ECLI:NL:RBLIM:2017:11477

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
6167183 BR VERZ 17-188
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van de nalatenschap en vereffeningskosten in het kader van de WSNP

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 een beschikking gegeven inzake de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de erflater. De verzoekster, een notaris, had eerder verzocht om opheffing van de vereffening, maar dit verzoek was afgewezen op 19 juni 2017. Na het overlijden van de erflater heeft de WSNP-bewindvoerder een groot deel van de nalatenschapsboedel aangewend voor de crediteuren in de schuldsanering, zonder rekening te houden met de afgescheiden status van de nalatenschapsboedel. Dit leidde tot een verdeling van activa voordat de nalatenschap was vereffend, wat in strijd was met de rangregeling van de artikelen 4:7 en 3:288 BW.

De kantonrechter oordeelde dat verzoekster, ondanks kennis van de situatie, geen actie had ondernomen om de nalatenschap correct te vereffenen. De kantonrechter stelde vast dat de vereffeningskosten op nihil moesten worden vastgesteld, gezien de toezegging van verzoekster om eventuele kosten te crediteren. De beschikking bevatte ook aanwijzingen voor verzoekster om de bank te verzoeken de rekening op te heffen en het saldo over te maken aan de erfgenaam, en dat het griffierecht ten laste van de Staat zou komen. De beschikking werd in het openbaar uitgesproken en de griffier werd gelast om deze in het boedelregister in te schrijven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6167183 BR VERZ 17-188
Beschikking van 11 oktober 2017
Inzake
[verzoekster] , ten deze vervangende [naam kantoorgenoot 1] ,
kantoor houdend aan het [adres] te [vestigingsplaats] ( [naam kantoor] ),
in haar hoedanigheid van gemachtigde van de vereffenaars in de nalatenschap van [naam erflater] (verder: de erflater).

1.Verder verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster heeft bij haar verzoek van 17 maart 2016 en, naar aanleiding van de brieven van de griffier van 11 april, 9 juni en 11 november 2016 en 20 februari 2017 en de tussenbeschikking van de kantonrechter van 7 april 2017, feiten gesteld die uiteindelijk tot een afwijzende beschikking van de kantonrechter van 19 juni 2017 op het verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de erflater in dossier met nummer 4954081 BR VERZ 16-57 hebben geleid.
1.2.
Bij verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 13 juli 2017, vraagt verzoekster weer opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de erflater. Naar aanleiding van de brief van de griffier van 24 juli 2017 heeft verzoekster bij brief met bijlagen van 3 augustus 2017 de kantonrechter nader bericht.
1.3.
Op 10 oktober 2017 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden waarbij verzoekster, [naam 1] , [naam erfgenaam] en [naam 2] zijn verschenen. Van het verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De motivering

2.1.
De kantonrechter stelt voorop dat verzoekster naar aanleiding van de beschikking van 19 juni 2017 de mogelijkheid had om hoger beroep tegen deze beschikking in te stellen. Nu dat niet is gebeurd heeft deze beschikking kracht van gewijsde. Naar aanleiding van het verzoek van 13 juli 2017 en de brief van de griffier van 24 juli 2017 heeft verzoekster feiten aangevoerd waaruit het volledige verloop van de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater nu pas duidelijk is geworden. Gelet daarop en op het feit dat het boedelsaldo, naar nu bekend is geworden € 580,66 bedraagt, acht de kantonrechter, met inachtneming van proceseconomische redenen, zich vrij om het herhaald verzoek tot opheffing van de nalatenschap van de erflater te beoordelen en er op te beslissen.
2.2.
Gebleken is dat na het overlijden van de erflater diens bewindvoerder een groot deel van de nalatenschapsboedel van € 12.444,56 heeft aangewend voor de crediteuren in de schuldsanering van de erflater. De bewindvoerder heeft daarbij miskend dat de nalatenschapsboedel een afgescheiden vermogen betreft. Dat geldt ook voor verzoekster, althans haar kantoorgenoten.
Uit het schrijven van [naam kantoorgenoot 2] van 5 februari 2015 aan [naam erfgenaam] gericht volgt “
U heeft aangegeven beneficiair te willen aanvaarden” en “
Zoals besproken zullen wij de vereffening voor u verzorgen. Wij zullen zelf bij mevrouw [naam bewindvoerder] , de bewindvoerder over de goederen van uw echtgenoot tijdens zijn leven een financieel overzicht opvragen wat we daarvoor nodig hebben”. Deze passage strookt niet met hetgeen verzoekster in haar schrijven van 2 augustus 2017 heeft vermeld.
Uit de inhoud van in ieder geval voormelde brief die door
[naam erfgenaam]ter mondelinge behandeling is overgelegd (waarvan de inhoud, vóórdat zij die brief overlegde, door verzoekster ter mondelinge behandeling aanvankelijk werd weersproken) volgt dat verzoekster en haar kantoorgenoten voordat de uitdelingslijst in de schuldsanering van de erflater verbindend zou worden (juni 2015) wetenschap hadden van:
het feit dat in ieder geval [naam erfgenaam] voornemens was de nalatenschap beneficiair te aanvaarden en,
het bestaan van de schuldsanering van de erflater.
Met die wetenschap had verzoekster, althans haar kantoorgenoten het boedelsaldo direct na het overlijden van de erflater, in ieder geval ten tijde van de brief van 5 februari 2015, dienen te conserveren totdat de keuze van de erfgenamen ter zake de nalatenschap (verwerpen, zuiver of beneficiair aanvaarden) onomstotelijk duidelijk was geworden.
2.2.1.
Vaststaat dat dat niet is gebeurd en dat de bewindvoerder aan de hand van de slotuitdelingslijst € 10.905,36 aan de crediteuren in de schuldsanering van de erflater heeft uitgekeerd en dat die rechtshandeling inmiddels onomkeerbaar is. In feite is de onderwerpelijke nalatenschap verdeeld voordat deze vereffend werd en is, anders dan verzoekster in haar schrijven van 2 augustus 2017 betoogt, wel degelijk afgeweken van de rangregeling. Dat verzoekster bij voormelde brief stelt “wij hebben slechts begeleiding geboden aan de erfgenamen/vereffenaars” en “de akte beneficiaire aanvaarding is in juli 2015 opgemaakt” en ter mondelinge behandeling stelt “wij zullen de vereffeningskosten c.q. kosten die wij nog maken crediteren” maakt het vorenoverwogene niet anders.
2.3.
Verzoekster heeft de kantonrechter bericht dat het resterende boedelactief van
€ 1.539,20 is aangewend voor het betalen van een deel van de kosten van de uitvaart van de erflater van in totaal € 4.227,00. Ter mondelinge behandeling is gebleken dat [naam erfgenaam] de resterende uitvaartkosten heeft betaald, dat de vereffeningskosten op € 560,00 zijn begroot en dat er nog een bedrag van € 580,66 op de rekening van de erflater bij de Regiobank staat. Het probleem is, anders dan bij schrijven van 5 februari 2015 is aangekondigd, dat de voorgenomen verklaring van erfrecht niet is opgemaakt en dat algemeen bekend is dat een bankinstelling geen actie onderneemt zonder een dergelijke verklaring.
2.3.1.
Op grond van de processtukken en het boedelregister stelt de kantonrechter vast dat de erfgenamen de nalatenschap van de erflater beneficiair hebben aanvaard. Met name ten aanzien van, in dit geval de Regiobank, hecht de kantonrechter er waarde aan mee te delen dat vooraleer de rechtbank een akte beneficiaire aanvaarding opmaakt, zich heeft overtuigd van de identificatie van de verzoeker(s) om de akte van verwerping of van beneficiaire aanvaarding te kunnen opmaken. Dat is ook in deze nalatenschap gebeurd. Een afschrift van deze akte zal ten behoeve van verzoekster ter opheffing van de rekening bij de Regiobank en voor het over laten boeken van het daarop voorkomende totaalsaldo (per 6 januari 2017 in ieder geval van € 580,66) aan [naam erfgenaam] aan deze beschikking worden gehecht.
2.4.
Met inachtneming van al het vorenoverwogene zal de kantonrechter de vereffeningskosten op nihil vaststellen. Verzoekster heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij eventuele kosten die gepaard zijn gegaan met haar verzoek of daarna zal crediteren, hetgeen de kantonrechter, gelet op het verloop van de vereffening en gelet op de inhoudelijke schaarse berichtgeving door verzoekster en haar kantoorgenoten, redelijk voorkomt. De kantonrechter gaat er vanuit dat verzoekster haar toezegging gestand doet.
2.5.
Het verzoek tot opheffing van de vereffening kan thans worden ingewilligd. De kantonrechter acht het dienstig om ten aanzien van het onderhavige verzoek over te gaan tot analoge toepassing van art. 17 Fw met betrekking tot het in rekening gebrachte griffierecht. In aanmerking genomen de overeenkomsten tussen de in art. 16 Fw geregelde kosteloze behandeling van een faillissement en de regeling van de kosteloze vereffening c.q. opheffing van de vereffening van een nalatenschap ex art. 4:209 BW, ziet de kantonrechter aanleiding het berekende griffierecht van het onderhavige verzoek ten laste van de Staat te brengen.
2.6.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:209 lid 4 BW juncto 4:206 lid 6 BW dient verzoekster de nader uit te spreken opheffing van de vereffening van deze nalatenschap te publiceren. De kosten van publicatie in de digitale Staatscourant bedragen nihil zodat daaromtrent niet verder hoeft te worden beslist.
2.7.
De kantonrechter zal de griffier gelasten om deze beschikking in te schrijven in het boedelregister.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
beveelt de verzochte opheffing van de vereffening van de nalatenschap van [naam erflater] ,
3.2.
stelt de vereffeningskosten vast op nihil,
3.3.
draagt verzoekster op de opheffing van deze vereffening bekend te maken in de (digitale) Nederlandse Staatscourant,
3.4.
geeft verzoekster aanwijzing om, indien de Regiobank deze beschikking en de daaraan gehechte akte onvoldoende acht om de onderwerpelijke rekening op te heffen en het saldo over te maken aan [naam erfgenaam] , er voor te zorgen dat de rekening bij de Regiobank wordt opgeheven en dat het daarop voorkomende totaalsaldo wordt overgemaakt aan [naam erfgenaam] ,
3.5.
bepaalt dat het aan dit verzoek verbonden griffierecht ten laste van de Staat komt,
3.6.
gelast de griffier om deze beschikking in het boedelregister in te schrijven,
3.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT