ECLI:NL:RBLIM:2017:12091

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
03/659002-17, 03/661210-17 (ttzgev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, afwijking van het advies van de gedragsdeskundigen over de toerekeningsvatbaarheid

Op 8 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2017 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning, waardoor gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan. De verdachte heeft ook twee personen bedreigd en een winkeldiefstal gepleegd. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, ondanks een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens en een aan harddrugs gebonden stoornis, verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank wijkt af van het advies van de gedragsdeskundigen die volledige ontoerekeningsvatbaarheid adviseerden. De rechtbank oordeelt dat het onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij, gezien het hoge recidiverisico. Daarom wordt de verdachte ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. Daarnaast wordt hij veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers van de bedreiging en de brandstichting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659002-17, 03/661210-17 (ttzgev)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 november 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
tenlastegelegd onder parketnummer 03/659002-17:
feit 1:brand heeft gesticht waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht dan wel dat hij schuld heeft aan de brand
feit 2:twee personen heeft bedreigd
feit 3:een winkeldiefstal heeft gepleegd
tenlastegelegd onder parketnummer 03/661210-17:
zijn cel in de Penitentiaire Inrichting te Vught heeft vernield.

3.De voorvragen

De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het feit, tenlastegelegd onder parketnummer 03/661210-17 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu aan de verdachte voor dit feit al een disciplinaire straf in de zin van de artikelen 50 en 51 van de Penitentiaire Beginselenwet is opgelegd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de oplegging van een disciplinaire straf de vervolging niet in de weg staat en heeft hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2012 (ECLI:HR:2012:BW5166).
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft op 14 februari 2017 zijn cel in de Penitentiaire Inrichting te Vught volledig vernield. Als reactie op deze vernieling heeft de verdachte een disciplinaire straf gekregen, welke straf inhield dat hij 10 dagen heeft doorgebracht in de isoleercel. De disciplinaire straf is opgelegd voor het zelfde feit als waarvoor de verdachte wordt vervolgd, namelijk de vernieling van de cel. Daarnaast is de opgelegde straf van 10 dagen in een isoleercel vergelijkbaar met enige strafrechtelijk op te leggen sanctie. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte reeds een punitieve sanctie heeft ondergaan met betrekking tot het tenlastegelegde feit. Verdachte hiervoor nogmaals – strafrechtelijk – te vervolgen is in strijd met het ne-bis-in-idem beginsel. Het openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van dit feit.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, gelet op de aangiften, de bekennende verklaring van de verdachte en de getuigenverklaring van [getuige] .
De officier van justitie is verder van mening dat ook het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het onderzoek van de forensische opsporing blijkt dat de brand is ontstaan op of onder de rechterkant van de bank. Ten gevolge van de brand is gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan. Uit de camerabeelden blijkt niet dat de verdachte na de brand in paniek is weggegaan. Aangekomen op het politiebureau in Roermond bekent de verdachte spontaan dat hij brand heeft gesticht, welke verklaring de officier van justitie betrouwbaar acht. Gelet op deze omstandigheden acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van de brandstichting stelt de raadsman zich op het standpunt dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is niet komen vast te staan wat de oorzaak van de brand is geweest. Voor de opzet zijn we afhankelijk van de verklaringen van de verdachte, welke verklaringen wisselend zijn. Dit kan de verdachte niet worden tegengeworpen. Nu er in het dossier geen andere concrete aanwijzingen zijn waaruit de opzet zou kunnen blijken, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
De verwijtbaarheid, zoals subsidiair tenlastegelegd, dient gekoppeld te worden aan concrete gedragingen. Ook daarvan is in dit geval geen sprake en derhalve dient de verdachte, naar het standpunt van de raadsman, ook van het subsidiaire feit te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 2 [1] ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op
- de aangifte van [naam aangever 1] [2] ;
- de aangifte van [naam aangever 2] [3] ;
- de verklaring van getuige [getuige] [4] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting [5] .
Feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 3 [6] ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting [7] ;
- de aangifte van [naam aangever 3] namens de Jumbo te Roermond [8] .
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen [9] .
Bewijsmiddelen
Op 1 januari 2017 8:15 uur wordt er een melding gedaan van een woningbrand aan de [adresgegevens verdachte] . Ter plaatse is sprake van een hevige rookontwikkeling.
De bewoners van [adresgegevens verdachte] en de naastgelegen panden worden geëvacueerd [10] .
Het pand [adresgegevens verdachte] is deels afgebrand en geheel onbewoonbaar verklaard.
De medewerkers van de forensische opsporing hebben een onderzoek ingesteld naar de oorzaak en het verloop van de brand. De medewerkers van de forensische opsporing concluderen dat de brand is ontstaan op of onder de rechterzijde van de zitbank in de kamer van de verdachte. De brand is zeer waarschijnlijk ontstaan door het al dan niet opzettelijk inbrengen van vuur, waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een sigaret. Door de brand is er gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan [11] .
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte direct na het ontstaan van de brand van de [adresgegevens verdachte] naar het station van Venlo loopt [12] . Hier neemt de verdachte de trein naar Roermond [13] . Vervolgens meldt de verdachte zich een uur later op het politiebureau in Roermond. De verdachte verklaart in het eerste contact met de politie aldaar spontaan dat hij de [adresgegevens verdachte] in brand heeft gestoken [14] . Uit de stukken blijkt dat verdachte een patroon heeft ontwikkeld waarbij hij kort na het begaan van strafbare feiten zichzelf bij de politie meldt en spontaan deze feiten bekent om daarop in een later stadium terug te komen. In een groot aantal gevallen blijken deze feiten verifieerbaar te hebben plaatsgevonden overeenkomstig verdachtes spontane verklaring. Er zijn hiervan tussen juli 2011 en november 2015 14 mutaties door de politie opgemaakt. Gelet hierop acht de rechtbank de spontane verklaring van de verdachte in het eerste contact met de politie betrouwbaar en overtuigend, in tegenstelling tot de andere, wisselende en inconsistente verklaringen van de verdachte die hij op een later tijdstip heeft afgelegd.
Bewijsoverweging
Uit het proces-verbaal van de forensische opsporing is op te maken dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor een elektrische en/of mechanische oorzaak van de brand. Er werden evenmin indicaties verkregen voor de aanwezigheid van brandversnellende middelen of ontstekingsbronnen aangetroffen. Uit deze constateringen leidt de rechtbank af dat een niet-menselijke oorzaak voor de brand kan worden uitgesloten en dat geconcludeerd moet worden dat de oorzaak is gelegen in toedoen van een mens. Uit het voornoemde proces-verbaal is ook op te maken dat de brand is ontstaan op of onder de rechterkant van de zitbank in de kamer van de verdachte en dat deze brand zeer waarschijnlijk is ontstaan door het inbrengen van vuur. Door de brand is er gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaan. De verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie noch ter terechtzitting verklaard dat er iemand anders bij hem op de kamer was (geweest) ten tijde van het ontstaan van de brand. Hieruit concludeert de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de brand heeft veroorzaakt.
Verder heeft de verdachte in zijn eerste verklaring bij de politie te Roermond bekend de brand aan de [adresgegevens verdachte] te hebben gesticht.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stoffen in zijn woning, waardoor er in het pand [adresgegevens verdachte] brand is ontstaan en waarbij er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
Op 01 januari 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , immers heeft hij, verdachte, opzettelijk vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen in die woning ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in die woning aanwezige goederen en voor de belendende woningen en de daarin aanwezige goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten de in de belendende woningen aanwezige personen, te duchten was;
2.
op 14 december 2016 in de gemeente Venlo, [naam aangever 1] en [naam aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam aangever 1] en [naam aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd: "De volgende keer kom ik met een wapen. Ik schiet jullie de volgende keer allemaal dood" en "Ik schiet jullie allemaal dood" en/of "I'm gonna shoot you";
3.
op 17 oktober 2016 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5 flessen shampoo (Zwitsal), toebehorende aan Jumbo.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/659002-17 feit 1 primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
03/659002-17 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
03/659002-17 feit 3:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog drs. R. Haveman en psychiater dr. S. Went hebben over de geestvermogens van de verdachte op 10 juli 2017 een Pro Justitia rapportage uitgebracht. Hierin beschrijven zij het volgende -zakelijk weergegeven-:
Er is bij betrokkene in de eerste plaats sprake van een (forse) verstandelijke handicap. Daarmee samenhangend is betrokkene verhoogd gevoelig voor prikkels en zijn met name zijn emotie- en agressieregulatie gestoord. Betrokkene heeft geen overzicht over complexe situaties en beschikt niet over adequate probleemoplossende vaardigheden. Daarnaast is er
- tot de huidige detentie - sprake geweest van problematisch gebruik van harddrugs.
Betrokkene functioneert op licht zwakzinnig tot maximaal zwakbegaafd niveau.
De sociaal-emotionele ontwikkeling is dusdanig basaal dat betrokkene in dit opzicht functioneert als een kind: egocentrisch en gericht op behoeftebevrediging op de korte termijn. Wanneer betrokkene relatief rustig is en de omgeving voor hem overzichtelijk, functioneert hij als een aangepast kind, vergelijkbaar met een kind op lagere school leeftijd. Zodra de druk oploopt, bijvoorbeeld omdat de dingen anders gaan dan hij wenst of in het geval van krenking, is er sprake van regressie en reageert betrokkene als een woedende peuter. Betrokkene blaast zich dan op en reageert met agressie. Over de persoon van betrokkene kan wel worden gezegd dat deze is gekleurd door zijn temperament, alsook door bepaald gedrag in het verleden effectief is gebleken. Zo is er sprake van externaliseren en van agressie als coping, waarbij betrokkene snel overgaat tot verbaal geweld, dreigen, het vernielen van spullen alsook fysieke agressie.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de aan middelen gebonden stoornis waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig.
Ten aanzien van de bedreiging is de problematiek van betrokkene volledig te herkennen.
Uit betrokkenes gedrag blijkt dat hij ergens op reageerde. Kennelijk ging het niet zoals hij wilde of begreep hij het niet zoals het ging. Bij oplopende spanning is betrokkenes coping externaliseren en - bij gebrek aan probleemoplossende vaardigheden - agressie. Wij adviseren om de tenlastegelegde bedreiging in het geheel niet toe te rekenen.
Ten aanzien van de diefstal zijn er geen aanwijzingen voor oplopende spanning en is het motief opportunistisch: betrokkene wilde de flessen shampoo verkopen om geld te verdienen. Zijn intellectueel functioneren mag dan beperkt zijn, het is niet dusdanig beperkt dat betrokkene niet weet dat hij niet mag stelen. Geadviseerd wordt om dit feit volledig toe te rekenen.
De rechtbank is, anders dan de gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd, van oordeel dat nu verdachte beseft dat stelen niet mag, dit evenzeer geldt ten aanzien van de bedreiging. Dit geldt te meer nu verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij zich kan voorstellen dat de personen die in de hal van het UWV aanwezig waren, van zijn bedreiging geschrokken zijn en dat zijn gedrag ontoelaatbaar is geweest. Dit maakt dat de rechtbank de verdachte zowel ten aanzien van de diefstal als van de bedreiging verminderd toerekeningsvatbaar acht.
Ten aanzien van de brandstichting hebben de deskundigen als volgt overwogen -zakelijk weergegeven-:
Gezien de oplopende spanning, de vermoedelijke overprikkeling, wellicht leidend tot het verlies van overzicht over een complexe situatie, alsmede een gebrek aan adequate oplossingsstrategieën van betrokkene, is doorwerking van betrokkenes problematiek weliswaar zeer voorstelbaar, maar er zijn te veel onzekere factoren om een uitspraak over de toerekenbaarheid te doen.
Ten aanzien van dit feit is de rechtbank eveneens, in tegenstelling tot de conclusie van de gedragsdeskundigen, van oordeel dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verdachte heeft immers, onder meer ter terechtzitting, verklaard boos te zijn op medebewoners en buren, vanwege de wijze waarop hij meende door hen behandeld te zijn. Ondanks de beperkingen in zijn copingsvaardigheden heeft verdachte er blijk van gegeven de laakbaarheid en de ernst van zijn handelen te beseffen. Na het stichten van de brand heeft hij immers in eerste instantie zichzelf in veiligheid gebracht en in tweede instantie heeft hij zichzelf aangegeven bij de politie. Dit besef sluit voor de rechtbank volledige ontoerekeningsvatbaarheid uit, maar de rechtbank acht verdachte wel verminderd toerekeningsvatbaar.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

7.De straf en de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan de verdachte een maatregel tot terbeschikkingstelling zal worden opgelegd met bevel tot verpleging van overheidswege.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aansluiting gezocht bij de rapportage van het Pieter Baan Centrum en bepleit dat dit feit niet aan de verdachte toe te rekenen is. Nu de verdachte enkel en alleen strafbaar is voor het tenlastegelegde onder 3, heeft de raadsman verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman is van mening dat er contra-indicaties zijn voor het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling. De verdachte wordt immers niet leerbaar of behandelbaar geacht. Bovendien kan een verstandelijke beperking niet worden behandeld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de vroege morgen van 1 januari 2017 brand gesticht in zijn kamer in een pand aan de [adresgegevens verdachte] . Dit pand bestaat uit twee woningen. Aan de ene kant van het pand is ook een woning gelegen en aan de andere kant van het pand bevindt zich een hotel. Gelet op het feit dat het 8:20 uur was in de morgen van 1 januari 2017, lagen veel bewoners nog te slapen. Dat door de brand geen gewonden of doden zijn gevallen is vooral te danken aan de alertheid van de eerste melder en van een passerende taxichauffeur en zijn klant die bij [adresgegevens verdachte] een hevige rookontwikkeling zagen. Zij hebben onmiddellijk 112 gebeld en op ramen en deuren geslagen teneinde de bewoners wakker te maken.
Het pand [adresgegevens verdachte] alsmede de hiernaast gelegen panden moesten door de brand in allerijl worden ontruimd. De brand heeft, gelet op de vele getuigenverklaringen, op de bewoners een enorme impact gehad.
De verdachte heeft na het stichten van de brand het pand verlaten en is naar het station gelopen. Daar heeft hij de trein genomen naar Roermond, waar hij zich later bij het politiebureau heeft gemeld. Verdachte heeft nagelaten alles te doen wat in zijn macht lag om de medebewoners en de buren van het pand te waarschuwen en te helpen. Verdachte heeft gesteld dat hij op dat moment niet zichzelf was en uit zijn doen. Daargelaten dat verdachte ook in deze toestand had kunnen kloppen op ramen en deuren en had kunnen schreeuwen dat er brand was, vindt deze verklaring geen steun in de camerabeelden van de openbare ruimtes in Venlo en Roermond. Op deze beelden is niet een man te zien die zichtbaar in paniek verkeert. Verdachte heeft brand gesticht en heeft daarna het pand verlaten, zonder zich om zijn medebewoners of de buren te bekommeren. Dezen hebben daardoor groot gevaar gelopen. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan.
Verdachte heeft aangegeven de brand heel erg te vinden, maar uit zijn verklaringen is amper oprechte spijt af te leiden. Ook de enorme financiële schade en zorgen die hij zijn huurbaas heeft bezorgd lijkt hem weinig te deren. Dit is wrang, te meer omdat deze eigenaar van het afgebrande pand aan verdachte een kamer heeft verhuurd omdat hij begaan was met het lot van verdachte die op dat moment op straat leefde. Ook na het plegen van de hier besproken feiten is verdachte doorgegaan met agressief en gevaarlijk gedrag naar mensen die hem juist willen helpen. De rechtbank heeft in het rapport van de reclassering d.d. 13 juli 2017 gelezen dat de verdachte de betrokken reclasseringswerker heeft bedreigd. Dit heeft op haar een dusdanige impact gemaakt dat zij verdachte niet meer wil tegenkomen en daarom niet in staat was om haar rapport ter terechtzitting toe te lichten.
Gelet op al het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf ook gelet op het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of, naast de oplegging van een gevangenisstraf, een maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, dient te worden opgelegd.
Hierbij heeft de rechtbank gelet op het volgende.
Op grond van de hiervoor gegeven onderbouwing, acht de rechtbank verdachte ten aanzien van alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De gedragsdeskundigen concluderen in hun rapport dat het recidiverisico op zeer korte termijn voor wat betreft delicten soortgelijk aan de tenlastegelegde bedreiging hoog is. Hierbij is niet alleen sprake van een reële dreiging, echter ook van een aanzienlijk risico op grotere gevolgen in de vorm van ernstige fysieke schade. Gezien de ernst van de problematiek en de vele pogingen die reeds zijn gedaan om het recidiverisico te verminderen, zonder dat dit heeft geleid tot verbetering, adviseren de gedragsdeskundigen een behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Een behandeling in het kader van een artikel 37 Sr maatregel (te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis) wordt ontoereikend geacht, gezien de ernst en chroniciteit van de problematiek van betrokkene en de veel te korte behandelduur, ook indien de termijn van 1 jaar zou worden verlengd met herhaalde civielrechtelijke maatregelen. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt evenmin haalbaar geacht, daar betrokkene in het verleden niet intrinsiek gemotiveerd is gebleken voor behandeling en bovendien gezien zijn pathologie niet in staat is gebleken om zich aan voorwaarden te houden. De rechtbank sluit zich bij deze conclusie aan. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verstandelijke beperking dat deze weliswaar niet te behandelen is, maar dat ook personen met een verstandelijke beperking vaardigheden kunnen leren om zich staande te houden in de maatschappij. De rechtbank zal daarom de maatregel van TBS opleggen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank bevelen dat de TBS-gestelde zal worden verpleegd van overheidswege indien de bescherming van de maatschappij dit vereist. Het bewezen verklaarde, opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank kan de maatschappij op geen andere wijze tegen dit gevaar van verdachte worden beschermd dan door dwangverpleging. Alleen op deze manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen voldoende tegen de verdachte beschermd.
Gelet op zijn persoonlijkheidsstoornis met forse verslavingsproblematiek, de gevaarzetting en wat er reeds is geprobeerd om de verdachte op het goede pad te houden, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gerechtvaardigd en geboden is. De rechtbank zal daarom ook de verpleging van overheidswege gelasten.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 250,00 terzake van feit 2.
De benadeelde partij [naam aangever 2] heeft geen bedrag genoemd in de vordering tot schadevergoeding terzake van feit 2.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 163.526,42,00 terzake van feit 1.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de drie vorderingen tot schadevergoeding voldoende zijn onderbouwd en volledig kunnen worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van oordeel dat vorderingen van de benadeelde partijen [naam aangever 1] en [naam aangever 2] kunnen worden toegewezen. De vordering van benadeelde partij [benadeelde] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu nader onderzoek nodig is om de exacte schade vast te stellen en dit een te grote belasting voor het strafproces zou betekenen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [naam aangever 1] voldoende is onderbouwd en zal derhalve geheel worden toegewezen.
Benadeelde partij [naam aangever 2] heeft in zijn vordering geen schadebedrag genoemd. Dit maakt zijn vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij heeft wel omschreven wat de impact van de bedreiging is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat een maatregel tot schadevergoeding wel op zijn plaats is.
De rechtbank zal dan ook een maatregel tot schadevergoeding opleggen ter hoogte van
€ 250,00.
De benadeelde partij [benadeelde] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er meer onderzoek nodig is naar de omvang van de schade dan binnen het strafrechtelijk kader mogelijk is. Een dergelijk onderzoek, zoals naar de kosten van de herbouw en de mate van de gezondheidsschade bij [benadeelde] in relatie tot de brandstichting, zou een te grote belasting voor het strafproces betekenen.

9.Het beslag

Het mes dat bij de verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen is niet gebruikt bij een van de strafbare feiten die aan hem zijn verweten. Het mes voldoet niet aan de criteria om verbeurd te worden verklaard of onttrokken te worden aan het verkeer. Het mes is niet een voorwerp waarvan het bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het mes zal derhalve terug worden gegeven aan de verdachte.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 157, 285, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Niet-ontvankelijk
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van het feit tenlastegelegd onder parketnummer 03/661210-17;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Benadeelde partij [naam aangever 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam aangever 1] , ten aanzien van feit 2 toe;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [naam aangever 1] , wonende te [woonplaats 1] , te betalen € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 14 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • maatregel van schadevergoeding van € 250,00 subsidiair 1 dag hechtenis
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam aangever 1] , van € 250,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 december 2016 tot aan de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [naam aangever 2]
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten aan de zijde van verdachte gemaakt terzake van de vorderging gemaakt, tot op heden geschat op nihil;
  • legt op de maatregel van schadevergoeding van € 250,00 subsidiair 1 dag hechtenis
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
van het slachtoffer, [naam aangever 2] , van € 250,00, bij niet betaling en verhaal
te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende
hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [benadeelde]
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde] , wonende te [woonplaats 2] ,
niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
zie besl. portaal, 1 mes, 891317.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en
mr. V.P. van Deventer, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2017.
Buiten staat
De griffier is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2017 in de gemeente Venlo opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , immers heeft hij, verdachte,
- een sigarettenpeuk op de in die woning aanwezige bank gelegd en/of
- een sigarettenpeuk op de in die woning aanwezige vloerbedekking onder de in die woning
aanwezige bank gelegd en/of
- opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) in die woning
ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in die woning
aanwezige goederen en/of voor de belendende woningen en de daarin aanwezige goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten de in de belendende woningen aanwezige personen, te duchten was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2017 in de gemeente Venlo, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een woning, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandbare stof(fen) door een sigarettenpeuk op de in die woning aanwezige bank te laten vallen ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat die woning geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de in die woning aanwezige goederen en/of voor de belendende woningen en de daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten voor de in de belendende woningen aanwezige personen, ontstond;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2016 in de gemeente Venlo, [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd :"De volgende keer kom ik met een wapen.
Ik schiet jullie de volgende keer allemaal dood" en/of "Ik schiet jullie allemaal dood" en/of
"I'm gonna shoot you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5 flessen shampoo (Zwitsal), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Aan de verdachte is, na wijziging, onder parketnummer 03/661210-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2017 in de gemeente Vught opzettelijk en wederrechtelijk (het interieur van) een cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Penitentiaire Inrichting Vught toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016224465, gesloten d.d. 16 december 2016.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever 1] d.d. 14 december 2016.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever 2] d.d. 14 december 2016.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 14 december 2016.
5.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 24 november 2017.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016191852, gesloten d.d. 18 oktober 2016, pagina 1 tot en met 18, alsmede de niet genummerde pagina’s.
7.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 24 november 2017.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever 3] namens Jumbo Roermond d.d. 17 oktober 2016, pagina 8 tot en met 12.
9.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016234742, gesloten d.d. 1 februari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 198, alsmede de niet genummerde pagina’s.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, pagina 15 tot en met 18.
11.Het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing d.d. 29 januari 2017, pagina 27 tot en met 45.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, pagina 56 en 57.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2017, pagina 66 en 67.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017 pagina 164.