Op de kruising tussen de Beersdalweg en Breukerweg reed hij door een rood verkeerlicht, waarbij het voertuig van verdachte bijna in botsing kwam met een vrachtwagen. De vrachtwagen moest een noodstop maken om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen. De verdachte bleef tegen de rijrichting in rijden en reed op de rotonde bij In de Cramer ook tegen de voorgeschreven rijrichting in. [6]
Op grond van de bekennende verklaring van de verdachte dat hij op de dag voor de nacht waarin al deze verkeersovertredingen werden begaan meerdere alcoholische dranken had genuttigd, het aantreffen van middelen die de rijvaardigheid beïnvloeden in zijn bloed, dat op de dag van zijn aanhouding werd afgenomen en het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van verdachte in de personenauto en hetgeen door verbalisanten gerelateerd is over al de verkeersgedragingen in de straten van Heerlen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan. Dat de verdachte met zijn gedragingen ook feitelijk gevaar op de weg heeft veroorzaakt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat werd geconstateerd dat een vrachtwagen een noodstop heeft moeten maken om een botsing met het door de verdachte bestuurde voertuig te voorkomen.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag danwel moord op 1 augustus 2015. Zij heeft verklaard dat zij en haar collega [slachtoffer 2] met hun dienstvoertuig dwars op de Euregioweg in Heerlen stonden en zagen hoe een voertuig met hoge snelheid in hun richting reed, vervolgens zijn snelheid verhoogde en de bestuurder klaarblijkelijk zijn voertuig niet tot stilstand zou gaan brengen. [7]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag danwel moord op 1 augustus 2015. Hij heeft verklaard dat hij het door hem bestuurde politievoertuig zo op de rijbaan had opgesteld dat een voertuig, dat door collega’s werd achtervolgd, naar de juiste rijbaan zou worden gedwongen, maar dat de bestuurder van dat voertuig geen aanstalten maakte om te remmen of van rijbaan te wisselen. Daarop bewoog [slachtoffer 2] zijn voertuig naar achteren, de berm in, om een frontale botsing te voorkomen. [8] Naar de rechtbank begrijpt, heeft [slachtoffer 2] bedoeld een aanrijding in de zijkant te voorkomen, immers naar verluidt stond het door [slachtoffer 2] bestuurde voertuig dwars over de weg.
[verbalisant] heeft gerelateerd dat hij zag hoe het voertuig dat hij achtervolgde met een snelheid van ongeveer 150 km/u over de Euregioweg reed. Genoemd voertuig reed recht op het voertuig van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af zonder dat de remlichten gingen branden. [verbalisant] heeft daarbij opgemerkt dat de remlichten tijdens de staande houding en achtervolging verder wel functioneerden. [9]
Getuige [getuige] (hierna te noemen: [getuige] ) heeft tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat de verdachte het voertuig bestuurde en niet wilde stoppen voor de politie. [10]
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met de door hem bestuurde personenauto op het politievoertuig met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt verder dat een aanrijding is voorkomen doordat hij het door hem bestuurde voertuig achterwaarts de berm heeft ingereden. De vraag is hoe dit handelen door de verdachte moet worden gekwalificeerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het de verdachte was te doen om te ontkomen aan de politie. Dat bij het handelen door de verdachte aan hem daarbij nog enig ander doel voor ogen stond dan dat blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Niettemin kunnen feiten en omstandigheden aanleiding zijn voor het oordeel dat het handelen door de verdachte moet worden gekwalificeerd als een poging tot het opzettelijk van het leven beroven, tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of als een bedreiging tegen het leven gericht of met zware mis handeling. Dat is het geval als uit die feiten en omstandigheden voortvloeit dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder die is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (‘
op de koop toe heeft genomen’). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de wijze waarop de verdachte op het politievoertuig is ingereden, met een snelheid van ongeveer 150 km/u, zonder uit te wijken of te remmen en zonder dat is gebleken van de intentie om te stoppen zoals [getuige] heeft verklaard -, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat hij tegen het dienstvoertuig zou zijn aangereden als [slachtoffer 2] niet het door hem bestuurde voertuig naar achteren had gereden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat als met een snelheid van ongeveer
150 km/u op de zijkant van een stilstaande auto wordt ingereden de kans dat dit de dood van de inzittenden van die auto tot gevolg heeft aanmerkelijk is. Dit naar alle waarschijnlijkheid te verwachten gevolg zal ook verdachte bekend zijn.
De gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op en geschikt tot het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodat hieruit – nu de rechtbank niet is gebleken van contra-indicaties – valt af te leiden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg met zijn handelen ook heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 3. tenlastegelegde:
De rechtbank is niet overtuigd geraakt van hetgeen onder 3. primair en onder 3. subsidair aan verdachte ten laste is gelegd. Het proces-verbaal van het Bureau Verkeersongevallenanalyse van 24 augustus 2015 vermeldt niet of bij het aantreffen van het door de verdachte bestuurde voertuig, het contact daarvan nog was ingeschakeld. Ook bevat deze analyse geen gegevens over sporen van spinnende (voor) wielen. [slachtoffer 3] en [verbalisant] hebben gerelateerd dat de wielen van de door de verdachte bestuurde auto nadat deze tot stilstand was gedwongen nog draaiden, maar niet op welke wijze de motor van de door de verdachte bestuurde auto dan uiteindelijk werd uitgeschakeld. Voorts heeft de verdachte tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat de motor van de door hem bestuurde auto was uitgevallen nadat deze door de aanrijding door een politievoertuig het gras was opgeslipt. In het licht van het ontbreken van bewijsmiddelen die in een andere richting wijzen, komt de rechtbank tot het oordeel dat in zoverre deze verklaring van de verdachte als aannemelijk moet worden aangemerkt.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 1 augustus 2015 in de gemeente Heerlen, na gebruik van alcoholhoudende drank en benzodiazepinen en methadon en cocaïne, als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Ruys de Beerenbroucklaan, in strijd met een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht in de richting van de Sint Franciscusweg is gereden, waarna hij de rotonde aan de linkerkant heeft genomen en tegen de rijrichting in de Molenberglaan omhoog is gereden;
en
(vervolgens) daarmee rijdende op de weg, de Euregioweg, met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur, met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid, zonder verkeersnoodzaak heeft gereden over het weggedeelte dat bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer;
en
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd op de wegen de Mijnspoorweg en de Gasthuisstraat en de Palemigerboord, en (wederom) zonder verkeersnoodzaak heeft gereden over het
weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer;
en
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd op de Euregioweg, en (wederom) zonder
verkeersnoodzaak heeft gereden over het weggedeelte dat bestemd was voor het
tegemoetkomende verkeer en bij de kruising met de Beersdalweg in strijd met
een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht in de richting van de Beersdalweg is gereden;
en
(vervolgens) bij de kruising van de Beersdalweg met de Breukerweg in strijd
met een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht is gereden en
daarbij (wederom) zonder verkeersnoodzaak over het weggedeelte dat bestemd was
voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden;
en
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd en bij de rotonde bij In de Cramer (wederom) zonder verkeersnoodzaak over het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden;
door welke gedragingen van verdachte telkens gevaar op die wegen werd veroorzaakt telkens kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die wegen telkens werd gehinderd of telkens kon worden gehinderd.
2. primair
op 1 augustus 2015 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een auto met hoge snelheid op voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. of onder 2. meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
voortgezette handeling van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft ten overstaan van ambtenaren van de politie op 2 augustus 2015 verklaard dat hij ten tijde dat hij de feiten pleegde paranoïde was. De verdachte heeft geen gelegenheid geboden nader onderzoek te verrichten naar feiten of omstandigheden die grond kunnen zijn voor het oordeel dat aannemelijk is dat deze geestestoestand zich bij de verdachte op 1 augustus 2015 heeft voorgedaan. Bij gebreke van zodanig onderzoek en bij gebreke van inzicht of deze geestestoestand al of niet is ontstaan door de schuld van de verdachte, moet worden aangenomen dat de door de verdachte gepleegde feiten hem volledig kunnen worden toegerekend. Dat verdachte (deels) ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest ten tijde van de feiten is gelet op het bovenstaande niet vast komen te staan, zodat de rechtbank tot de conclusie komt dat niet is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd wegens feit 1 de verdachte te veroordelen tot hechtenis voor de duur van 30 dagen en wegens feit 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is weggereden toen de politie hem controleerde. Onder invloed van alcohol en de rijvaardigheid beïnvloedende middelen is hij met hoge snelheid gevlucht. Dit heeft geleid tot een levensgevaarlijke achtervolging door Heerlen, waarbij rode verkeerslichten werden genegeerd en tegen de rijrichting in werd gereden. Daarbij heeft hij met hoge snelheid ingereden op een politievoertuig, waarin zich twee politieagenten - medewerkers met een belangrijke publieke taak- bevonden. Het is evident dat zij uitermate beangstigende momenten hebben doorgemaakt. Bovendien heeft een vrachtwagen een noodstop moeten maken om een botsing met het door de verdachte bestuurde voertuig te voorkomen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de levens van weggebruikers, daaronder zijn eigen leven, op het spel gezet, kennelijk met een daarmee volstrekt in wanverhouding staand doel om aan aanhouding door de politie te ontkomen. Het is een wonder dat er geen slachtoffers zijn gevallen. Dat het niet anders is afgelopen, is geen omstandigheid die aan verdachte is te danken.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met de Nederlandse justitie in aanraking is geweest. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank voorts, in het voordeel van verdachte, gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen 1 augustus 2015 en de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank voor de overtredingen, zoals bewezen onder 1. een hechtenis voor de duur van één maand passend. Voor de misdrijven, zoals bewezen onder 2., kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de ernst van het feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Tevens zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaar aan de verdachte opleggen.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich door haar vordering van een schadevergoeding van € 547,00 wegens immateriële schade als partij in het strafgeding gevoegd. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 1] mondeling haar vordering verhoogd met de wettelijke rente.
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft zich door haar vordering van een schadevergoeding van € 547,00 wegens immateriële schade als partij gevoegd in het strafgeding. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 3] mondeling haar vordering verhoogd met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , met dien verstande dat naar zijn oordeel de schade moet worden gesteld op € 350,00. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte in beide gevallen de schadevergoedingsmaatregel op te leggen voor dat bedrag, verhoogd met de wettelijke rente.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde [slachtoffer 3] is niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de verdachte van het onder 3. tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De verdachte heeft verstek laten gaan. De rechtbank moet zich in dat geval beperken tot de vraag of de vordering van [slachtoffer 1] onrechtmatig of ongegrond is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet onrechtmatig.
Uit de stukken en hetgeen [slachtoffer 1] tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verklaard, is echter onvoldoende gebleken dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade, zoals bedoeld in de wet, heeft geleden. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de artikelen 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op vergoeding van immateriële schade.
In het bijzonder kan in deze zaak, hoezeer ook invoelbaar is dat het door verdachte inrijden op de auto waarin [slachtoffer 1] zat voor gevoelens van angst en onveiligheid heeft gezorgd, niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b. van het Burgerlijk Wetboek.
Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zodat die moet worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 56, 57, 62, 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 5, 177, 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het onder 3. tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. en onder 2. primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. en onder 2. primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
Wegens het feit onder 2:
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt op een
Wegens de feiten onder 1:
- veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
één 1 maand;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • verklaart de benadeelde
  • wijst de vordering van de benadeelde
  • veroordeelt
  • veroordeelt
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, en mr. C.M.W. Nobis en mr. F.J.W.M. Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2017.
Mr. F.J.W.M. Tas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2015,
in de gemeente Heerlen,in elk geval in het arrondissement Limburg,
na gebruik van alcoholhoudende drank en/of benzodiazepinen en/of methadon
en/of cocaïne, als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee
rijdende op de weg, de Ruys de Beerenbroucklaan,
in strijd met een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht
in de richting van de Sint Franciscusweg is gereden, waarna hij de rotonde
aan de linkerkant heeft genomen en tegen de rijrichting in de Molenberglaan
omhoog is gereden;
en/althans
(vervolgens) daarmee rijdende op de weg, de Euregioweg, met een snelheid van
ongeveer 150 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere dan de
terplaatse toegestane maximumsnelheid, zonder verkeersnoodzaak heeft gereden
over het weggedeelte dat bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer;
en/althans
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd op de weg(en), de Mijnspoorweg en/of de
Gasthuisstraat en/of de Palemigerboord, en (wederom) zonder verkeersnoodzaak
heeft gereden over het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende
verkeer;
en/althans
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd op de Euregioweg, en (wederom) zonder
verkeersnoodzaak heeft gereden over het weggedeelte dat bestemd was voor het
tegemoetkomende verkeer en bij de kruising met de Beersdalweg in strijd met
een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht
in de richting van de Beersdalweg is gereden;
en/althans
(vervolgens) bij de kruising van de Beersdalweg met de Breukerweg in strijd
met een voor hem geldend, rood licht uitstralend verkeerslicht is gereden en
daarbij (wederom) zonder verkeersnoodzaak over het weggedeelte dat bestemd was
voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden;
en/althans
(vervolgens) zijn weg heeft vervolgd en bij de rotonde bij In de Cramer
(wederom) zonder verkeersnoodzaak over het weggedeelte dat bestemd was voor
het tegemoetkomende verkeer heeft gereden;
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg(en) werd
veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg(en) (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd,
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 01 augustus 2015, in de gemeente Heerlen, in elk geval in
het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, met dat opzet met een auto (met hoge snelheid) op
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2015, in de gemeente Heerlen, in elk geval in
het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te weten (een) ambtena(a)r(en) van
de politie gedurende de rechtmatige uitoefening van hun/diens bediening,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet met een auto (met hoge snelheid) op voornoemde [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] is ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2015, in de gemeente Heerlen, in elk geval in
het arrondissement Limburg,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een auto (met hoge snelheid)
op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ingereden;
3.
hij op of omstreeks 01 augustus 2015, in de gemeente Heerlen, in elk geval in
het arrondissement Limburg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3] , te weten een ambtenaar van de politie gedurende de rechtmatige
uitoefening van haar bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet (flink) gas heeft gegeven terwijl er een dienstvoertuig voor hem
stond waarin voornoemde [slachtoffer 3] zat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2015, in de gemeente Heerlen, in elk geval in
het arrondissement Limburg,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn auto (flink) gas gegeven
terwijl er een dienstvoertuig voor hem stond waarin voornoemde [slachtoffer 3] zat;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer 2015144170, gesloten d.d. 14 september 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 108.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 augustus 2015, p. 14.
3.Aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, bijlage bloedonderzoek d.d. 1 augustus 2015, pag. 32.
4.NFI rapport d.d. 26 augustus 2015, pag. 43.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 augustus 2017, pag. 15, derde alinea.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 augustus 2017, pag. 16, eerste alinea.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 augustus 2015, pag. 23 en 24.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 augustus 2015, pag. 25.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 augustus 2015, pag. 15.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.1 augustus 2015, pag. 106 en 107.