ECLI:NL:RBLIM:2017:12031

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
5392976 \ CV EXPL 16-9354
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en toewijzing contractuele boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en [X] BEHEER B.V., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [Y]. De kern van het geschil betreft de ontbinding van een koopovereenkomst die op 29 september 2014 was gesloten. De eisende partij heeft de koopovereenkomst op 9 februari 2015 buitengerechtelijk ontbonden, waarna de verkoper aanspraak maakte op een contractuele boete. De huidige bewindvoerder erkent de vordering, maar stelt dat de voormalig bewindvoerder aansprakelijk is, wat echter niet in deze procedure aan de orde is gekomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisende partij voortvloeien uit de gesloten koopovereenkomst en dat er geen verweer is gevoerd tegen de buitengerechtelijke ontbinding of de hoogte van de gevorderde kosten. De rechter heeft de primaire vorderingen van de eisende partij toegewezen, inclusief de contractuele boete van € 16.000,00 en buitengerechtelijke kosten van € 1.131,35, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.167,01, met wettelijke rente vanaf de achtste dag na de uitspraak.

De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter A.H.M.J.F. Piëtte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5392976 \ CV EXPL 16-9354
Vonnis van de kantonrechter van 29 november 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.B.J.G.M. Schyns,
tegen:
[X] BEHEER B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [Y],
[adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 april 2017
  • de akte van gedaagde partij
  • de rolbeslissing van 31 mei 2017
  • de oproeping bij aangetekende brief van de bewindvoerder in de procedure
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek.
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis in deze zaak d.d. 12 april 2017 en volhardt bij de inhoud daarvan. In dat tussenvonnis is gedaagde partij in de gelegenheid gesteld de identiteit te onthullen van de opvolgend bewindvoerder. Dit heeft gedaagde partij gedaan, waarna de bewindvoerder bij aangetekend schrijven is opgeroepen. Deze is in de procedure is verschenen door het nemen van een conclusie van antwoord, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. De opvolgend bewindvoerder is hiermee formele procespartij geworden.
2.2.
Materieel gezien is [Y] echter de procespartij. De vorderingen vloeien voort uit de tussen eisende partij en (namens) [Y] gesloten koopovereenkomst, waarbij de kern van het geschil is de vraag of daar een perfecte koopovereenkomst tot stand is gekomen. Zowel eisende partij als de huidige bewindvoerder zijn van mening dat dit het geval is en zijn het overigens ook eens dat niet tijdig de ontbindende voorwaarde is ingeroepen.
2.3.
Het debat tussen partijen - waarbij partijen het overigens met elkaar eens zijn – omtrent de aansprakelijkheid van de voormalig bewindvoerder versus de aansprakelijkheid van de huidige bewindvoerder is voor de beoordeling van de in geding zijnde materiële rechtsverhouding tussen eisende partij en [Y] niet relevant. Dit debat zou aan de orde zijn in een procedure tussen (de huidige bewindvoerder van ) [Y] en de voormalig bewindvoerder, maar valt - nu er ook geen vrijwaringsincident is opgeworpen – niet binnen de kaders van deze procedure.
2.4.
Gelet op voorgaande overwegingen kunnen de primaire vorderingen van eisende partij worden toegewezen. Tegen buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst noch tegen de hoogte van de in rekening gebrachte kosten is immers verweer gevoerd. Dit geldt eveneens voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarden, nu voor toewijzen daarvan vanaf een eerdere datum zoals gevorderd geen rechtsgrond is.
2.5.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 96,01
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.167,01
Over de proceskosten zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
2.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen op 29 september 2014 gesloten koopovereenkomst op 9 februari 2015 door de buitengerechtelijke verklaring van eisende partij is ontbonden,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen:
  • een bedrag van € 16.000,00 wegens de contractuele boete ex artikel 11.2 van de koopakte, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2015 tot de dag der algehele voldoening,
  • een bedrag van € 1.131,35 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2016 tot de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.167,01, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na heden tot de dag der algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: