ECLI:NL:RBLIM:2017:11208
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 november 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, die als directeur business operations werkzaam was, had zich op 6 november 2014 ziek gemeld vanwege psychische klachten en had op 16 augustus 2016 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV kende hem per 3 november 2016 een uitkering toe, maar legde geen loonsanctie op aan zijn werkgever. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde hiertegen beroep in, waarbij hij ook vroeg om schadevergoeding voor de materiële schade die hij zou lijden door het niet opleggen van een loonsanctie.
De rechtbank oordeelde dat, volgens de wet, het UWV geen loonsanctie kon opleggen omdat de WIA-wachttijd was verstreken. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd vastgesteld dat het UWV na het verstrijken van de wachttijd enkel kan besluiten dat er geen loonsanctie wordt opgelegd. Dit betekende dat eiser met zijn beroep niet kon bereiken wat hij wilde, namelijk het opleggen van een loonsanctie aan de werkgever. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat het niet verder in behandeling werd genomen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daar geen aanleiding voor was.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.