ECLI:NL:RBLIM:2017:12331

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
03/659195-14, 03/661202-17 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen en uitgeven van valse bankbiljetten en bezit van amfetamine

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen van valse bankbiljetten en het bezit van amfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 oktober 2017, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het primair tenlastegelegde, namelijk het medeplegen van het namaken van bankbiljetten. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking tussen de verdachte en anderen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor het primair tenlastegelegde, en sprak de verdachte vrij van dit onderdeel. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde, het vervaardigen en voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor het namaken van bankbiljetten, wel bewezen. Ook het bezit van 42,5 gram amfetamine werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, waarvan 208 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank verklaarde verder dat de in beslag genomen voorwerpen, die in verband stonden met de feiten, voor verbeurdverklaring vatbaar waren. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659195-14, 03/661202-17 (ttzgev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 oktober 2017. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 december 2017 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/659195-14:
primair in de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2014 samen met (een) ander(en) opzettelijk bankbiljetten heeft nagemaakt/vervalst, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, dan wel subsidiair in de periode van
1 november 2013 tot en met 19 mei 2014 voorwerpen die bestemd zijn tot het namaken of vervalsen van bankbiljetten heeft vervaardigd, ontvangen en/of zich heeft verschaft en/of voorhanden heeft gehad;
parketnummer 03/661202-17:op 19 mei 2014 opzettelijk 42,5 gram amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder parketnummer 03/659195-14 primair en onder parketnummer 03/661202-17 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie is ten aanzien van parketnummer 03/659195-14 primair van oordeel dat sprake is van medeplegen, nu verdachte telkens op aanvraag van [medeverdachte 1] zegels leverde en [medeverdachte 1] daarmee met anderen vervolgens weer bankbiljetten namaakte. Door het maken en leveren van zegels heeft verdachte een essentiële bijdrage geleverd aan de productie van vals geld. Het oogmerk om deze bankbiljetten als echt en onvervalst uit te (doen) geven is af te leiden uit de grote hoeveelheid zegels die verdachte maakte en de herhaaldelijke aanvragen die zij van [medeverdachte 1] kreeg.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot het onder 03/659195-14 primair tenlastegelegde, nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte samen met anderen bankbiljetten heeft nagemaakt noch dat zij het oogmerk had deze ook als zodanig uit te (doen) geven. Verdachte heeft immers niet meegedeeld in de opbrengst en na levering van de zegels wist zij niet wat ermee ging gebeuren. Verdachte heeft alleen een (vrienden)dienst geleverd. Volgens de raadsman is daarmee hooguit sprake van medeplichtigheid.
De raadsman heeft zich ten aanzien van parketnummer 03/661202-17 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverweging parketnummer 03/659195-14
Met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte samen met anderen bankbiljetten heeft nagemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n). Weliswaar heeft verdachte zegels geleverd, maar heeft zij verder niets te maken gehad met het afronden van het eindproduct (de nagemaakte bankbiljetten). Bovendien heeft verdachte niet meegedeeld in de opbrengst en blijkt uit het dossier niet van enige afspraak om samen bankbiljetten na te maken en ook niet dat sprake is van een bepaalde rolverdeling.
De rechtbank is van oordeel dat enkel het leveren van zegels ten behoeve van de productie van valse bankbiljetten onvoldoende is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Parketnummer 03/659195-14
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 26 mei 2015 [2] ;
- de verklaring van verdachte met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen d.d.
27 mei 2014 [3] ;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 mei 2014 [4] ;
- de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 21 mei 2014 [5] .
Parketnummer 03/661202-17
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 27 mei 2014 [6] ;
- de NFI-rapportage [7] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/659195-14:
in de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2014, in de gemeente Eindhoven, zegels (voor bankbiljetten van 20 euro en 50 euro), een laptop, een printer, een plotter, een bewerkingsprogramma (Artcut) en een aantal vellen met holografische strips (met daarop geprint het cijfer 20) heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat deze bestemd waren tot het namaken of vervalsen van bankbiljetten;
parketnummer 03/661202-17:
zij op 19 mei 2014, in de gemeente Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad 42,5 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/659195-14:
het vervaardigen en voorhanden hebben van voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het namaken of vervalsen van bankbiljetten;
parketnummer 03/661202-17:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met het tijdsverloop, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd en de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat. Tevens heeft de verdediging gewezen op het tijdsverloop in deze zaak. De raadsman acht hierom de door de officier van justitie geformuleerde eis te hoog. Hij is van mening dat kan worden volstaan met een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft in haar woning voorwerpen vervaardigd en voorhanden gehad waarvan zij wist dat deze bestemd waren tot het namaken van bankbiljetten. Het namaken van bankbiljetten - in het geval van verdachte het bijdragen daaraan - is naar het oordeel van de rechtbank zeer verwerpelijk, nu hiermee het vertrouwen in het betalingsverkeer, meer specifiek in chartaal geld, ernstig wordt geschaad. Het betalingsverkeer is gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde wordt toegekend. Door het namaken van bankbiljetten wordt dit principe ondermijnd/aangetast. Daarnaast wordt ook de ontvanger van het nagemaakte geld gedupeerd wanneer dit als betaalmiddel wordt ingezet. De ontvanger levert immers goederen of diensten voor een stukje papier zonder waarde. De rechtbank zal rekening houden met het feit dat de zegels die zij gemaakt heeft essentieel zijn om valse bankbiljetten op echte te doen lijken.
Verder heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid van 42,5 gram amfetamine in bezit gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 september 2017, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld en dat verdachte na het feit in 2014 niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Die termijn is in het onderhavig geval gaan lopen op 19 mei 2014, te weten de dag van inverzekeringstelling van verdachte. De behandeling in eerste aanleg is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het betreft geen complexe zaak en door de verdediging zijn geen onderzoekswensen ingediend. Het dossier is op 14 juli 2014 gesloten. Het nagekomen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut dateert van 23 februari 2015 en de resultaten van het rechtshulpverzoek aan België zijn op 12 augustus 2015 binnengekomen. De zaak is pas op 3 april 2017 voor het eerst op zitting aangebracht. De rechtbank acht het kwalijk en voor alle betrokken partijen uiterst onbevredigend dat het vonnis in deze zaak wordt gewezen ruim 3,5 jaar nadat de bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal in strafverminderende zin met deze aanzienlijke overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, waarvan 208 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

Parketnummer 03/659195-14
De hierna in de beslissing onder 1 tot en met 12 genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien het voorwerpen betreft, waarmee of in verband waarmee het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing onder 13 genoemde in beslag genomen voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en welk bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane feit zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 214 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan het onder parketnummer
03/659195-14 primairtenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 104 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1) 9 stuks inktpatroon (REFIL INKT), 452350;
  • 2) 1 Cd-rom (ARTCUT), 452189;
  • 3) 1 computer (PACKARD BELL), 452207;
  • 4) 1 USB-stick, 452209;
  • 5) 1 printer (HSP-360), 452210;
  • 6) 2 stuks Cd-rom, 452213;
  • 7) 1 computer (HP DX2000MT), 452216;
  • 8) 6 stuks drumcomputer, 452101;
  • 9) 14 stuks drukwerk, 452102;
  • 10) 7 stuks drukwerk, 452109;
  • 11) 2 stuks drukwerk, 452112;
  • 12) 1 printer (CANON MP 230), 452211;
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
13) 1 stuk vals (papier)geld 50 euro X70540765076 in metalen doosje, 452186.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. D.C.I. van Delft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03/659195-14:
zij meermalen althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2014 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) bankbiljet(ten) van 20 euro en 50 euro heeft nagemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 19 mei 2014 in
de gemeente Eindhoven, zegels (voor bankbiljetten van 20 euro en 50 euro), een laptop, een printer, een plotter, een bewerkingsprogramma (Artcut) en/of een aantal vellen met holografische strips (met daarop geprint het cijfer 20) heeft vervaardigd, ontvangen en/of zich heeft verschaft en/of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat deze bestemd was/waren tot het namaken of vervalsen van bankbiljetten.
parketnummer 03/661202-17:
zij op of omstreeks 19 mei 2014 te Maasbree, in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, recherche Venlo/Venray, proces-verbaalnummer 2014012528, gesloten d.d. 14 juli 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1947.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 mei 2014, pagina’s 389-393.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2014, pagina’s 406-411.
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 mei 2014, pagina’s 77 en 78.
5.Pagina’s 156-158 en 160-163, behorende bij het proces-verbaal onder 1 genoemd.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 mei 2014, pagina 412.
7.Deskundigenrapport van het NFI d.d. 4 juni 2014, pagina’s 1814 en 1815.