Op 28 november 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer, [slachtoffer]. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 20 mei 2017 in Weert, waar de verdachte, na een ontmoeting met het slachtoffer in een café, deze heeft geslagen en met een schaar in de rug heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en dat er geen bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar achtte wel bewezen dat hij het slachtoffer heeft mishandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 192 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen noodweer of putatief noodweer was, en dat de verdachte niet in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen. De rechtbank nam de conclusies van psychologische rapporten over, die wezen op de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, en besloot tot een straf die de ernst van het feit weerspiegelde, maar ook rekening hield met de psychische toestand van de verdachte.