ECLI:NL:RBLIM:2017:11907

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
6281804 CV 17-7077
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst caravan na schade en aansprakelijkheid verkoper

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een caravan. De eisende partij, bestaande uit twee personen, had op 27 oktober 2016 een caravan gekocht van de gedaagde partij, die een onderneming heeft in de aan- en verkoop van gebruikte caravans. De koopovereenkomst hield in dat de caravan op het terrein van de gedaagde partij zou blijven staan totdat de volledige koopsom was betaald. De eisende partij heeft een deel van de koopsom betaald, maar de caravan is verloren gegaan door schade en kon niet meer geleverd worden. De eisende partij heeft de koopovereenkomst ontbonden en vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag, alsook schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij aansprakelijk was voor de caravan totdat deze aan de eisende partij was geleverd. Aangezien de gedaagde partij zijn verplichtingen niet kon nakomen, was de eisende partij gerechtigd om de koopovereenkomst te ontbinden. De gedaagde partij had geen bewijs geleverd dat de eisende partij een andere caravan had uitgezocht of dat er een nieuwe overeenkomst was gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij het volledige bedrag van € 3.300,00 aan de eisende partij moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 221,80 en werd de vordering tot buitengerechtelijke kosten afgewezen. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6281804 \ CV EXPL 17-7077
Vonnis van de kantonrechter van 6 december 2017
in de zaak van:

1.[eisende partij sub 1] ,wonend [adres eisende partijen] ,[woonplaats eisende partijen] ,

2.
[eisende partij sub 2],
wonend [adres eisende partijen] ,
[woonplaats eisende partijen] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. N.C. Ing, SRK Rechtsbijstand,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [X],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 oktober 2016 heeft [eisende partij sub 1] bij [gedaagde partij] , die een onderneming exploiteert die zich richt op aan- en verkoop van gebruikte caravans, de caravan van het merk Dethlefs New Line, bouwjaar 1994, gekocht met het kenteken [kenteken caravan] voor een bedrag van
€ 3.550,00. Overeengekomen is dat daarvan direct een bedrag van € 1.000,00 zou worden betaald en vervolgens zes maandelijkse termijnen van telkens € 425,00.
2.2.
Van deze koop zijn twee documenten opgemaakt. Het ene met nr 01907 vermeldt onder meer onder het kopje algemene voorwaarden: “(..)
Geld retour is niet mogelijk. Bij het niet nakomen van het contract betaalt koper 25% van de koopsom.(..)”.
Het andere document met als opschrift “
koop kontrakt koop op afbetaling 27-10-2016” vermeldt onder meer: “
caravan blijft bij [gedaagde partij] staan totdat deze volledig is betaald, of anders in schriftelijk overleg.”
2.3.
[eisende partij sub 1] heeft op 28 oktober 2016 een bedrag van € 1.000,00 voldaan, en vervolgens 4 termijnen van € 450,00 en éénmaal een bedrag van € 500,00. De laatste betaling vond plaats op of rond 23 februari 2017. In totaal heeft [eisende partij sub 1] daarmee een bedrag van
€ 3.300,00 voldaan.
2.4.
Blijkens de bij het Rijksdienst voor het wegverkeer geregistreerde gegevens is de betreffende caravan op 3 november 2016 geëxporteerd.
2.5.
Eind maart 2017 heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij sub 1] gemeld dat er een inbraak in zijn bedrijf is geweest. Bij e-mail van 29 maart 2017 heeft [gedaagde partij] aangegeven dat de caravan van [eisende partij sub 1] vernielingen heeft opgelopen.
2.6.
Bij e-mail van 29 maart 2017 heeft [eisende partij sub 1] om een foto van de vernielingen in/aan de caravan verzocht.
2.7.
Bij e-mail van 31 maart 2017 heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij sub 1] gevraagd: “
weet u al wat u wilt? Uw geld weer of een andere caravan of moet ik een soort gelijke zoeken?”.
2.8.
Bij e-mail van 31 maart 2017 heeft [eisende partij sub 1] het verzoek om een foto herhaald en aangegeven: “
mijn man is nogal handig, misschien kan hij er nog iets aan doen”. [gedaagde partij] heeft daarop geantwoord: “
dat denk ik niet 3 ramen stuk kachel eruit en ga zo maar door”.
2.9.
Bij e-mail van 5 april 2017 heeft [gedaagde partij] onder meer aan [eisende partij sub 1] bericht: “
dus ik hoor graag van u wat u besluit, de bustner of een andere caravan via de site uitzoeken of uw geld retour minus 25% annuleringskosten”.
2.10.
[eisende partij sub 1] heeft daarop bij e-mail van 5 april 2017 geantwoord dat zij een bedenktijd willen, waarop [gedaagde partij] diezelfde dag per e-mail antwoordt: “
ik wil weten of u de koop annuleert of een andere caravan wil uitzoeken”.
2.11.
Bij brief van 18 april 2017 heeft [eisende partij sub 1] de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op (terug)betaling van het inmiddels betaalde bedrag van € 3.300,00 binnen 14 dagen.
Bij e-mails van 26 april 2017, 3 mei 2017 en 27 juli 2017 heeft [eisende partij sub 1] een en ander herhaald. In die laatste e-mail heeft hij verder aanspraak gemaakt op een schadebedrag van € 221,80.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij sub 1] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 3.300,00 aan hoofdsom, € 221,80 aan schadevergoeding en € 455,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente, proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een koopovereenkomst met betrekking tot een caravan gesloten. Voor [eisende partij sub 1] vloeit uit die overeenkomst voort dat hij verplicht is de koopsom in termijnen te betalen terwijl [gedaagde partij] verplicht is de caravan te leveren. Afgesproken is echter dat de caravan op het terrein van [gedaagde partij] bleef staan totdat de gehele koopsom is voldaan. Nu niet gebleken is van andere partij-afspraken daarover geldt dat, conform het bepaalde in artikel 7:10 BW, het risico van het gekochte goed pas over gaat op de koper bij feitelijke aflevering. Tot dat moment komt het risico van het gekochte dus voor rekening van de verkoper. Met andere woorden: [gedaagde partij] is aansprakelijk voor de caravan tot het moment dat hij deze aan [eisende partij sub 1] zou leveren.
4.2.
De caravan waar het in casu over gaat, kan echter niet meer geleverd worden door [gedaagde partij] , zoals hij in zijn onder 2.8 genoemd e-mail aangegeven heeft. De exacte oorzaak - het zwaar beschadigd zijn daarvan waardoor hij als teniet gegaan moet worden beschouwd dan wel de (al eerder?) plaats gevonden hebbende export van deze caravan naar het buitenland - hoeft daarbij niet verder onderzocht te worden.
Nu [gedaagde partij] zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst - de levering van de caravan - blijvend niet kon nakomen, was [eisende partij sub 1] gerechtigd over te gaan tot ontbinding van de koopovereenkomst. Dat heeft hij middels de onder 2.11 genoemde brief gedaan.
4.3.
Dat partijen nog geprobeerd hebben overeenstemming te bereiken over een andere caravan en dat dat om welke reden dan ook niet is gelukt, maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [eisende partij sub 1] daarmee zijn recht op ontbinding van de koopovereenkomst verspeeld heeft. Dat [eisende partij sub 1] een andere caravan op het bedrijf van [gedaagde partij] heeft uitgezocht en er mondeling een nieuwe koopovereenkomst met betrekking tot die andere (duurdere) caravan is gesloten, wordt door [eisende partij sub 1] uitdrukkelijk ontkend. Hij heeft het bedrijf van [gedaagde partij] niet opnieuw bezocht en hem is ook niet de beschadigde caravan getoond. Gelet op deze ontkenningen van [eisende partij sub 1] lag het op de weg van [gedaagde partij] om zijn (daaraan tegengestelde) stellingen gemotiveerd te onderbouwen. Enige bewijsstukken van dat tegendeel heeft [gedaagde partij] echter niet ingebracht. Hij heeft ook niet expliciet aangeboden en gemotiveerd onderbouwd verzocht om dat alsnog te mogen doen. Mede ook gelet op de door hem genoemde elkaar tegensprekende stellingen - [gedaagde partij] stelt dat [eisende partij sub 1] in april 2017 wederom een bezoek aan zijn bedrijf heeft gebracht waarbij hij de betreffende caravan aan [eisende partij sub 1] zou hebben getoond terwijl hij ook erkend heeft dat deze caravan in november van het jaar daarvoor al als schade caravan aan het buitenland is verkocht - is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] niet alsnog tot bewijs hoeft te worden toegelaten.
4.4.
Gevolg van de ontbinding is dat [gedaagde partij] het reeds door [eisende partij sub 1] betaalde bedrag van
€ 3.300,00 aan hem dient terug te betalen. [gedaagde partij] stelt echter dat [eisende partij sub 1] 25% annuleringskosten verschuldigd is omdat [eisende partij sub 1] de koopovereenkomst heeft ontbonden. In verband daarmee is [gedaagde partij] bereid € 2.250,00 terug te betalen tegen finale kwijting. [gedaagde partij] noemt daarnaast nog een bedrag van € 500,00 dat hij zou mogen verrekenen vanwege een bepaalde akte.
De kantonrechter oordeelt als volgt:
Kennelijk refereert [gedaagde partij] aan hetgeen de koopovereenkomst vermeldt: “
Bij het niet nakomen van het contract betaalt koper 25% van de koopsom”.Daarbij zij opgemerkt dat inhouding van 25% op de koopsom van € 3.500,00 concreet zou betekenen dat het zou gaan om een (restant)bedrag van € 2.625,00 terwijl [gedaagde partij] maar bereid is een bedrag van € 2.250,00 terug te betalen. Het verschil wordt niet door hem verklaard.
Vast staat dat niet [eisende partij sub 1] als koper het contract niet heeft nageleefd, doch [gedaagde partij] als verkoper is tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit die koopovereenkomst. Er kan dan ook door [gedaagde partij] niet met succes een beroep worden gedaan op deze contractuele bepaling rondom die
inhouding van 25 %. Verder heeft [eisende partij sub 1] ontkend een dergelijke akte te hebben ondertekend. De betreffende akte is niet door [gedaagde partij] in het geding gebracht terwijl dat wel op zijn weg had gelegen nu hij zijn verweer daar op baseert. Het beroep van [gedaagde partij] op die akte wordt dan ook gepasseerd.
Hieruit volgt dat [gedaagde partij] het volledige door [eisende partij sub 1] reeds betaalde bedrag van € 3.300,00 aan [eisende partij sub 1] dient terug te betalen. Gelet op de termijn zoals genoemd in de brief van 18 april 2017 acht de kantonrechter de wettelijke rente daarover toewijsbaar vanaf 2 mei 2017.
4.5.
[eisende partij sub 1] vordert verder een bedrag van € 221,80 als geleden schade. Hij stelt dat hij vanwege het feit dat hij niet met de caravan op vakantie kon en al een vakantie geboekt had, een vouwwagen heeft moeten lenen en hij voor het opzetten daarvan hulp heeft moeten inroepen van zijn broer. De extra gemaakte kosten in verband daarmee bedragen € 221,80.
[gedaagde partij] heeft de verschuldigdheid en hoogte van deze kosten in de procedure in het geheel niet betwist.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overgelegde factuur dat de betreffende vakantie reeds op 16 februari 2017 was geboekt, dat wil zeggen voordat [gedaagde partij] aan [eisende partij sub 1] heeft gemeld dat de caravan verloren is gegaan. Met het mede overleggen van de andere bewijsstukken, acht de kantonrechter het gevorderde bedrag voldoende onderbouwd en mitsdien toewijsbaar.
De gevorderde rente daarover acht de kantonrechter toewijsbaar vanaf 1 augustus 2017 gelet op de termijn die is genoemd in de e-mail van 27 juli 2017.
4.6.
[eisende partij sub 1] vordert verder een bedrag van € 455,00 aan buitengerechtelijke incassokosten zoals aangekondigd in de mail van 26 april 2017. Hij vordert daarmee een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Rapport BGK-integraal. Het uitgangspunt daarbij is, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.7.
[gedaagde partij] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij sub 1] worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,84
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 679,84.
De gevorderde nakosten zullen hierna op de in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij sub 1] te betalen een bedrag van € 3.521,80, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.300,00 vanaf 2 mei 2017 en over € 221,80 vanaf 1 augustus 2017, tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij sub 1] gevallen en tot op heden begroot op € 679,84,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat hij niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij sub 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 87,50 [ half punt toepasselijk liquidatietarief, met een maximum van € 100,00] aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: