ECLI:NL:RBLIM:2017:12242

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
03/700173-17 en 03/091589-16 (VTVV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling van een politieagent in Maastricht

Op 27 november 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2017 meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd. De verdachte, die preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door haar advocaat mr. J. Schepers. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling, mishandeling van een politieagent, vernieling van een raam en wederspannigheid. Tijdens de zitting op 13 november 2017 zijn de feiten besproken, waarbij de officier van justitie de bewezenverklaring van de feiten heeft bepleit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft gevraagd wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een steen naar het hoofd van een politieagent heeft gegooid, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Ook is bewezen dat de verdachte een raam heeft vernield en zich heeft verzet tegen de rechtmatige uitoefening van de politie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft daarbij rekening gehouden met haar geestelijke gezondheid, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar.

De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting tot behandeling in een intramurale instelling. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven op het moment dat de verdachte arriveert bij de instelling. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor haar psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/700173-17 en 03/091589-16 (VTVV)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
preventief gedetineerd in het PPC te Zwolle.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Schepers, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2017. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:poging tot zware mishandeling dan wel bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
Feit 2:mishandeling;
Feit 3:vernieling van een raam van een woning;
Feit 4:wederspannigheid.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de feiten als vermeld onder 1 primair en subsidiair en 4 op de dagvaarding dient te worden vrijgesproken bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1:
Uit de aangifte van de verbalisant [slachtoffer 1] [2] en de door hem als getuige ter terechtzitting afgelegde verklaring [3] , blijkt dat hij op 5 mei 2017 samen met een aantal collega’s is gegaan naar het adres van de verdachte, [adres 1] te [woonplaats] . Ter plaatse zag hij dat veel buurtbewoners zich op straat bevonden en zij in de richting wezen van het pand [adres 1] en [adres 2] . Hij zag dat van het pand [adres 2] een slaapkamerraam vernield was. Hij hoorde van meerdere omstanders dat diegene die het raam vernield had de bewoonster was van [adres 1] en dat zij zich in haar woning bevond. Deze woning is gelegen op de begane grond. De verbalisant zag vervolgens dat de bewoonster, de verdachte, binnen op een bank zat. De verbalisant is hierna via de gemeenschappelijke toegangsdeur de gemeenschappelijk hal in gelopen om te voorkomen dat de verdachte via de toegangsdeur weg kon komen. Op het moment dat hij zicht had op de voordeur en hij zich op ongeveer 2 tot 3 meter van die voordeur bevond zag hij dat de voordeur geopend werd en dat de verdachte in de deuropening bleef staan en hem recht aankeek. Op het moment dat de verbalisant zich bekend maakte als politieagent, draaide de verdachte zich om en pakte iets achter zich. Vervolgens draaide de verdachte zich om in de richting van [slachtoffer 1] en maakte met haar rechterarm een gooiende beweging. Op dat moment is [slachtoffer 1] weggedoken achter een muur en zag iets met grote kracht rakelings langs zijn hoofd vliegen. Hij hoorde vervolgens een klap en zag later een steen, die eerst de muur aan de achterkant van de hal had geraakt, op de vloer van die hal liggen. Deze steen had de doorsnede van ongeveer 10 centimeter. Het gewicht van de steen bedroeg 586 gram. [4]
Op pagina 15 in het dossier (de onderste foto) is de betreffende steen te zien. De steen ligt op de vloer van de hal op korte afstand van de achterzijde van de hal gezien vanaf de voordeur van verdachte.
Door de verbalisanten [verbalisant 1] [5] en [verbalisant 2] [6] is gerelateerd dat zij de verbalisant [slachtoffer 1] over de portofoon hoorden zeggen dat door de verdachte een steen naar hem was gegooid.
De verdachte heeft in haar verklaring bij de politie verklaard dat zij goederen, waaronder een steen, naar de politie heeft gegooid. [7]
De rechtbank is, gelet op hetgeen zij hierboven heeft vastgesteld, van oordeel dat de verdachte met haar gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Immers, verdachte heeft met grote kracht, op een afstand van 2 tot 3 meter een zware steen ( ruim een halve kilo) in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] gegooid. [slachtoffer 1] zag en hoorde de steen rakelings langs zijn hoofd vliegen.
Verdachte had, gelet op de afstand tussen haar en [slachtoffer 1] , kunnen en moeten bedenken dat de steen het hoofd van [slachtoffer 1] zou kunnen raken. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat, indien de steen het hoofd van [slachtoffer 1] zou raken [slachtoffer 1] (ernstig) letsel op had kunnen lopen. Dat dit niet is gebeurd, is enkel te danken aan het alerte optreden van [slachtoffer 1] zelf: hij kon, toen hij zag dat de verdachte iets ging gooien, nog net achter een muurtje wegduiken. De verdachte heeft derhalve opzettelijk (in de zin van voorwaardelijk opzet) gehandeld. Het verweer van de raadsman ten aanzien van het ontbreken van opzet aan de zijde van de verdachte wordt door de rechtbank verworpen.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3:
Namens Servatius Wonen en Vastgoed is aangifte gedaan van vernieling van een raam van een woning, gelegen aan [adres 2] te [woonplaats] , op 5 mei 2017. [8] Door de getuigen [getuige 1] [9] en [getuige 2] [10] is verklaard dat zij de bewoonster van [adres 1] , de verdachte, een raam van een woning gelegen aan de [adres 2] zagen vernielen, omdat zij met een steen tegen een ruit gooide waardoor deze stuk ging.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4:
Door de verbalisant [slachtoffer 2] is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin door haar wordt gerelateerd dat zij op 5 mei 2017 werkzaam was als arrestantenverzorgster in het cellencomplex van het politiebureau te Maastricht. Daar kreeg zij de opdracht om de verdachte [verdachte] naar haar advocaat te brengen. Zij is met haar collega van de arrestantenzorg [slachtoffer 3] verdachte gaan ophalen. Zij zag
dat de verdachte op weg naar haar advocaat haar rechter arm naar achteren zwaaide in haar richting. Omdat zij dacht dat de verdachte haar wilde slaan heeft zij de arm en nek van de verdachte vastgepakt. Terwijl de verbalisant de nek en arm van de verdachte vasthield zag zij dat de verdachte met haar rechtervoet naar achteren trapte om haar te raken. De verdachte schopte steeds tegen het rechter scheenbeen aan van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft daar een lichte pijn aan overgehouden en het scheenbeen was gevoelig. [11]
Door de verbalisant [slachtoffer 3] is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin hij relateert dat hij op 5 mei 2017 belast was met de uitvoering van arrestantentaken in het cellencomplex te Maastricht, waarbij hij ondersteund werd door collega [slachtoffer 2] . Verzocht was de verdachte naar de advocatenruimte te brengen.
Tijdens de overbrenging van de verdachte naar de advocatenkamer zag hij dat de verdachte met haar rechterhand een achterwaartse slaande beweging maakte in de richting van [slachtoffer 2] . Vervolgens is de verdachte bij haar armen gepakt en met gepaste dwang naar de advocatenkamer gebracht. De verbalisant zag dat de verdachte herhaaldelijk schoppende bewegingen maakte in de richting van de benen van [slachtoffer 2] . Hij zag dat [slachtoffer 2] diverse malen door de achterwaartse schopbewegingen werd geraakt. Verbalisant heeft met de rechterarm de advocatenkamer geopend. Bij het terughalen van zijn rechterarm zag hij dat de verdachte in zijn rechterarm beet. [12]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een steen met kracht naar het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , arrestantenverzorgster in het cellencomplex van Politiebureau te Maastricht,
gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te trappen;
3.
op 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning, gelegen aan de Borghaag toebehorende aan Servatius Wonen en Vastgoed, heeft vernield;
4.
op 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , surveillant van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het binnen het cellencomplex brengen van de verdachte van haar cel naar de advocaatruimte, door die [slachtoffer 3] in een arm te bijten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

1.primair:

poging tot zware mishandeling;

2:
mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
4:
wederspannigheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de verdachte is door J. Marx, psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte ingesteld. Van dat onderzoek heeft de psychiater een rapport opgemaakt, gedateerd 30 oktober 2017. Dit rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:
“Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, namens een licht verstandelijke beperking. Tevens zijn er sterke aanwijzingen voor psychotische problematiek (een schizofrene ontwikkeling) en traumatisering (mogelijk PTSS), welke worden beschouwd als ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
(...)
De beschreven problematiek was –naar alle waarschijnlijkheid- ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
(...)
Hoewel betrokkene de aan haar ten laste gelegde feiten ontkent, beschrijft zij wel een conflictueuze situatie ten tijde van deze feiten. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, dan is onderzoeker van mening dat een doorwerking van de beschreven problematiek aannemelijk is. Bij betrokkene was sprake van een situatie waarin zij werd overvraagd en niet in staat was problemen op een constructieve wijze op te lossen. Doordat het niet mogelijk was de situatie in detail met betrokkene te bespreken blijft ongewis in welke mate de psychotische symptomen hebben doorgewerkt in de haar ten laste gelegde feiten. Er zijn geen aanwijzingen voor opportunistische motieven gevonden.
De mogelijkheden tot zelfsturing en keuzevrijheid werden naar alle waarschijnlijkheid door de beschreven problematiek in significante mate aangedaan. Gelet hierop wordt gedragskundig geadviseerd om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.”
De rechtbank verenigt zich geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluit is de verdachte strafbaar. Het (niet onderbouwde) verweer van de raadsman dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend, wordt dan ook verworpen.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 260 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het rapport van Tactus Reclassering Zwolle van 9 november 2017. De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van haar voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In februari 2017 is de verdachte voor poging tot zware mishandeling en in augustus 2016 voor vernieling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd voor de duur van twee jaren, welke loopt tot 14 april 2019. Er is dus sprake van recidive in de lopende proeftijd.
De verdachte heeft zich vervolgens wederom op één dag schuldig gemaakt aan een viertal geweldsdelicten, die haar, blijkens het psychiatrisch rapport, slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank volgt de conclusie van de psychiater, die heeft geconcludeerd dat de verdachte behandeling behoeft voor de geconstateerde psychische problematiek. De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte voor alles hulp nodig heeft voor haar psychische problemen. Zonder specialistische hulp is de kans groot dat verdachte opnieuw in aanraking komt met politie en justitie. Zowel uit het rapport van de psychiater als dat van de reclassering volgt dat er een groot recidiverisico is. Gelet op die rapporten en de (verwarde) indruk die de verdachte ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte, zonder behandeling en toezicht, opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen. Dat is ook de reden om de bijzondere voorwaarden en het Reclasseringstoezicht dadelijk uitvoer te verklaren.
Om er zorg voor te dragen dat verdachte arriveert bij de beoogde intramurale instelling, mogelijk de FPK Woensele Poort te Eindhoven, zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven om het moment dat zij daar arriveert. Dat maakt het mogelijk – en wordt ook door de rechtbank gewenst- dat DV&O haar vervoert vanuit het Huis van Bewaring naar de instelling.
Vanzelfsprekend eindigt de voorlopige hechtenis uiterlijk op het moment bedoeld in artikel 72 lid 4 Wetboek van strafvordering.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

7.Het beslag

De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen steen, nu het belang van strafvordering de voortduring van het beslag niet meer vordert, terwijl onbekend is aan wie dit voorwerp toebehoort.
De in beslag genomen dvd zal worden teruggeven aan de beslagene, daar het belang van strafvordering het voortduren van dit beslag niet meer vordert.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14 e, 45, 57, 180, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf, die voorwaardelijk aan verdachte werden opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. 3 februari 2017, gewezen onder parketnummer 03-091589-16.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en dus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte naar voren is gekomen acht de rechtbank redenen aanwezig de proeftijd te verlengen met een jaar, zoals ook door de officier van justitie ter terechtzitting is gevorderd.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • beveelt de
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen, inhoudende dat de verdachte:
  • zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
  • zich gedurende de door de reclassering te bepalen periode moet blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht;
  • verplicht is om zich op basis van de door het NIFP afgegeven indicatiestelling voor de duur van 12 maanden, of zoveel korter als de behandelaren of de reclassering nodig achten, te laten opnemen in een intramurale instelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt) zulks ter beoordeling van het NIFP, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • zich (aansluitend op de klinische behandeling) ambulant zal laten behandelen bij een nader te bepalen instelling, zolang deze instelling en de reclassering dat nodig achten, ook als dit inhoudt een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie en stabilisatie voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling en of opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zal meewerken aan een plaatsing in een begeleide dan wel beschermde woonvorm, welke nader te bepalen is binnen de opname van de klinische setting;
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1.00 STK Steen – 586 gram - 937899;
- gelast de teruggave aan de beslagene van:
1.00 STK Beeldplaat – dvd - 939592;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03-091589-16
- verlengt de proeftijd met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een steen met kracht naar (het hoofd van) die [slachtoffer 1] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een steen met kracht in de richting van die [slachtoffer 1] te gooien;
2.
zij op of omstreeks 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, een ambtenaar, [slachtoffer 2] (arrestantenverzorgster in het cellencomplex van Politiebureau te Maastricht),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te trappen en/of te schoppen;
3.
zij op of omstreeks 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van de woning Borghaag 11 B), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Servatius Wonen en Vastgoed toebehoorde, heeft vernield;
4.
zij op of omstreeks 5 mei 2017 in de gemeente Maastricht, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , surveillant van politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het binnen het cellencomplex brengen van de verdachte van haar cel naar de advocaatruimte, door die [slachtoffer 3] in een arm, althans in het lichaam, te bijten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, Basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer PL2300-2017072264, gesloten d.d. 12 mei 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80.
2.De aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] , d.d. 5 mei 2017, weergeven op de pagina’s 54-56.
3.De verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2017.
4.Een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 5 mei 2017, weergeven op pagina 79.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 mei 2017, weergegeven op de pagina’s 5-7.
6.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 mei 2017, weergegeven op de pagina’s 8-10.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 6 mei 2017, weergegeven op pagina 49.
8.Proces-verbaal van aangifte namens Servatius Wonen en Vastgoed, d.d. 6 mei 2017, weergegeven op pagina’s 58-59.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 5 mei 2017, weergegeven op pagina 60.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 5 mei 2017, weergegeven op pagina 69.
11.Proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 2] , d.d. 6 mei 2017, weergegeven op pagina’s 72-73.
12.Proces-verbaal van bevindingen [slachtoffer 3] , d.d. 8 mei 2017, weergegeven op pagina’s 75-76.