ECLI:NL:RBLIM:2017:11972

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
03/661134-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten en medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit

Op 6 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 254 hennepplanten en medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.C.J. Lina, verklaarde dat hij niet zelf de elektriciteit had gestolen, maar dat hij anderen toegang tot zijn woning had verschaft tegen vergoeding. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte aannemelijk was en dat hij niet zelf de illegale aansluiting had aangelegd. De rechtbank achtte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten wettig en overtuigend bewezen, evenals de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal door middel van braak.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de gezondheid van de verdachte, die geen taakstraf kon uitvoeren. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank volgde het advies van de reclassering en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de risico's die de hennepteelt met zich meebrengt, en rekende het de verdachte aan dat hij zijn eigen gewin boven de veiligheid van anderen stelde. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661134-17,
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2017. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging (zoals gewijzigd ter terechtzitting) is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:hennep aanwezig heeft gehad.
Feit 2:stroom heeft gestolen van [benadeelde] dan wel medeplichtig hierbij is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat hetgeen onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard gelet op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 2 primair ten laste is gelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De hennepplantage is heel professioneel opgezet. Verdachte mist daarvoor de vaardigheden. Het is algemeen bekend dat hennephandelaren in Noord- en Midden-Limburg de hennep in de woningen van anderen, zoals verdachte, laten kweken tegen een kleine vergoeding. De verklaring van verdachte ter terechtzitting hierover is juist.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten door verdachte wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 november 2017;
  • het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij hennepplanten in zijn woning aanwezig had en hij hiervoor een vaste vergoeding ontving van anderen, die ook de plantage hadden opgezet.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht de diefstal van elektriciteit door verdachte wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 november 2017;
  • de aangifte van [benadeelde]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en/of verbreking. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de illegale aansluiting niet zelf heeft aangelegd. Dit is gebeurd door personen waarvan hij de naam niet wil noemen. Hij verschafte deze personen daartoe de toegang tot zijn woning, waarvoor hij eind 2016 een vaste vergoeding van € 6.000,00 heeft ontvangen bij de aanvang van het opzetten van een hennepkwekerij in zijn woning. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte op dit punt aannemelijk.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat:
1.
de verdachte op 18 april 2017 te Reuver, in de gemeente Beesel, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 254 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II.
2.
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 april 2017, te Reuver, in de gemeente Beesel, een hoeveelheid elektriciteit die geheel aan een ander dan die onbekend gebleven personen of aan verdachte toebehoorde, hebben weggenomen in een woning gelegen aan de [adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die een of meer onbekend gebleven personen dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door de toegang tot de woning aan de [adres] te verlenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte door veel nadelen heeft ondervonden sinds het aantreffen van de hennep in zijn woning. Hij kan een werkstraf niet uitvoeren vanwege zijn gezondheidsproblemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft 254 hennepplanten in zijn woning aanwezig gehad en is behulpzaam geweest bij de diefstal van elektriciteit van [benadeelde]
Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan het ook gevaarlijke situaties - zoals brandgevaar - opleveren. Verdachte is daaraan voorbijgegaan. Kennelijk vond hij zijn eigen gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Verdachte is een man op leeftijd die niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De oriëntatiepunten van het LOVS formuleren als uitgangspunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van 100 tot 500 hennepplanten het opleggen van een taakstraf van 120 uren en het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 oktober 2017 van Reclassering Nederland waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen gezien de invloed die onderhavige zaak op zijn leven heeft. In dat verband heeft de reclassering nog van betekenis geacht dat verdachte lichamelijk niet meer in staat is een werkstraf uit te voeren terwijl een geldboete voor hem (te) belastend zou zijn in verband met het aflossen van de schulden van verdachte aan [benadeelde] Het risico op recidive schat de reclassering als klein in, gelet op de leeftijd van verdachte en de blanco delictsgeschiedenis.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank, het advies van de reclassering volgend, aan verdachte geen taakstraf opleggen. Wel zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan verbonden algemene voorwaarden.
De rechtbank acht passend om aan verdachte voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur 2 maanden, op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 subsidiair tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. C.M. Nollen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2017.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op, in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 april 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
254 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 april 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom/elektriciteit
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van de
verzegeling van de hoofdaansluitkast;
subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 18 april 2017, te Reuver, in de gemeente Beesel, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte toebehoorde, heeft/hebben weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/ hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 18 april 2017, te Reuver, in de gemeente Beesel, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door de toegang tot de woning aan de [adres] te verlenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017041276, gesloten d.d. 6 juni 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 70.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 april 2017, p. 6 tot en met 8.
3.Aangifte [benadeelde] d.d. 23 mei 2017, p. 35-36.