ECLI:NL:RBLIM:2017:11325

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
C/03/242550 / KG ZA 17-573
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen betreffende het dossier van Bureau Jeugdzorg Limburg

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg werd behandeld, heeft de man, eiser, een kort geding aangespannen tegen de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI). De man vorderde onder andere de afgifte van stukken uit het dossier van de GI, die betrekking hebben op de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kinderen. De procedure begon met een dagvaarding op 7 november 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 november 2017. De man stelde dat de GI hem niet alle stukken had verstrekt waar hij recht op had, en vorderde dat de GI binnen 24 uur alle relevante documenten zou overhandigen, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de GI als bestuursorgaan moet worden aangemerkt en dat het niet ter inzage geven van het volledige dossier aan de man een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de man bezwaar kan maken tegen dit besluit bij de GI. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een rechtsgang openstaat bij de bestuursrechter, waardoor de burgerlijke rechter niet bevoegd is om de zaak te beoordelen. Daarom heeft de voorzieningenrechter de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.

Het vonnis is uitgesproken op 21 november 2017 door mr. J.J.M. Wassenberg en is openbaar gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsgang in zaken die betrekking hebben op besluiten van bestuursorganen, zoals in dit geval de GI.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/242550 / KG ZA 17-573
Vonnis in kort geding van 21 november 2017
in de zaak van
[de eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. C. Schouten te Venlo,
tegen
DE GECERTIFICEERDE INSTELLING STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
gedaagde;
Partijen zullen hierna de man en de GI genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2017
  • de mondelinge behandeling op 10 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 22 mei 2010 in Maastricht met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 1] op [geboortedag minderjarige 1] 2007,
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 2] op [geboortedag minderjarige 2] 2011.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 16 juni 2016 is de ondertoezichtstelling van beide kinderen uitgesproken.
Vervolgens is bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 13 juni 2017, de onder toezichtstelling van beide kinderen met ingang van 16 juni 2017 voor de duur van een jaar verlengd.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – uitvoerbaar bij voorraad – het volgende:
primair:
afgifte/verstrekking te bevelen binnen 24 uur, althans in goede justitie nader te bepalen termijn, van (een kopie van) alle stukken uit het dossier vanaf 29 mei 2017 tot en met de dag der dagvaarding daaronder begrepen (1) aantekeningen van de gezinsvoogden in het contactjournaal (inclusief alle e-mail correspondentie, telefoonnotities, en interne- en externe vergaderverslagen; (2) kopieën van andere correspondentie met uitzondering van die delen die zien op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw mevr. [de moeder] door de GI aan de man, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat zij daarvan in gebreke blijft;
afgifte te bevelen binnen 24 uur, althans in goede justitie nader te bepalen termijn, van (een kopie van) alle stukken uit het dossier vanaf aanvang van de OTS te weten 16 juni 2016 daaronder begrepen (1) aantekeningen van de gezinsvoogden in het contactjournaal (inclusief alle e-mail correspondentie, telefoonnotities, en interne- en externe vergaderverslagen); (2) kopieën van andere correspondentie (zoals brieven en verslagen van derden die betrekking hebben op contact met/afkomstig zijn van/verzonden zijn aan de school van de dochters van de man en het ziekenhuis c.q. andere (medische) behandelaars of hulpverleners van de dochters van de man, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat zij daarvan in gebreke blijft;
te bepalen dat de GI gehouden zal zijn dat zij, voor zolang zij bij dit gezin betrokken is, tenminste iedere maand dan wel 2 maanden, in de eerste week van de daaropvolgende maand (behoudens urgente situaties die eerdere verstrekking verlangen), de man op behoorlijke wijze alle stukken uit het dossier verstrekt waarop hij recht heeft op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
subsidiair:
4. het dossier binnen 24 uur na het vonnis van de voorzieningenrechter in bewaring te geven/ter inzage neer te leggen bij de teammanager WMO dhr. [X] van de gemeente Maastricht althans een andere aan te wijzen derde;
primair en subsidiair:
5. met veroordeling van de GI in de kosten van deze procedure.
3.2.
De GI voert verweer.
3.2.1.
Door de vertegenwoordiger van de GI is ter zitting gesteld dat de GI alle stukken van het dossier, waar de man recht op heeft, aan de man heeft gegeven . De man vertrouwt het niet en wil van de GI stukken hebben waar hij geen recht op heeft. Er is tussen de GI en de man heel veel overleg en contact geweest.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft ter zitting aangevoerd dat de grondslag van zijn vordering de onrechtmatige daad is. Dit omdat door de GI geen uitvoering wordt gegeven aan de Jeugdwet.
4.2.
De vraag of de burgerlijke rechter bevoegd is over de vordering van de man te oordelen moet worden onderscheiden van de vraag of de man ontvankelijk is in zijn vordering.
4.3.
Ingevolge artikel 112 Grondwet neemt de burgerlijke rechter kennis van alle geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen. Dit brengt mee dat als een eiser bijvoorbeeld aan zijn vordering de stelling ten grondslag legt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld dan wel zijn contractuele verplichtingen niet nakomt, de burgerlijke rechter bevoegd is over de vordering te oordelen. De voorzieningenrechter begrijpt dat de man in casu onrechtmatig handelen aan zijn vordering jegens de GI ten grondslag legt. Dit maakt dat de voorzieningenrechter bevoegd is van het gevorderde kennis te nemen.
4.4.
De GI is een pleegzorgaanbieder in het kader van de Jeugdwet. Uit dien hoofde is de GI belast met een aantal publiekrechtelijke taken. Gelet op het bepaalde in artikel 7.3.2 van de Jeugdwet is beoogd de geheimhouding en bekendmaking van bescheiden met betrekking tot de jeugdige te regelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de GI aan te merken als een bestuursorgaan dat met enig openbaar gezag is bekleed als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover het beslissingen omtrent het al dan niet ter inzage verstrekken van gegevens betreft.
4.5.
Het niet ter inzage geven van het volledige dossier van de GI aan de man is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Tegen dit besluit staat bezwaar open bij de GI. Ingevolge artikel 8:81 Awb kan een bestuursrechtelijke spoedvoorziening worden getroffen. In dit artikel is bepaald:
“Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.”
4.6.
Hieruit volgt dat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat of open heeft gestaan, zodat er geen plaats is voor een beoordeling van de zaak door de burgerlijke rechter. De voorzieningenrechter zal de man dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. Wassenberg en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: HS