ECLI:NL:RBLIM:2017:12093

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
03/659404-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een scherp voorwerp in een horecagelegenheid

Op 30 oktober 2016 vond er een steekincident plaats in een café in Venlo, waarbij de verdachte, [verdachte], het slachtoffer, [slachtoffer], met een scherp voorwerp in de buik heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich moest verdedigen tegen het slachtoffer, die een mes zou hebben getrokken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep op noodweer niet kan worden gehonoreerd, omdat de feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de totale schade vastgesteld op € 2.128,13, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659404-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair:
heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn buik, althans zijn lichaam te steken;
subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe brengen door [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn buik, althans lichaam te steken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – zoals vervat in het overgelegde schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken, gelet op de verklaringen van het slachtoffer, getuige [getuige 1] , getuige [getuige 2] , getuige [getuige 3] , getuige [getuige 4] , het letsel van het slachtoffer alsook de verklaring van de verdachte. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden, waarmee het steken door de verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging doodslag. De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – zoals vervat in de overgelegde pleitnotities – primair verzocht de verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de drie meest belastende getuigen, zijnde [getuige 3] , [getuige 2] en [getuige 1] , leugenachtige verklaringen hebben afgelegd. De verdediging heeft gesteld dat de verklaring van de verdachte geloofwaardig is te achten. Deze verklaring komt erop neer dat de verdachte zich tegen het slachtoffer heeft moeten verweren en dat tijdens de worsteling in de toilettenruimte van het café het door het slachtoffer getrokken en vastgehouden mes in de buik van het slachtoffer terecht is gekomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1]verklaart in zijn proces-verbaal van bevindingen [2] dat [naam café 1] ook wel [naam café 2] wordt genoemd. De rechtbank begrijpt dat hiermee ook wel [naam café 3] wordt bedoeld.
[slachtoffer]heeft aangifte [3] gedaan. Hij heeft het volgende verklaard:
Op 30 oktober 2016, omstreeks 01:00 uur was ik samen met [getuige 3] en mijn twee andere vrienden in de " [naam café 3] ". Ik en [getuige 3] stonden bij de gokautomaat. Naast ons stond een Marokkaanse jongen die ik ken als [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] wegliep naar de wc's. Ik zag dat [getuige 3] achter [verdachte] aanliep en ook naar de wc's liep. Na ongeveer 20 minuten, maar waarschijnlijk was het sneller dan 20 minuten, ben ik op zoek gegaan naar [getuige 3] . Ik ben toen ook naar de wc's gelopen. Ik opende de deur van de heren wc's en zag daar [verdachte] en [getuige 3] staan. Ze hielden allebei elkaar bij de keel vast. Ik zag dat rechts van mij [getuige 3] tegen de muur stond en links van mij stond [verdachte] . Ik reageerde hierop door te zeggen dat [verdachte] [getuige 3] met rust moest laten en ik trok de twee uit elkaar. Ik hield mijn armen gestrekt en had [verdachte] links van mij staan en [getuige 3] rechts van mij staan. Ik zei toen tegen [getuige 3] dat hij ook normaal moest doen en dat hij weg moest lopen. Op het moment dat [getuige 3] de wc's uitliep draaide ik me om naar [verdachte] . Op dat moment zag ik dat [verdachte] een stekende beweging maakte in de richting van mijn onderbuik. Ik zag ook dat hetgeen hij in mijn buik stak er weer uithaalde. Ik heb niet gezien of het een mes was. Ik voelde op dat moment niet echt veel pijn. Het voelde wel warm en koud tegelijk. Ik zag dat [verdachte] hierna de wc ruimte uitliep. Ik zag dat er verder nog twee personen aanwezig waren op de wc. Een persoon heb ik niet goed kunnen zien omdat hij achter een glazen wand stond. De tweede persoon was een Hollandse jongen met tatoeages op zijn beide armen. Verder had deze jongen een fors postuur en blonde haren. De haren waren bovenop wat langer en aan de zijkanten opgeschoren.
Ik ben toen achter [verdachte] aangelopen. Op dat moment had ik nog niet goed in de gaten hoe ernstig ik gewond was. Toen ik het café gedeelte kwam inlopen stonden er een aantal meisjes die geschrokken reageerden. Ze wezen naar mijn shirt en toen zag ik ook pas echt hoe erg ik bloedde. Ook zag ik dat er iets naar buiten stak vanuit mijn buik, ik weet niet wat het was, ik dacht dat het mijn darmen waren. Ik werd hier erg bang van en ik dacht dat ik dood ging. Ik ben toen naar buiten gelopen en werd door een aantal vrienden en bekenden naar een auto gebracht. Ik zag dat de bestuurder van deze auto ene [getuige 6] was. [getuige 6] heeft mij toen naar de eerste hulp van het ziekenhuis in Venlo gebracht. Ik ben nu inmiddels geopereerd in het ziekenhuis. Ik was die avond gekleed in een wit Kenzo T-shirt, met als opdruk een geel-blauw tijgerhoofd. Verder droeg ik een donkerblauwe spijkerbroek en zwarte platte Adidas schoenen.
Uit
medische informatie [4] van de GGD Limburg-Noord betreffende [slachtoffer] blijkt onder meer het volgende:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Snijwond van 2-3 cm in de linkerflank van de buik.
Is er sprake van uitwendig bloedverlies?
Ja, gering.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
30-10-2016.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, e.d.)?
Operatie ter exploratie van inwendig letsel: oppervlakkig darmletsel gesloten.
Geschatte duur van de genezing:
2 weken.
Uit
medische informatie [5] van de GGD Limburg-Noord betreffende [slachtoffer] blijkt onder meer het volgende:
Samenvatting van de vastgestelde letsels:
De buikwand (huid, onderhuid, spieren en spierpeesplaten) net links van de navel was volledig doorstoken (een open verbinding van de buikholte met de buitenlucht is ontstaan). Daarbij is tevens de grote buikvliesplooi doorstoken en heeft het stekende voorwerp daarna de dunne darm geraakt en oppervlakkig beschadigd. Vervolgens is de grote buikvliesplooi uit de wond gaan puilen. Dit laatste kan komen door druk in de buikholte die genoemde plooi naar buiten perste of doordat genoemde plooi aan het stekende voorwerp is blijven ‘hangen of plakken’ toen dit stekende voorwerp uit het lichaam werd verwijderd.
Potentiele risico’s verbonden aan de wijze van toebrenging letsel:
Er is objectief vastgesteld dat de buikwand van het SO doorstoken was. Daarmee waren alle beschermende barrières naar de buikholte geslecht. De grote buikvliesplooi was vervolgens in dezelfde beweging doorstoken en de erachter liggende dunne darm werd oppervlakkig geraakt.
1. een fractie verder had het stekende voorwerp de dunne darm geperforeerd en was de gehele buikholte gecontamineerd geraakt met agressieve darminhoud (verterend voedsel, verteringssappen en massaal bacteriën) die een potentieel dodelijke buikvliesontsteking zouden kunnen hebben veroorzaakt. Daarnaast en daarbij had de genoemde darminhoud in de bloedbaan terecht kunnen komen met risico op potentieel dodelijke systemische sepsis.
2. Daarbij en daarnaast had het stekende voorwerp potentieel (met nihil aan resterende weerstand in de steekrichting) de verder in het verlengde van de steekrichting liggende grote buikslagader (aorta abdominalis) en/of de grote buikader (vena cava inferior) hebben kunnen doorsteken, een acute (minuut(en)) massale inwendige verbloeding (liters) met vrijwel zeker de dood tot gevolg hebbende.
Getuige [getuige 2] [6] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik ga gewoon vertellen wat ik heb gezien en heb meegemaakt op zondag 30 oktober 2016. Daarvoor was er al een ruzie geweest tussen [verdachte] en [getuige 3] . [slachtoffer] is er tussen gekomen om de zaak te sussen. Ik ging naar de wc en ik zag [verdachte] en [slachtoffer] daar staan. Ik heb [slachtoffer] en [verdachte] uit elkaar geduwd omdat ik moest plassen. Zij stonden direct achter de deur van de wc. Ik liep door om te plassen. Ik draaide mij daarna om. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat hij niet aan hem moest zitten. Ik zag dat [verdachte] zijn hand in zijn rechterzak had. Ik zag dat hij steekbeweging maakte naar [slachtoffer] . Het ging allemaal heel snel. [verdachte] ging de wc uit, ik besefte het niet. [slachtoffer] had een wit shirt aan. Ik zei tegen [slachtoffer] dat hij bloed op zijn shirt had. [slachtoffer] deed toen zijn shirt omhoog en ik zag dat hij een steekwond had. Ook [slachtoffer] zag dat toen. [verdachte] probeerde te ontkomen en is bij de rotonde aangehouden. Het mes heb ik niet echt gezien. Het ging allemaal heel snel. Ik heb alleen de punt gezien.
Verbalisant [verbalisant 2]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard [7] :
Foto 13, tijdstip 02:28:41 uur: getuige [getuige 2] , aangeduid met de rode pijl, opent de deur van het toilet.
Foto 15, tijdstip 02:28:47 uur: de deur van het toilet, aangeduid met de gele pijl, is dicht.
Foto 18, tijdstip 02:29:02 uur: nadat [slachtoffer] , aangeduid met de gele pijl, van het toilet is afgekomen komt er direct daarna nog een persoon van het toilet af.
Foto 19, tijdstip 02:29:04 uur: persoon, aangeduid met de rode pijl, komt uit de richting van het toilet.
Foto 20, tijdstip 02:29:04 uur: persoon, aangeduid met de rode pijl, loopt verder het café binnen, komende uit de richting van het toilet. De deur van het toilet, aangeduid met de gele pijl, gaat dicht.
Foto 21, tijdstip 02:29:05 uur, getuige [getuige 2] , aangeduid met de rode pijl, staat direct achter aangever [slachtoffer] .
Op de camerabeelden is niet direct te zien dat getuige [getuige 2] het toilet op loopt en er ook weer af komt. Wel is te zien dat getuige [getuige 2] de deur van het toilet opent. Tevens is zichtbaar dat er een persoon zeer kort achter aangever [slachtoffer] aan komt lopen als deze van het toilet af komt.
Anders dan de raadsman, acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 2] betrouwbaar en zal deze bezigen tot het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [getuige 2] immers steun in andere bewijsmiddelen. [slachtoffer] verklaart namelijk dat er nog twee andere personen zich op de heren wc’s bevonden. Een van deze personen blijkt later getuige [getuige 4] te zijn en de andere persoon kon [slachtoffer] niet goed zien omdat deze achter een glazen wand stond. Bovendien is op de camerabeelden te zien dat getuige [getuige 2] de deur van het toilet opent, vervolgens dat de deur van het toilet dicht is en dat daarna een persoon zeer kort achter [slachtoffer] aan komt lopen als deze van het toilet af komt. De rechtbank overweegt voorts dat het niet aannemelijk is geworden dat getuige [getuige 2] er voordeel bij heeft gehad om in strijd met de waarheid en in het voordeel van [slachtoffer] te verklaren. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben het volgende verklaard [8] :
Naar aanleiding van de door getuige [getuige 5] afgelegde verklaring werden de camerabeelden van [naam café 1] nogmaals bekeken. Gezien werd dat:
• 02:27:42 02:27:42 uur: er niets bij de (bar)kruk/bank welke tegen de muur van het café staat op de grond ligt. Hierna wordt het zicht op deze betreffende locatie ontnomen doordat er enkele personen tussen de camera en deze betreffende locatie in gaan staan;
• 02:27:42 02:28:59 uur: verdachte [verdachte] komt van het toilet af en heeft zijn handen voor zijn lichaam ter hoogte van zijn kruis;
• 02:27:42 02:29:01 uur: verdachte [verdachte] komt ten val;
• 02:27:42 02:29:08 uur: rechts in beeld, op de vloer van het café is een donkerkleurig voorwerp bij een kruk zichtbaar waar NN persoon op zit;
• 02:27:42 02:42:28 uur: NN-persoon staat op van de kruk waar hij op zat en ziet iets op de grond liggen waarna hij uit beeld wegloopt;
• 02:27:42 02:43:49 uur: getuige [getuige 5] raapt iets op vanaf de grond met gebruikmaking van een doek. Het voorwerp dat zij opraapt werd haar toegeschoven door NN-persoon met zijn voet. Uit de verklaring van getuige [getuige 5] blijkt dat, datgene dat zij opraapt een mes is.
De verdachteheeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik was die avond in [naam café 1] . Ik ben naar het toilet gegaan. Toen ik klaar was met plassen, kwam [getuige 3] binnen en hij heeft mij vastgepakt bij mijn keel. Ik heb hem teruggepakt. [slachtoffer] kwam binnen en heeft mij ook vastgepakt. Hij pakte iets. Ik hoorde klikklak en ik heb hem weggeduwd. [slachtoffer] begon mij te slaan. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik heb hem vastgepakt bij zijn onderarmen en ik heb hem weggeduwd. Achter hem was de ingang. Toen pas ben ik weg kunnen rennen. [slachtoffer] kwam achter mij aan en sloeg of duwde mij. Getuige [getuige 6] stond met zijn auto buiten. Uit paniek ben ik in zijn auto gesprongen. Ik zei tegen hem dat zij mij hadden aangevallen, dat zij mij kapot hadden geslagen en dat hij weg moest rijden.
De rechtbank overweegt hierbij dat het op zijn minst genomen opvallend is dat de verdachte tegen [getuige 6] heeft geroepen dat zij hem hadden geslagen, maar niet dat zij hem hebben geprobeerd te steken.
3.3.2.
Tussenconclusie
De rechtbank acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat de verdachte op 30 oktober 2016 in de gemeente Venlo opzettelijk met een scherp voorwerp in de buik van [slachtoffer] heeft gestoken.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank komt op grond van de genoemde bewijsmiddelen onder 3.3.1. tot de conclusie dat het handelen van de verdachte een poging tot doodslag is. In dat verband overweegt de rechtbank dat het steken met een scherp voorwerp in de buik de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden, omdat zich in het gedeelte van de buik waar de verdachte het slachtoffer heeft gestoken meerdere vitale organen bevinden. De rechtbank overweegt in dit verband dat C.J. van Leeuwen, forensisch geneeskundige van GGD Limburg-Noord, in de transcriptie van 26 november 2017 heeft vastgesteld dat de buikwand van het slachtoffer doorstoken was en dat daarmee alle beschermende barrières naar de buikholte waren geslecht. De grote buikvliesplooi was vervolgens in dezelfde beweging doorstoken en de erachter liggende dunne darm werd oppervlakkig geraakt. Van Leeuwen heeft verder vastgesteld dat een fractie verder het stekende voorwerp de dunne darm zou hebben geperforeerd en de gehele buikholte gecontamineerd geraakt zou zijn met agressieve darminhoud, die een potentieel dodelijke buikvliesontsteking zou kunnen hebben veroorzaakt. Daarnaast en daarbij had de genoemde darminhoud in de bloedbaan terecht kunnen komen met risico op potentieel dodelijke systemische sepsis. Ook had het stekende voorwerp potentieel (met nihil aan resterende weerstand in de steekrichting) de verder in het verlengde van de steekrichting liggende grote buikslagader (aorta abdominalis) en/of de grote buikader (vena cava inferior) kunnen doorsteken, een acute (minuut(en)) massale inwendige verbloeding (liters) tot gevolg, die vrijwel zeker de dood tot gevolg gehad zou hebben.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 30 oktober 2016 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een scherp voorwerp in diens buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De raadsman heeft daartoe gesteld dat door het slachtoffer een mes tevoorschijn werd gehaald. Omdat de verdachte zich in een relatief kleine ruimte bevond en werd vastgehouden, kon hij zich niet onttrekken aan de, onmiddellijk dreigende, aanranding. Het door de verdachte ingezette verdedigingsmiddel, namelijk het wegduwen van [slachtoffer] en van de hand waarin deze het mes vasthield, is alleszins proportioneel te achten.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het scenario dat de verdachte zou zijn aangevallen en in het afweren (duwen) van aangever hij zichzelf zou hebben verwond, onaannemelijk is. Bovendien is niet gebleken dat de verdachte geen andere keuze had, dan een mes te gebruiken.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt het beroep van de verdachte op noodweer niet. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de onder 3.3. genoemde bewijsmiddelen en overwegingen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde verbonden aan deze proeftijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat opgemerkt dat het strafblad van de verdachte imponerender is qua omvang dan qua ernst van de daadwerkelijke veroordelingen, omdat vele zaken zijn afgedaan door middel van sepot of vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft het slachtoffer in de buik gestoken met een scherp voorwerp terwijl zij zich bevonden in de toiletruimte van een openbare horecagelegenheid. Door zo te handelen heeft de verdachte in hoge mate bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij het publiek en wordt een zware inbreuk gemaakt op de rechtsorde. Een onbeduidende schermutseling, waarvoor het slachtoffer niet eens de directe aanleiding vormde, is op deze manier volledig geëscaleerd. Door het steken is aan het slachtoffer letsel toegebracht dat slechts door een gelukkig toeval niet zo ernstig is, dat het niet meer tot een volledige genezing of volledig functieherstel heeft geleid. Uit de toelichting bij het voegingsformulier benadeelde partij blijkt voorts dat het delict een behoorlijke impact op het slachtoffer heeft gehad. Deze omstandigheden zijn ten nadele van de verdachte betrokken bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 oktober 2017, het reclasseringsadvies van 12 februari 2017 en hetgeen ter terechtzitting omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht.
Gelet op de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat in de eis van de officier van justitie de ernst van het feit en de strafwaardigheid onvoldoende tot uiting komt. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Door te bepalen dat een deel van deze straf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd wordt de strafoplegging direct dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van andere strafbare feiten. Aan de voorwaardelijk op te leggen straf zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarden, reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde verbinden.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. Wegens materiële schade vordert hij € 855,59 en wegens immateriële schade € 2.100,00.
De vordering wegens materiële schade is opgebouwd uit de navolgende posten:
“ziekenhuisopname” ad € 28,00, “eigen risico zorgverzekering” ad € 372,65, “schade T-shirt merk Badge” ad € 110,00, “schade broek (pantalon) merk Chasin” ad € 179,95, “schade schoenen merk Adidas E 90” ad € 89,99 en “schade aan boxershort merk Versace” ad
€ 75,00.
De benadeelde partij heeft daarnaast verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post “ziekenhuisopname” voor toewijzing vatbaar is. De officier van justitie heeft verder gesteld dat de eigen bijdrage moet worden gematigd tot een geschat bedrag van € 200,00, omdat er wel een factuur is bijgevoegd maar de onderbouwing van de factuur ontbreekt. De officier van justitie heeft daarnaast gesteld dat de kleding wegens afschrijving moet worden gematigd tot de volgende bedragen: € 75,00 voor het T-shirt, € 120,00 voor de broek, € 75,00 voor de schoenen en
€ 50,00 voor de boxershort. De benadeelde partij dient ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de immateriële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,00, omdat de in de onderbouwing aangehaalde jurisprudentie niet geheel overeenstemt met de onderhavige casus.
De officier van justitie vordert dat in totaal een bedrag van € 2.048,00 wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat daarnaast de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft zich subsidiair aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de matiging van de materiële en immateriële schadeposten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en aan de verdachte zal ter zake van dat feit een straf worden opgelegd. Door dat feit is aan de benadeelde rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is ontvankelijk in zijn vordering.
Met betrekking tot de hoogte van de overige schade overweegt de rechtbank als volgt.
Materiële schade
De schadeposten “ziekenhuisopname” ad € 28,00 en “eigen risico zorgverzekering” ad
€ 372,65 zijn naar het oordeel van de rechtbank geheel voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de schade aan de kleding en schoenen, zal de rechtbank de schadeposten wegens afschrijving matigen met 50%, nu het om aan mode onderhevige kleding gaat. Deze schadeposten worden daarom geschat op € 55,00 voor het T-shirt, € 89,98 voor de broek,
€ 45,00 voor de schoenen en € 37,50 voor de boxershort.
De totale materiële schade wordt aldus vastgesteld op een bedrag van € 628,13, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel
dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt
veroorzaakt, welke schade de rechtbank in alle redelijkheid vaststelt op een bedrag van
€ 1.500,00 onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade vaststellen op een totaalbedrag van € 2.128,13. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal hem veroordelen tot betaling van dat bedrag, te verhogen met de wettelijke rente daarover, te berekenen over de periode vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 2.128,13, te verhogen met de wettelijke rente, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 31 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] .
Kostenveroordeling
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

9.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven spijkerbroek (goednummer 862159), trui (goednummer 862161), kleding (goednummer 862154) en shirt (goednummer 862162) dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n). Immers is niet gebleken dat met behulp van deze voorwerpen strafbare feiten zijn begaan.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde [slachtoffer] voornoemd te betalen € 2.128,13;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte in de
  • wijst afde vordering van de benadeelde [slachtoffer] ten aanzien van d
    e overig gevorderde materiële en immateriële schade;
Beslag
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n):
  • spijkerbroek (goednummer 862159);
  • trui (goednummer 862161);
  • kleding (goednummer 862154)
  • shirt (goednummer 862162).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. A.H. Hamm-van de Water, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2017.
Buiten staat
Mr. A.H. Hamm-van de Water is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2016 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in diens buik, althans in diens lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2016 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buik, althans in diens lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Recherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer 2016199057/LB1R016117, gesloten d.d. 14 december 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 224.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2016, pagina 14.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2016, pagina’s 16 tot en met 19.
4.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer] , geboren te [geboortegegevens slachtoffer] , opgesteld door L. van Hooff, SEH VieCuri, en ondertekend namens C.J. van Leeuwen, forensisch geneeskundige, transcriptiedatum 17-11-2016, pagina 23.
5.Los opgenomen geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer] , geboren te [geboortegegevens slachtoffer] , opgesteld door J. Konsten, chirurg VieCuri, en ondertekend namens C.J. van Leeuwen, forensisch geneeskundige, transcriptiedatum 26-11-2016, .
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 november 2016, pagina’s 47 tot en met 49.
7.Proces-verbaal Fotoblad aanwezigheid getuige [getuige 2] op toilet d.d. 24 november 2016, pagina’s 90 tot en met 98.
8.Proces-verbaal Fotoblad aantreffen mes in [naam café 1] d.d. 2 december 2016, pagina’s 99 tot en met 105.