In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisers] c.s. en [gedaagde]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [eisers] c.s. Dit tekortschieten heeft geleid tot schade voor [eisers] c.s., waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is. De rechtbank heeft de schade begroot op € 12.098,40, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 juli 2016. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 895,98 en proceskosten van € 5.344,56. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verzoek van [gedaagde] om dit niet te doen. De uitspraak volgt op een procedure waarin [eisers] c.s. concrete schadeposten heeft ingediend, waaronder kosten voor een waarnemend arts en extra accountantskosten, die door de rechtbank deels zijn toegewezen en deels zijn afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de schadevergoeding ex aequo et bono is vastgesteld, waarbij de rechtbank de belangen van beide partijen heeft afgewogen.