ECLI:NL:RBLIM:2017:12336

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
03/720062-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen en uitgeven van valse bankbiljetten en diefstal met een valse sleutel

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen en uitgeven van valse bankbiljetten, alsook van diefstal met een valse sleutel. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. K.E.J. Dohmen, was niet verschenen op de zittingen van 27 en 30 oktober 2017, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 15 december 2017. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het opzettelijk ontvangen en in voorraad hebben van valse bankbiljetten, het uitgeven van deze valse bankbiljetten, en het stelen van goederen uit een woning met behulp van een valse sleutel. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het bewijs beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de machtiging tot het opnemen van telefoongesprekken onterecht was verleend. De rechtbank oordeelde echter dat de machtiging rechtmatig was verkregen, gezien de ernst van de woningoverval die aan de basis lag van het onderzoek. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit van het uitgeven van valse bankbiljetten, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan de andere feiten. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/720062-14
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 en 30 oktober 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 december 2017 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014, opzettelijk valse bankbiljetten, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen, zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad;
feit 2:op 14 februari 2014 samen met (een) ander(en) opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven, een aantal bankbiljetten die zij zelf hebben nagemaakt/vervalst, dan wel subsidiair dat zij deze bankbiljetten hebben vervoerd;
feit 3:in de periode van 20 februari 2014 tot en met 24 februari 2014 samen met (een) ander(en) goederen uit een woning heeft gestolen door middel van een valse sleutel.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Rechtmatigheid van het bewijs
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat door het afgeven van de machtiging tot het opnemen van telefoongesprekken op 24 januari 2014, is gehandeld in strijd met artikel 126m Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), aangezien uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer 60-512633 d.d. 22 januari 2014 niet een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv blijkt. Onder de gegeven omstandigheden kan ook niet gesproken worden over een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat, nu haars inziens de machtiging tot opname van telecommunicatie ten onrechte is gegeven, er sprake is van een vormverzuim dat niet kan worden hersteld. De raadsvrouw doet op deze gronden een beroep op bewijsuitsluiting.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er op basis van de woningoverval en de informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) voldoende grond was tot afgifte van de machtiging over te gaan en dat hierbij de eis van proportionaliteit in acht is genomen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat in het kader van een woningoverval op 13 december 2013 en na informatie van het TCI d.d. 19 december 2013 door de rechter-commissaris een machtiging is afgegeven om de telefoon van verdachte af te luisteren. Op basis van de informatie die uit die tapgesprekken volgde, is vervolgens de verdenking gerezen dat verdachte zich bezighield met onder andere de productie van valse bankbiljetten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris in redelijkheid, op vordering van de officier van justitie, kunnen beslissen tot de afgifte van de machtiging als bedoeld in artikel 126m Sv. Een woningoverval is immers een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, waarbij in het onderhavige geval in het bijzonder:
- het feit dat de overval in de nachtelijke uren heeft plaatsgevonden;
- meerdere personen bij de overval waren betrokken;
- de slachtoffers daarbij met tie-rips zijn vastgebonden en
- een geldbedrag van tussen de 3 à 4.000,- euro zou zijn buit gemaakt,
meebrengen dat sprake is van een overval die naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bovendien bleek uit de informatie van het TCI dat verdachte de tipgeefster was van voornoemde overval. De rechtbank acht het bewijs voortvloeiende uit deze machtiging derhalve rechtmatig verkregen. Dit betekent dat de resultaten van het op grond van die machtiging verrichte onderzoek zonder meer voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
3.2
Het tenlastegelegde
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 2 primair is de officier van justitie van oordeel dat er wel sprake is van het ‘uitgeven als echt en onvervalst’. Het is aannemelijk dat iemand die vals geld koopt ook de intentie heeft iets met dat geld te doen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangeefster wel wist dat het niet de bedoeling was dat de televisie uit de woning werd weggenomen en dat uit de tapgesprekken tussen verdachte en [naam] blijkt dat verdachte het opzet had om de woning van aangeefster ‘leeg te halen’ en niet om aangeefster een dienst te bewijzen.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft getracht de valse bankbiljetten af te leveren aan een persoon die van de valsheid op de hoogte was en een dergelijke transactie kan niet gelden als ‘uitgeven als echt en onvervalst’.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat aangeefster het recht of de toestemming aan verdachte heeft gegeven tot het wegzetten/-geven of verkopen van haar spullen. De raadsvrouw acht de aangifte verre van betrouwbaar en is de overige inhoud van het dossier onvoldoende om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverweging feit 2 primair
De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat aan verdachte is tenlastegelegd dat zij valse bankbiljetten als echt en onvervalst heeft uitgegeven. Nu de transactie op 14 februari 2014 erop was gericht valse bankbiljetten te verkopen en af te leveren en de koper van deze valsheid op de hoogte was, kan niet gesproken worden van het
uitgeven als echt en onvervalst. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
In de processen-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2014 [2] en d.d. 26 februari 2014 [3] wordt gerelateerd dat uit taponderzoek is gebleken dat verdachte zich kennelijk bezighoudt met de inkoop en de verkoop van valse bankbiljetten. De gesprekken hebben plaatsgevonden in de periode van 24 januari 2014 tot en met 19 februari 2014. Verder blijkt uit voornoemd proces-verbaal van 26 februari 2014 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2014 [4] dat verdachte op 8, 10, 17 en 18 februari 2014 met haar telefoon een internetsite bezocht en berichten plaatste (onder andere) met de tekst:
“Titel: Biljetten van 50 euro Kwaliteit
Naam: [bijnaam verdachte]
(…)
Valse 50 euro biljetten te koop
Ik doe alleen aan partij verkoop
(…)”
“Hologram zegels te koop voor briefjes van 50
(…)
Tevens ook briefje te koop zonder zegel moet je ze er alleen zelf op doen.
Complete biljetten van 50 zijn ook te koop (…)
(…)”
“Te koop
Biljetten van 50
Zeer goede kwaliteit (…)
(…)”
Verdachte [5] heeft verklaard dat zij zichzelf wel eens [bijnaam verdachte] noemt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemde processen-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde tapgesprekken/sms-berichten en internetadvertenties. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte verschillende personen heeft benaderd om valse bankbiljetten aan haar te leveren en ook dat zij valse bankbiljetten van 50 euro te koop heeft aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat verdachte vals geld te koop aanbiedt, mag worden afgeleid dat verdachte ook daadwerkelijk vals geld moet hebben ontvangen. Dit wordt tevens door de inhoud van enkele tapgesprekken/sms-berichten ondersteund: “Ik heb hier c liggen en briefjes van 50 die te koop zijn” (pagina 1507); “ [verdachte] : weet je wat ik nog wel heb? Die papieren wat ik je toen zei. (…) ik heb er 60 of zo. (…)” (pagina 1513); “Man: nepbiljetten van 50 (…) [verdachte] : Ja maar die kon er maar 1000 regelen (…)” (pagina 1695); “(…) heb er nu 1000 al liggen (…)” (p. 1696).
Feit 2 subsidiair
[medeverdachte 5] [6] heeft op 18 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in de nacht van 13 op 14 februari 2014 in de woning van de oma van [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn begonnen met het maken van de valse bankbiljetten. [medeverdachte 1] bracht een snijmachine, een printer en zegels en gaf uitleg hoe het moest. Op de printer lag een wit papier met een bepaalde vorm eruit gesneden. Later is daar een bankbiljet van 50 euro tegenaan gelegd en gekopieerd en afgedrukt. [medeverdachte 7] heeft bij de printer gezeten en op de knop geduwd om steeds een printje te maken. [verdachte] en [medeverdachte 6] sneden de bankbiljetten met een schaar en snijmachine eruit. [medeverdachte 5] zelf heeft de zegels erop gestreken. [medeverdachte 6] heeft eerst ook gestreken. Deze bankbiljetten waren voor een Belg bestemd. Ze zouden 1000 euro krijgen voor al die biljetten en dat zou dan verdeeld worden. [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] zijn vervolgens met de bankbiljetten naar de afspraak voor de transactie gegaan. Bij de overdracht is [medeverdachte 6] uitgestapt en bij die Belg ingestapt. Toen [medeverdachte 6] bij die Belg in de auto zat ging die Belg allemaal rare wegen rijden. [verdachte] probeerde [medeverdachte 6] te bellen maar kreeg hem niet aan de telefoon. [medeverdachte 5] probeerde ook te bellen maar kreeg hem eerst ook niet te pakken. Later wel en toen zei [medeverdachte 6] dat zij moest zeggen dat het rond was. [medeverdachte 5] zei tegen [medeverdachte 6] dat hun tank bijna leeg was en ze zijn toen gestopt bij een shell station. Daar stopte ook die Belgische auto en daar stapte [medeverdachte 6] uit de auto. De auto reed vervolgens met piepende banden weg en alleen [medeverdachte 6] stond er nog.
[medeverdachte 7] [7] heeft op 17 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij woont op het [adres medeverdachte 7] en dat [verdachte] en [medeverdachte 6] haar kleinkinderen zijn. [medeverdachte 6] is het broertje van [verdachte] . Zij wist dat [verdachte] in vals geld deed. Ze verklaart dat [verdachte] een keer bij haar heeft geprint en dat ze dan een briefje van 50 euro op een kopieermachine neerlegde en dat afdrukte. Dit gebeurde in het huis van [medeverdachte 7] in de woonkamer aan de tafel. Na het afdrukken werden de biljetten uit het papier geknipt en daarna werd er gestreken. Er moesten van die zegels op. Die werden met een strijkbout over die bankbiljetten gestreken. [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [verdachte] en [medeverdachte 1] waren er. [medeverdachte 5] , het vriendinnetje van [medeverdachte 6] , en [verdachte] hebben de zegels op de biljetten gestreken. [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] zijn daarna de biljetten af gaan leveren. [medeverdachte 7] heeft bij de printer gezeten en op de startknop gedrukt. Zij zou daar 200 euro voor krijgen.
Op 12 tot en met 14 februari 2014 vinden er diverse gesprekken/sms-berichten plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . De gesprekken zijn omschreven vanuit de telefoon van [verdachte] . [8]
(…)
12 februari 2014 te 23:29:02 uur (uitgaand)
“(…) morgen komt mijn broer helpen en geef ik hem 3meijer vrijdag dan zijn we met 3.”
(…)
13 februari 2014 te 14:06:49 uur (uitgaand)
“Haal die zegels nou maar en breng alvast mijn oma gaat beginnen met stryken samen met mij en me broer dus met 3 man (…)”
(…)
13 februari 2014 te 14:25:51 uur (uitgaand)
“Ik laat die jongens dat niet doen dus mijn broer oma en mn schoonzusje en ik en jy gaan stryken dus 5 man dan komt het af heb gezegd de hele nacht door tot het af is dus komt goed ik ga nu printen”
(…)
13 februari 2014 te 16:45:46 uur (uitgaand)
“ [verdachte] belt met de vraag of [medeverdachte 1] dadelijk komt. [verdachte] zegt dat ze een aantal mensen heeft geregeld die komen helpen. Ze vraagt aan [medeverdachte 1] of hij zegels heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij die dadelijk gaat halen (…)”
13 februari 2014 te 17:08:18 uur (uitgaand)
“8 uur nodig voor 1500 stuks te primten met 2printers zijn dat er 4 in een minuut dan stryken met 5 man (…)”
(…)
13 februari 2014 te 18:59:13 uur (uitgaand)
“Ik ga over 20min na me oma hoelaat ben je er?”
(…)
13 februari 2014 te 20:39:15 uur (uitgaand)
“Ik heb 3 strykijzers kan je er 2 meenemen? We zijn met 5.”
(…)
Op 15 februari 2014 vinden er diverse gesprekken/sms-berichten plaats tussen [verdachte] en [naam] . De gesprekken zijn omschreven vanuit de telefoon van [verdachte] . [9]
15 februari 2014 te 00:25:42 uur (inkomend)
(…)
“5709: wat is gebeurd dan?
[verdachte] : we komen daar aan, die jongens daar willen dat kopen, [medeverdachte 6] is met me mee en [medeverdachte 6] zijn vriendin was ook mee. Ik zeg [medeverdachte 6] stap jij even in. Mijn broer ingestapt, en die rijden ineens weg. Dus ik erachteraan. Ik bellen. Bellen bellen bellen. Niemand neemt op. Mijn broer neemt niet op. Die draait de hele tijd zo rondje om de rotonde, dus ik erachteraan blijven. En euh... toen zei [medeverdachte 5] , das de vriendin van mijn broer, kreeg [medeverdachte 6] aan de telefoon. Toen zegt [medeverdachte 6] , ja het is rond. Dus wij dachten, oke dat is goed. Ik zeg mijn tank is bijna op, ik zeg moet stoppen bij de eerst volgende (onverstaanbaar). Dus die zouden stoppen bij de eerstvolgende tankstation. Stoppen bij het tankstation. Ik zie mijn broer uitstappen. Mijn broer, en hun kwamen ook met twee jongens uit die auto. En voordat ik kijk, hoor je hun met piepende autobanden wegrijden.
(…)
5709: en nu is alles weg?
[verdachte] : ja alles ja. (…)
(…)
[verdachte] : (…) [medeverdachte 6] was ingestapt (…) En ik was met [medeverdachte 5] de vriendin van [medeverdachte 6] , in de auto gebleven.
(…)
[verdachte] : (…) Geld weg, alles. Plus nog een dikke schuld nu.
(…)
5709: Nee maar, zolang zij maar zorgt dat dat geld gewoon terug komt. Want dat
is wel 600 euro per persoon. Dat is niet zomaar van euh..
[verdachte] : Ja daarom (…)
(…)
[verdachte] : (…) Mijn broer stapte uit en hun zeggen tegen mijn broer van ja dit en dat. Goed euh... we kunnen misschien vaker zaken doen want ik had gezegd natuurlijk, zeg maar dat we meer coke hebben dit dat. En toen had mijn boer gezegd ja is goed. En mijn boer had aan
de telefoon al gezegd de deal is rond. Dus ik dacht die heeft het geld al in zijn zak en die heeft die coke gegeven. (…) Toen waren ze het aan het natellen, toen zei die andere van ja dat geld is daar achter. Dus hun stappen uit met zijn drieen en ik zie mijn broer uitstappen en
die anderen die springen in de auto en weg was die auto.
5709: Ja maar als dat een vriend vanjouw zus is dan regelt ze maar dat het fucking geld terug komt.
(…)
5709: […] Maar waarom zou een vriend van jouw zus jou willen rippen? (…)
(…)”
15 februari 2014 te 02:12:20 uur (uitgaand)
“Kijk ik zal eerlyk met je zyn heel het verhaal klopt wat ikje vertelde maar ik had iemand op
die site gevonden ook een belg en hy wilde dat kopen dus dacht we hadden al weer pech ik ry wel op en neer want wist datje nee zou zeggen als ik belgie zou zeggem... en toen werden we geript (…)”
15 februari 2014 te 02:12:28 uur (uitgaand)
“b ik niks aan want nl doet niks aan belgie... I know had direct eerlyk moeten zyn over wie de koper was (…) maar buiten om de persoon wie het kocht is het precies zo gegaan met broertje in de auto ik erachter aan enz... (…)”
Feit 3
Verbalisant [verbalisant] heeft op 10 maart 2014, zakelijk weergegeven, gerelateerd [10] :
Op maandag 24 februari 2014 verscheen voor mij [naam aangever] , welke aangifte deed namens benadeelde [benadeelde] . Op zaterdag 22 februari 2014 is [naam aangever] naar de woning van [benadeelde] gegaan en in de woning zag [naam aangever] dat de televisie weg was. [naam aangever] heeft vervolgens namens [benadeelde] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] . Ik heb telefonisch contact opgenomen met [benadeelde] . Ik hoorde dat [benadeelde] zei dat [verdachte] bij haar in de woning is geweest die zaterdag. Haar televisie verdween zaterdag 22 februari 2014 tussen 10.00 uur en 13.30 uur. [verdachte] is die dag bij haar woning geweest. Zij zou een aantal spullen voor [benadeelde] ophalen. [verdachte] heeft van [benadeelde] de sleutel gekregen. Ik hoorde dat [benadeelde] zei dat er tevens een dvd-speler met filmpjes en een home cinema set weg waren genomen. Op 10 maart 2014 heb ik weer telefonisch contact gehad met [benadeelde] . Ik hoorde dat [benadeelde] zei dat zij door [naam aangever] gebeld was en dat hij afgelopen vrijdag had gezien dat de computer weg was.
Aangeefster [benadeelde] heeft op 27 februari 2013 - zakelijk weergegeven - verklaard [11] :
Ik wil een verklaring afleggen naar aanleiding van de diefstal uit mijn woning aan de [adres] . Op 21 februari 2014 ben ik opgenomen in Venlo bij de crisisdienst. Daarna ben ik naar Venray gebracht naar het Vincent van Gogh. Op mijn verzoek zijn [medeverdachte 7] en [verdachte] verschillende spullen naar mij komen brengen. Op zaterdag is [verdachte] mijn telefoon naar mij toe komen brengen. Terwijl ze bij mij was vertelde [verdachte] dat ze nog bij mij thuis was geweest. Ik heb er op dat moment niet bij stilgestaan dat zij daar eigenlijk niets te zoeken had. Zaterdags later op de dag ben ik gebeld door [naam aangever] . Hij vertelde dat er was ingebroken in mijn woning. Later blijkt dat [verdachte] met de diefstal van de spullen te maken heeft. Ik weet dit omdat [naam aangever] mij vertelde dat hij die zaterdag 22 februari 2014, ’s morgens, nog bij mijn woning was geweest. Hij vertelde mij dat er toen nog niets aan de hand was. ’s Middags kwam [naam aangever] bij mijn woning en zag dat er diverse goederen weg waren. Zo was mijn televisie weg, een dvd-speler voor 3d films was weggenomen. [verdachte] is die dag door mijn buren bij mijn woning gezien. Ik heb hierop [verdachte] ge-sms’t. Ik heb haar gevraagd om de sleutel van mijn woning in te leveren. Nadat ik terug was bleek echter dat er meer goederen weg waren dan dat ik wist. Een week voordat ik was uitbehandeld kreeg ik van [naam aangever] te horen dat mijn computer weg was. Nu blijkt dat verder nog drie 3d films en een stofzuiger weg zijn.
Verdachte [12] heeft op 18 juni 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij weet dat [benadeelde] aangifte heeft gedaan van woningdiefstal en dat zij mogelijk drie of vier keer in de woning van [benadeelde] geweest. Zij mocht de auto van [benadeelde] lenen en daarom had ze de autosleutels van [benadeelde] meegenomen. Aan de sleutelbos zat ook een huissleutel. Zij heeft de TV en een surround set meegenomen uit de woning van [benadeelde] .
In het dossier bevinden zich diverse gesprekken/sms-berichten plaats tussen [verdachte] en [naam] . De gesprekken zijn omschreven vanuit de telefoon van [verdachte] . [13]
(…)
21 februari 2014 te 11:30:05 (uitgaand)
“Heb je niet ff zin om mee te rijden naar Venray? Na [benadeelde] die autosleutels en huissleutels halen en dan haal ik dat vnv stiekem leeg haha.”
(…)
21 februari 2014 te 11:31:05 uur (uitgaand)
“Ik ga nu na Venray na [benadeelde] die autosleutels halen en huissleutels en dan krijgt me oma die huissleutels dan kopieer ik die en halen we vanavond alles eruit ja?”
(…)
21 februari 2014 te 11:33:04 uur (inkomend)
“ [verdachte] zegt dat ze naar haar moeder gaat als ze in Venray is geweest (…) nog iemand anders heeft de sleutel (…) maakt niets uit maar als oma (onverstaanbaar) de hele tijd bij houdt, dan pak ik die gewoon stiekem dan ga ik naar de winkel een kopie laten maken (…) mijn oma zegt zelf al, ja zullen we wat gaan pakken dit en dat. Staat zo’n platte tv, zo’n 3d tv en een pc met plat scherm enzo (…) en…mijn oma zegt dat bij de pc zo’n hele pot vol met allemaal kleingeld (…) leeg gooien in zakken (…) [naam] : vanavond wil je naar binnen gaan of wat? Maar wat staat er dan allemaal? (…) Het moet wel iets zijn dat de moeite waard is. (…) maar stel je voor je oma krijgt de sleutels, dan weet ze toch ook wel drie keer zeven dat alles weg is en er zijn geen braaksporen enzo (…)”
De rechtbank overweegt dat aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat verdachte niets te zoeken had in haar woning en dat daaruit blijkt dat verdachte geen toestemming had om spullen uit de woning van aangeefster te halen. Mede gelet op het hierboven weergegeven tapgesprek acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat zij aangeefster alleen maar heeft willen helpen ongeloofwaardig.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
meermalen in de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014, in Nederland, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen zij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen, zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad;
2.
op 14 februari 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, die verdachte en haar medeverdachte zelf hebben nagemaakt, met het oogmerk om die als echt en onvervalst te doen uitgeven, heeft vervoerd;
3.
in de periode van 20 februari 2014 tot en met 24 februari 2014 te Helden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen een televisietoestel, een dvd-speler, een computer, drie 3D-films en een stofzuiger, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1: bankbiljetten waarvan de valsheid haar, toen zij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, ontvangen en/of verschaffen en/of in voorraad hebben, meermalen gepleegd;
2: medeplegen van bankbiljetten die zij zelf heeft nagemaakt, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven, vervoeren;
3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, rekening houdend met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat, alsmede met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop in deze zaak. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van een hoge mate van professionaliteit en dat de tenlastegelegde periode zeer beperkt is geweest. Verder heeft verdachte ook geen voordeel genoten. De raadsvrouw acht hierom de door de officier van justitie formuleerde eis te hoog en is van mening dat kan worden volstaan met een taakstraf van 240 uur, in combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met daaraan gekoppeld een proeftijd van 3 jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is in het bezit geweest van valse bankbiljetten en heeft deze ook doorverkocht.
Ook heeft verdachte zich samen met anderen beziggehouden met de productie van valse bankbiljetten en heeft zij deze valse bankbiljetten ook vervoerd met het doel ze te verkopen. Dergelijk handelen is naar het oordeel van de rechtbank zeer verwerpelijk, nu hiermee het vertrouwen in het betalingsverkeer, meer specifiek in chartaal geld, ernstig wordt geschaad. Dit geldt te meer nu het in het onderhavige geval een groot geldbedrag betreft. Het betalingsverkeer is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde wordt toegekend. Door het namaken van bankbiljetten wordt dit principe ondermijnd/aangetast. Daarnaast wordt ook de ontvanger van het nagemaakte geld gedupeerd wanneer dit als betaalmiddel wordt ingezet. De ontvanger levert immers goederen of diensten voor een stukje papier zonder enige waarde. De rechtbank zal verder rekening houden met de rol van verdachte in het gehele ‘vals geld’ onderzoek. Die rol was groter dan de raadsvrouw wil doen voorkomen. Het was immers verdachte die de contacten in het vals geldcircuit had en het was verdachte die handelde in vals geld, waarbij zij niet schuwde mensen in haar omgeving voor haar karretje te spannen en aan te zetten tot het medeplegen van strafbare feiten. Hierin heeft zij enkel oog gehad voor haar eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de schade die zij anderen daarbij berokkent.
Verder heeft verdachte uit een woning diverse goederen gestolen. Verdachte was in het bezit van de huissleutel van aangeefster en heeft zich daarmee toegang tot de woning verschaft. Aangeefster ging destijds door een moeilijke periode en is tijdelijk opgenomen geweest in verband met haar psychische gesteldheid. Verdachte heeft misbruik gemaakt van die situatie en het vertrouwen dat aangeefster in haar stelde. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 september 2017, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Die termijn is in het onderhavig geval gaan lopen op 17 juni 2014, te weten de dag van inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het betreft geen complexe zaak en door de verdediging zijn geen onderzoekswensen ingediend. Het dossier is op 14 juli 2014 gesloten. Het nagekomen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut dateert van 23 februari 2015 en de resultaten van het rechtshulpverzoek aan België zijn op 12 augustus 2015 binnengekomen. De zaak is pas op 3 april 2017 voor het eerst op zitting aangebracht. De rechtbank acht het kwalijk en voor alle betrokken partijen uiterst onbevredigend, dat het vonnis in deze zaak wordt gewezen ruim 3,5 jaar nadat de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal in strafverminderende zin met deze aanzienlijke overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63, 209, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
2 primairtenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij meermalen althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2014 in de gemeente(n) Peel en Maas en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen zij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen, zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad;
2.
zij op of omstreeks 14 februari 2014 in de gemeente Breda, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten heeft uitgegeven een aantal bankbiljetten van 50 euro, die verdachte en/of haar medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 14 februari 2014 in de gemeente(n) Peel en Maas en/of Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een aantal bankbiljetten van 50 euro, dat/die verdachte en/of haar medeverdachte(n) zelf heeft/hebben nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen zij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft vervoerd;
3.
zij in of omstreeks de periode van 20 februari 2014 tot en met 24 februari 2014 te Helden, in elk geval in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen een televisietoestel, een
dvd-speler, een computer, drie 3D-films en/of een stofzuiger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, recherche Venlo/Venray, proces-verbaalnummer 2014012528, gesloten d.d.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2014, pagina’s 1494-1573.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2014, pagina’s 1691-1709.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2014, pagina’s 1629-1633.
5.Proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina 574.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina’s 792-795.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina’s 834-838.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2014, pagina’s 660, 662-665.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2014, pagina’s 766-768
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2014, pagina’s 1823-1824.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 27 februari 2014, pagina’s 1831 en 1832.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juni 2014, pagina’s 580-582.
13.Als bijlage behorende bij het onder 10 genoemde proces-verbaal, pagina’s 633 en 634.