In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wonen Limburg en een huurder, aangeduid als [gedaagde partij]. De eisende partij, Wonen Limburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.355,44 tot en met juni 2017, alsook een bedrag van € 427,52 aan incassokosten. De gedaagde partij had verweer gevoerd en stelde dat hij zijn huurbetalingen had opgeschort vanwege vermeende gebreken aan de woning, waaronder stankoverlast. Tijdens de comparitie van partijen werd vastgesteld dat de gedaagde partij niet was verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde gebreken en dat de opschorting van de huurbetalingen onterecht was. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde partij, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de incassokosten. De kosten van de procedure werden begroot op € 869,21, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.