In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij had reparatiewerkzaamheden verricht aan de bedrijfsauto van de gedaagde partij, een Mercedes Benz Sprinter. De gedaagde partij had enkel de btw van de factuur voldaan, terwijl het volledige bedrag van de werkzaamheden nog openstond. De eisende partij vorderde betaling van € 1.792,78, vermeerderd met rente en kosten.
De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd en dat er sprake was van schending van privacy. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde partij niet voldoende onderbouwd was. De gedaagde partij had geen tijdig bezwaar gemaakt tegen de werkzaamheden en had geen deugdelijke onderbouwing gegeven voor zijn claims. De kantonrechter verwierp de argumenten van de gedaagde partij en oordeelde dat de eisende partij recht had op betaling van de openstaande factuur.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij begroot op € 853,51. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. De gedaagde partij heeft geen bewijs kunnen leveren voor zijn verweer, waardoor de vordering van de eisende partij is toegewezen.