ECLI:NL:RBLIM:2017:11596

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
04 6134936
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst wegens huurachterstand en vermeende gebreken aan de woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wonen Limburg en een huurder, aangeduid als [gedaagde partij]. De eisende partij, Wonen Limburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.355,44 tot en met juni 2017, alsook een bedrag van € 427,52 aan incassokosten. De gedaagde partij had verweer gevoerd en stelde dat hij zijn huurbetalingen had opgeschort vanwege vermeende gebreken aan de woning, waaronder stankoverlast. Tijdens de comparitie van partijen werd vastgesteld dat de gedaagde partij niet was verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde gebreken en dat de opschorting van de huurbetalingen onterecht was. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde partij, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de incassokosten. De kosten van de procedure werden begroot op € 869,21, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6134936 \ CV EXPL 17-5815
Vonnis van de kantonrechter van 29 november 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.M. van Tol.
Partijen worden hierna ook Wonen Limburg en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op 27 oktober 2017 gehouden comparitie van partijen.
Bij de comparitie van partijen is namens Wonen Limburg verschenen dhr. [A] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Zijdens Wonen Limburg zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht, te weten een actueel overzicht van de huurachterstand en een overzicht van meldingen en contacten met betrekking tot (de woning van) [gedaagde partij] . Bij de comparitie van partijen is [gedaagde partij] niet verschenen, wel zijn gemachtigde voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 17 oktober 2016 huurt [gedaagde partij] van Wonen Limburg de woning gelegen aan de [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] . De huurovereenkomst bepaalt dat de huurprijs voor de eerste dag van de maand betaald moet zijn.
2.2.
De huursom bedraagt met ingang van 1 juli 2017 € 589,40 per maand, voor die datum was dat € 587,71 per maand.
2.3.
In de betaling van de huurpenningen is een achterstand ontstaan.
2.4.
Op verschillende data heeft [gedaagde partij] bij Wonen Limburg zowel mondeling als schriftelijk verzocht om inspectie van zijn woning in verband met stankoverlast en andere problemen en gemeld dat een reparatie dient plaats te vinden.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert bij dagvaarding – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde binnen 3 dagen na betekening van het vonnis en veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van de huurachterstand van € 2.355,44 tot en met de maand juni 2017 en € 427,52 aan incassokosten, alsmede betaling van een bedrag van € 587,71 voor iedere maand die vanaf 30 juni 2017 is ingegaan tot de datum van ontruiming, te vermeerderen met rente en proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wonen Limburg grondt haar vorderingen tot ontbinding, ontruiming en betaling op een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde partij] .
Volgens de dagvaarding was er op de dag dat deze werd uitgebracht (3 juli 2017) een bedrag van € 2.355,44 (tot en met juni 2017) aan onbetaalde huurpenningen. In die dagvaarding was echter nog niet verwerkt dat feitelijk de maand juli 2017 (€ 589,40) op dat moment ook nog niet was betaald.
Ter comparitie heeft Wonen Limburg een actueel overzicht overgelegd van het openstaande bedrag aan huur. Daaruit blijkt dat [gedaagde partij] zowel op 5 juli 2017 als op 1 augustus 2017 per kas een betaling heeft gedaan van € 1.000,00 en dat hij zowel op 18 september 2017 als op
5 oktober 2017 per bank een betaling heeft gedaan van € 592,31. Daarbij opgeteld de verschuldigde huur over de maanden juli, augustus, september en oktober 2017 maakt dat per 6 oktober 2017 een totaalbedrag van € 1.528,42 aan huur open staat. Zijdens [gedaagde partij] is dit bedrag aan huurachterstand erkend.
4.2.
[gedaagde partij] heeft aangevoerd dat hij zijn huurbetalingen heeft opgeschort omdat Wonen Limburg hem niet het huurgenot van het gehuurde verschaft. Volgens hem is er sprake van een gebrek aan de woning in de vorm van stankoverlast. Er zou sprake zijn van het injecteren van geuren via muren en kieren en spleten alsmede van krachtvelden die warmte uitstralen, iets waarvan [gedaagde partij] heeft aangegeven dit ook al in een eerdere woning te hebben ervaren. Diverse malen heeft hij dat bij Wonen Limburg gemeld.
Wonen Limburg heeft de meldingen erkend en aangegeven dat volgens haar medewerkers, alsook de inmiddels ingeschakelde medewerkers van de GGD, afdeling vangnet OGGZ, niet gebleken is van gebreken of bouwtechnische mankementen aan het gehuurde, hetgeen ook aan [gedaagde partij] is medegedeeld.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat de huurder zijn huurbetalingsverplichtingen enkel met succes kan opschorten vanwege een gebrek aan het gehuurde indien hij het bestaan van dat gebrek aannemelijk kan maken. Daarvan is in casu niet gebleken. Opschorting kan bovendien enkel plaatsvinden naar verhouding van de (gestelde) tekortkoming. Gebleken is dat [gedaagde partij] betaling van de gehele huur gedurende meerdere maanden achterwege heeft gelaten terwijl gesteld noch gebleken is dat de woning geheel onbruikbaar zou zijn door het vermeende gebrek. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde partij] ten onrechte is overgegaan tot opschorting van zijn huurverplichtingen.
4.4.
De kantonrechter onderkent overigens dat bij [gedaagde partij] sprake lijkt te zijn van een psychiatrisch ziektebeeld dat zijn beleving ten aanzien van de vermeende gebreken aan het gehuurde zou kunnen verklaren. Nu echter noch [gedaagde partij] noch zijn gemachtigde nadere informatie heeft verstrekt over de persoonlijkheid van [gedaagde partij] (laat staan dat zij daar enige conclusie aan hebben verbonden) zal de kantonrechter bij de beoordeling uitsluitend rekening (kunnen) houden met de aan de vordering van Wonen Limburg ten grondslag gelegde wanbetaling.
4.5.
Gelet op de hoogte van het ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding openstaande bedrag (€ 2.944,84) enerzijds en de hoogte van de huidige maandelijkse huur
(€ 589,40) anderzijds is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurverplichtingen door [gedaagde partij] die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dat is immers de hoofdregel van artikel 6:265 lid 1 BW, eerste zinsdeel. Dit is slechts anders indien de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Op deze uitzondering moet de huurder dan wel een beroep doen, hetgeen in het onderhavige geval niet, althans onvoldoende, is gebeurd. [gedaagde partij] heeft dienaangaande slechts gesteld dat de huurachterstand door zijn betalingen op 5 juli 2017 en 1 augustus 2017 thans minder dan drie maanden beloopt. Daarmee miskent [gedaagde partij] echter dat de huurachterstand eerst is opgelopen tot wel vijf maanden en dat hij die tekortkoming niet ongedaan kan maken door na dagvaarding alsnog tot (gedeeltelijke) betaling over te gaan.
4.6.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal dan ook worden toegewezen, waarbij een ontruimingstermijn van 14 dagen redelijk wordt geacht.
De vordering tot betaling van de huurachterstand zal worden toegewezen, alsmede de inmiddels vervallen huurtermijnen. Nu Wonen Limburg in haar vordering de oude huurprijs hanteert, zal de kantonrechter dat bedrag toewijzen.
4.7.
Wonen Limburg maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu deze voldoen aan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde, zullen deze worden toegewezen.
De gevorderde informatiekosten worden overeenkomstig de aanbevelingen van het LOVCK&T toegewezen, inhoudende dat, bij gebreke van enige motivering op dat punt, slechts éénmaal kosten BRP zullen worden toegewezen.
4.8.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Limburg worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht € 470,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 869,21
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] , om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Wonen Limburg te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Wonen Limburg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 1.582,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2017 over het aan huur openstaande bedrag, tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Wonen Limburg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 587,71 per maand of gedeelte van een maand, ingaande oktober 2017 tot aan het tijdstip der ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde partij] voorts om aan Wonen Limburg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 427,52 aan incassokosten,
5.6.
veroordeelt [gedaagde partij] tenslotte in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op vandaag begroot op € 869,21,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: