In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer (eisende partij) en zijn werkgever, de besloten vennootschap TECHNISCH BURO [X] B.V. (gedaagde partij). De werknemer, die sinds 24 februari 2003 in dienst was, vorderde betaling van achterstallige bedragen en een loonaanspraak tijdens zijn derde ziektejaar. De arbeidsovereenkomst was per 17 oktober 2016 beëindigd, maar de werknemer had gedurende zijn ziekteperiode aanspraken op doorbetaling van loon en uitbetaling van niet opgenomen verlof- en ADV-uren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij te laat was met de betaling van bepaalde bedragen die in een vaststellingsovereenkomst waren overeengekomen. Ook heeft de rechter geoordeeld dat de werknemer recht had op uitbetaling van niet opgenomen verlof- en ADV-uren, en dat de gedaagde partij een fout had gemaakt in de verrekening van voorschotbedragen. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer gedeeltelijk toegewezen, waarbij een netto bedrag van € 868,84 en een bruto bedrag van € 8.801,34 aan de werknemer moest worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer tijdens zijn derde ziektejaar recht had op 100% doorbetaling van het loon, maar dat de gedaagde partij dit niet had hoeven doen, omdat er geen wettelijke of bovenwettelijke regeling was die dit vereiste. De vordering tot hogere loondoorbetaling werd afgewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 1.369,15 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.