ECLI:NL:RBLIM:2017:11296

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
04 5392871/CV 16-9348
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebreken bij particuliere verkoop van een auto en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een particuliere koper en verkoper van een auto, een Mercedes-Benz E 240, die op 30 april 2016 is gekocht. De koper heeft het aankoopbedrag van € 4.500,00 op 2 mei 2016 overgemaakt, maar heeft de auto op de geplande leverdatum, 5 mei 2016, niet in ontvangst genomen. De koper stelde dat er gebreken aan de auto waren, maar de rechter oordeelde dat de koper voldoende gelegenheid had gehad om de auto te inspecteren en dat de gestelde gebreken niet zijn komen vast te staan. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van dwaling of bedrog, en dat de verkoper de auto terecht had doorverkocht omdat de koper de levering niet mogelijk maakte. De vorderingen van de koper werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat het risico voor het niet opmerken van zichtbare gebreken bij de koper ligt, en dat de verkoper niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gestelde gebreken die niet zijn aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5392871 \ CV EXPL 16-9348
Vonnis van de kantonrechter van 22 november 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
Wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.H.O. Aben,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend [adres gedaagde partij sub 1] ,[woonplaats gedaagde partij sub 1] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend [adres gedaagde partij sub 2] ,
[woonplaats gedaagde partij sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.A. Stoks.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident d.d. 14 juni 2017;
  • de comparitie van partijen van 24 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 30 april 2016 hebben [eisende partij] en [gedaagde partij sub 2] elkaar toevallig getroffen in café Du Commerce te Weert. [gedaagde partij sub 2] moest namens [gedaagde partij sub 1] een Mercedes-Benz E 240 (de Mercedes) van ongeveer 17 jaar oud, verkopen. Toen het gesprek op deze auto kwam zijn [eisende partij] en [gedaagde partij sub 2] op een gegeven moment naar de auto, die in de buurt van het café in een garage stond, gaan kijken. Partijen hebben de auto bekeken. Er is geen proefrit gemaakt, nu [eisende partij] alcohol genuttigd had.
2.2.
[eisende partij] heeft ter plaatse de Mercedes gekocht voor een bedrag van € 4.500,00. Dit bedrag is op 2 mei 2016 middels bankoverschrijving voldaan aan [gedaagde partij sub 1] .
2.3.
De levering van de auto zou plaatsvinden op 5 mei 2016. [eisende partij] is daartoe met twee kennissen naar Weert gekomen.
2.4.
De auto is opnieuw bekeken en er is dit keer wel mee gereden. [eisende partij] heeft de Mercedes niet in ontvangst willen nemen. Dit in verband met vermeende gebreken. Een daadwerkelijke levering heeft niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van [gedaagde partij sub 1] :
Primair
- Te verklaren voor recht:
o dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde partij sub 1] en [eisende partij] buitengerechtelijk is vernietigd op grond van bedrog ex artikel 3:44 lid 1 jo. lid 3 BW, dan wel op grond van dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub a, b en/of c BW;
o dat [gedaagde partij sub 1] jegens [eisende partij] een aan [gedaagde partij sub 1] toe te rekenen onrechtmatige daad heeft gepleegd ex artikel 6:162 BW en gehouden is de
dientengevolge geleden en nog te lijden schade aan [eisende partij] te vergoeden;
- [gedaagde partij sub 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] op grond van artikel 3:53 lid 1 BW te voldoen de door [eisende partij] betaalde restantkoopsom van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2016, althans vanaf de opeisbaarheid van dit bedrag, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
Subsidiair
- Te verklaren voor recht:
o dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde partij sub 1] en [eisende partij] buitengerechtelijk is ontbonden op grond van artikel 6:74 lid 1 BW jo. artikel 6:265 lid 1 BW wegens het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde partij sub 1] in de nakoming van de overeenkomst;
o dat [gedaagde partij sub 1] op grond van artikel 6:277 lid 1 BW gehouden is de schade te vergoeden welke [eisende partij] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de aan [gedaagde partij sub 1] toe te rekenen ontbinding;
- [gedaagde partij sub 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] op grond van artikel 6:271 BW te voldoen de door [eisende partij] betaalde restantkoopsom van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2015, althans vanaf de opeisbaarheid van dit bedrag, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
Meer subsidiair
  • Te verklaren voor recht dat [gedaagde partij sub 1] op grond van artikel 6:74 lid 1 BW gehouden is de aanvullende schade te vergoeden welke [eisende partij] dientengevolge heeft geleden, lijdt en nog zal lijden;
  • [gedaagde partij sub 1] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst op grond van artikel 3:296 lid 1 BW en wel door levering van de auto aan [eisende partij] .
Meer, meer subsidiair
  • Te verklaren voor recht dat [gedaagde partij sub 1] op grond van artikel 6:74 lid 1 BW gehouden is de vervangende schade te vergoeden welke [eisende partij] dientengevolge heeft geleden, lijdt en nog zal lijden;
  • [gedaagde partij sub 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijst van kwijting aan [eisende partij] op grond van artikel 6:74 lid 1 BW te voldoen de door [eisende partij] betaalde restantkoopsom van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2016, althans vanaf de opeisbaarheid van dat bedrag, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van [gedaagde partij sub 2] :
  • Te verklaren voor recht dat [gedaagde partij sub 2] jegens [eisende partij] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de dientengevolge door [eisende partij] geleden en te lijden schade;
  • [gedaagde partij sub 2] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] op grond van artikel 6:162 BW te voldoen de door [eisende partij] betaalde restantkoopsom van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2015, althans vanaf de opeisbaarheid van dat bedrag, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] :
Primair, subsidiair, meer subsidiair en meer meer subsidiair
[gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten:
  • Om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te voldoend de aanvullende schade ex artikel 6:85 BW, welke bestaat uit de gemaakte kosten zijnde een bedrag van € 3.358,00 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de opeisbaarheid van dit bedrag, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
  • In de kosten van deze procedure alsmede het nasalaris van de procesadvocaat ad € 131,00 zonder betekening in conventie of reconventie, € 205,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening onder bepaling dat indien deze proceskosten niet binnen veertien dagen na het wijzen van vonnis zijn voldaan de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal zijn.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en stelt zich op het standpunt dat geen sprake was van gebreken aan de Mercedes. [eisende partij] is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld de Mercedes af te nemen, van welke gelegenheden hij uitdrukkelijk geen gebruik heeft gemaakt. Nu [gedaagde partij sub 1] de Mercedes heeft doorverkocht kan [eisende partij] geen nakoming meer vorderen wegens schuldeisersverzuim, rechtsverwerking, althans strijd met de redelijkheid en billijkheid.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen houdt, met name, verdeeld de vraag of de door [eisende partij] op 30 april 2016 gekochte Mercedes gebrekkig was en wel zodanig dat dit vernietiging dan wel ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. Met betrekking tot de al dan niet aanwezige gebreken overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2.
Partijen hebben elkaar op 30 april 2016 ontmoet in Café Du Commerce in Weert. Nadat bleek dat [gedaagde partij sub 2] bemiddelde in de verkoop van een auto (de Mercedes), zijn [gedaagde partij sub 2] en [eisende partij] (en een andere gast van het café, [X] ) naar de auto gaan kijken, die in de nabijheid in een garage(box) stond gestald. Onweersproken gesteld is dat dit vóór 16.00/16.30 uur moet zijn geweest.
[eisende partij] stelt dat hij de Mercedes niet goed heeft kunnen inspecteren omdat deze niet geheel uit de garage is gereden en het al schemerig was. [gedaagde partij sub 2] betwist dat de Mercedes niet geheel uit de garage is gereden en stelt dat deze voor de garagebox is neergezet. Het was nog volledig licht en [eisende partij] heeft de auto van binnen en van buiten nauwgezet geïnspecteerd.
Het ligt naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van de potentiele koper van een zeventienjarige tweede hands auto om deze in ieder geval visueel te onderzoeken. Laat hij dat na, dan ligt het risico voor dit nalaten doorgaans bij de koper. Dat het onderzoek in dit geval niet mogelijk zou zijn geweest, zoals [eisende partij] stelt, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor.
Allereerst was het op 30 april rond 16.00/16.30 uur nog niet schemerig/donker, zoals [eisende partij] stelt. Tabellen voor de tijden van zonsondergang geven voor 30 april 2016 het tijdstip 21:04 uur. Rond 16:00/16:30 uur is het daarom nog volop licht. De door [eisende partij] gestelde gebreken zoals roestplekken, verse laksporen, krassen en deuken moeten dus goed zichtbaar zijn geweest.
Dat goed onderzoek onmogelijk zou zijn geweest omdat de auto niet volledig uit de garage gereden is, wordt door [gedaagde partij sub 2] bestreden. Volgens [gedaagde partij sub 2] is de auto wel buiten de garage gezet. Wat hiervan ook moge zijn, [eisende partij] heeft niet gesteld dat hij heeft verzocht om de auto buiten de garage te zetten en dat dit vervolgens door [gedaagde partij sub 2] zou zijn geweigerd. Indien de auto daadwerkelijk niet buiten de garage is gezet staat volgens de kantonrechter daarmee niet vast dat [eisende partij] niet
de mogelijkheidheeft gehad de auto visueel grondig te inspecteren. Hij had dit immers aan [eisende partij] kunnen verzoeken. Het risico voor het niet opmerken van visueel waarneembare gebreken komt dan voor rekening van [eisende partij] .
4.3.
Dat sprake was van de overige gestelde, niet direct zichtbare, gebreken, wordt door [gedaagde partij sub 2] betwist, met uitzondering van het benzinelek.
Wat dit laatste gebrek betreft, [gedaagde partij sub 2] stelt dat hij met de auto naar de garage is gegaan en dat daar een klemmetje op de benzineslang is aangedraaid. Toen was het lek opgelost. [eisende partij] heeft deze stelling niet weersproken. Gelet op de zeer beperkte omvang van dit gebrek is hier geen sprake van een omstandigheid die ontbinding of vernietiging van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
Rest lekkage aan de uitlaat, lekkage aan de cardanas, een bonkende automaat en een onjuiste kilometerstand op de kilometerteller.
Ten aanzien van de lekkage aan de uitlaat, de lekkage aan de cardanas en de bonkende automaat overweegt de kantonrechter dat deze gestelde gebreken op geen enkele wijze door [eisende partij] zijn aangetoond. De bij de voorgenomen levering op 5 mei 2016 aanwezige personen kunnen niet geacht worden kundig te zijn op auto technisch gebied, althans is daarvan niet gebleken. Hun verklaringen leggen dan ook onvoldoende gewicht in de schaal. Daar staat tegenover dat [gedaagde partij sub 2] de auto na het afketsen van de levering heeft aangeboden aan een garagebedrijf ter inspectie. Dit bedrijf heeft een (beperkt) rapport opgesteld – dat [gedaagde partij sub 2] en [gedaagde partij sub 1] in het geding hebben gebracht - waaruit volgt dat deze gebreken niet werden aangetroffen. De gestelde gebreken zijn dan ook niet in rechte komen vast te staan.
4.4.
[eisende partij] betwist de juistheid van de kilometerstand bij aankoop van de Mercedes. Deze is volgens hem in het verleden “teruggedraaid”. [eisende partij] baseert zijn oordeel op een rapport van de RDW waarin staat vermeld dat de auto op 13 april 2006 52.829 kilometer zou hebben gereden terwijl dat er op 5 april 2007 48.664 zouden zijn geweest. Deze gegevens heeft de RDW weer verkregen van de Stichting NAP. Naar aanleiding van deze constatering heeft de RDW het oordeel ‘geen oordeel’ gegeven.
[gedaagde partij sub 1] heeft vervolgens, in het kader van deze betwisting door [eisende partij] , de RDW verzocht haar oordeel te corrigeren. Daarbij heeft hij gemotiveerd aangegeven dat het niet anders kan zijn dan dat er sprake moet zijn geweest van een verschrijving. Deze toelichting is voor de RDW aanleiding geweest haar oordeel aan te passen. Inmiddels luidt het oordeel ‘logisch’.
De verklaring van [gedaagde partij sub 1] dat het oordeel ‘onlogisch’ is ontstaan door een verschrijving acht de kantonrechter plausibel, mede gelet op de nadien door de RDW doorgevoerde correctie van het oordeel. Niet aannemelijk is immers dat de RDW zomaar haar oordeel wijzigt. Zij moet geacht worden ter zake deskundig te zijn en zicht te hebben op de praktijk rondom de kilometerregistraties, dus ook op mogelijke fouten.
[eisende partij] heeft de gestelde onjuistheid van de kilometerstand, ook nadat het oordeel van de RDW is gecorrigeerd, niet verder onderbouwd. Op de vraag of hij mogelijkheden ziet om op een andere wijze aan te tonen dat de kilometerstand niet klopt heeft hij geen concrete antwoorden kunnen geven. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat de kilometerstand een gebrek vertoonde.
4.5.
[eisende partij] heeft nog gesteld dat hem bij het aangaan van de koopovereenkomst door [gedaagde partij sub 2] een garantie met betrekking tot de staat van de auto zou zijn verstrekt. [gedaagde partij sub 2] zou immers op 30 april 2016 hebben gezegd dat hij voor deze auto “zijn handen in het vuur zou steken”. [gedaagde partij sub 2] heeft verklaard dat hij heeft aangegeven dat de auto voor zijn leeftijd in een prima staat verkeerde.
Indien zou komen vast te staan dat [gedaagde partij sub 2] heeft gezegd dat hij voor de auto “zijn handen in het vuur zou steken”, bereikt [eisende partij] daarmee dan zijn doel?
De gebreken die [eisende partij] heeft gesteld zijn in overwegende mate niet komen vast te staan. Daar brengt een eventuele garantie geen verandering in.
Wel is gebleken van het bestaan van een benzinelek en een zekere mate van lakbeschadiging. Indien er een garantie gegeven is, dan zal een loszittend klemmetje op de benzineslang op kosten van [gedaagde partij sub 1] gerepareerd moeten worden. Maar gelet op de geringe aard van het gebrek zouden daaraan geen verdergaande juridische consequenties zijn verbonden.
Wat betreft de eventuele lakbeschadigingen is de kantonrechter van oordeel dat de aanwezigheid daarvan niet is uitgesloten door de eventuele mededeling dat [gedaagde partij sub 2] voor deze auto “zijn handen in het vuur zou steken”. Een dergelijke uitspraak bij een zeventienjarige auto ziet naar het oordeel van de kantonrechter op de technische en structurele degelijkheid van de auto, niet op enkele cosmetische oneffenheden.
[eisende partij] heeft ook nog gesteld dat [gedaagde partij sub 2] , toen de auto op 5 mei 2016 zou worden opgehaald, nog verder gaande garanties zou hebben verstrekt door het bezigen van woorden als “nieuw” met betrekking tot de staat van de auto. [gedaagde partij sub 2] heeft dit ontkend. Wat hiervan moge zijn, feit is dat de auto niet op 5 mei is gekocht maar op 30 april 2016. Uitlatingen op 5 mei 2016 zijn dus niet relevant voor de inhoud van de koopovereenkomst.
4.6.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet vast is komen te staan dat de Mercedes ten tijde van de verkoop gebrekkig was. De kantonrechter heeft stil gestaan bij de vraag of er aanleiding is om aan [eisende partij] de gelegenheid te bieden nader bewijs te leveren. De kantonrechter is van oordeel dat daarvoor geen reden is.
De door [eisende partij] in zijn dagvaarding genoemde potentiele getuigen zijn deels reeds uitvoerig in de gelegenheid geweest hun standpunt naar voren te brengen ter comparitie of – impliciet – schriftelijk via de processtukken ( [eisende partij] , [gedaagde partij sub 2] , [gedaagde partij sub 1] , [A] ). Er is niet gemotiveerd aangegeven waarom te verwachten is dat zij anders zouden gaan verklaren. De andere genoemde potentiële getuigen ( [getuige B] en [getuige C] ) zijn personen waarvan de kantonrechter de relevantie van een eventuele verklaring niet inziet. Zij waren immers niet bij de koop aanwezig en beschikken ook niet over bijzondere kennis van de autotechniek.
Met betrekking tot een nader onderzoek naar de kilometerstand heeft [eisende partij] reeds aangegeven geen concreet voorstel te hebben hoe dit vorm gegeven zou kunnen worden. De kantonrechter zijn ambtshalve ook geen mogelijkheden voor nader onderzoek bekend. Ook hiertoe zal de kantonrechter dus niet overgaan.
4.7.
Nu geen (rechtens relevante) gebreken zijn komen vast te staan kan er ook geen sprake zijn van bedrog dan wel dwaling. Evenmin is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van een op [gedaagde partij sub 1] rustende verplichting uit hoofde van de koopovereenkomst.
De primaire en de subsidiaire vordering dienen te worden afgewezen.
4.8.
Meer subsidiair vordert [eisende partij] een verklaring voor recht dat [gedaagde partij sub 1] de aanvullende schade dient te vergoeden op grond van artikel 6:74 lid 1 BW. Zoals hiervoor reeds is overwogen is niet vast komen te staan dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis aan de zijde van [gedaagde partij sub 1] . De gevorderde verklaring voor recht kan daarom niet worden gegeven.
4.9.
Voorts vordert [eisende partij] nakoming van de koopovereenkomst, inhoudende (alsnog) levering van Mercedes aan [eisende partij] .
[gedaagde partij sub 1] stelt zich op het standpunt dat [eisende partij] in schuldeisersverzuim is komen te verkeren, waardoor deze thans geen nakoming kan vorderen.
Schuldeisersverzuim treedt onder andere in wanneer de nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat de daartoe noodzakelijke medewerking van de schuldeiser achterwegen blijft (artikel 6:58 BW). In dit verband heeft [gedaagde partij sub 1] er op gewezen dat hij diverse keren [eisende partij] in de gelegenheid heeft gesteld de auto af te nemen maar dat die daartoe niet is overgegaan. Zonder medewerking van [eisende partij] kan [gedaagde partij sub 1] de auto niet leveren. Er is immers overschrijving en vrijwaring nodig, waaraan [eisende partij] zijn medewerking moet geven.
Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat sprake is van schuldeisersverzuim.
4.10.
Vervolgens overweegt de kantonrechter dat de schuldenaar zich van zijn verbintenis tot aflevering van de zaak kan bevrijden, door de zaak te verkopen en de netto-opbrengst ter beschikking van de schuldeiser te houden. Dat kan onder andere als het bewaren van de zaak zo bezwaarlijk is voor de schuldenaar dat dat in de gegeven omstandigheden niet van hem kan worden gevergd (artikel 6:90 BW).
In dat verband heeft [gedaagde partij sub 1] er op gewezen dat als hij de auto blijft bewaren ten behoeve van [eisende partij] hij deze zal moeten stallen, wegenbelasting zal moeten betalen en verzekeren. Tevens zal de auto dan op een gegeven moment weer APK gekeurd moeten worden waaraan ook kosten verbonden zijn. De kantonrechter is van oordeel dat zulks onder de gegeven omstandigheden niet van [gedaagde partij sub 1] kon worden gevergd. Daarbij speelt onder andere een rol dat [eisende partij] , die de auto al gekocht en betaald had, deze ook onder protest had kunnen afnemen waarna de hiervoor genoemde lasten en plichten voor zijn rekening waren gekomen. Volledigheidshalve merkt de kantonrechter op dat [eisende partij] voldoende (tijd) in de gelegenheid is geweest om de Mercedes af te nemen en op naam te stellen.
Het meer subsidiair gevorderde wordt daarom eveneens afgewezen.
4.11.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij heeft vastgesteld dat [gedaagde partij sub 1] niet de gehele koopsom die hij heeft ontvangen van de derde, heeft teruggestort naar [eisende partij] . Hij heeft hier een bedrag op in mindering gebracht terzake van door hem gemaakte kosten in het kader van de verkoop van deze auto. Deze kosten zijn verder niet onderbouwd. Nu echter door [eisende partij] tegen de omvang van deze kosten en de verrekening met de koopsom geen bezwaar is gemaakt, is de kantonrechter daaraan gebonden.
4.12.
Meer meer subsidiair vordert [eisende partij] een verklaring voor recht dat [gedaagde partij sub 1] op grond van artikel 6:74 BW gehouden is de vervangende schade te vergoeden welke [eisende partij] dientengevolge heeft geleden, lijdt en nog zal lijden.
Geoordeeld wordt dat geen sprake is van een tekortkoming. Reeds daarom dient deze vordering te worden afgewezen.
4.13.
Ten aanzien van [gedaagde partij sub 2] vordert [eisende partij] een verklaring voor recht dat [gedaagde partij sub 2] jegens [eisende partij] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de dientengevolge door [eisende partij] gelegen en te lijden schade en daarnaast [gedaagde partij sub 2] te veroordelen tot voldoening van de door [eisende partij] betaalde restantkoopsom van € 2.800,00.
Gelet op het hiervoor reeds overwogene is van onrechtmatig handelen van [gedaagde partij sub 2] geen sprake. De vordering jegens [gedaagde partij sub 2] kan dan ook niet slagen en dient te worden afgewezen.
4.14.
[eisende partij] vordert € 3.358,00 ter zake aanvullende schade. Nu enige grondslag voor toewijzing van deze vordering niet is komen vast te staan dient deze te worden afgewezen.
4.15.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] worden begroot op € 500,00 ter zake salaris gemachtigde (2 x tarief € 250,00).
4.16.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij sub 1] en [gedaagde partij sub 2] gevallen en tot op heden begroot op € 500,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: