ECLI:NL:RBLIM:2017:11107

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
5821473 \ CV EXPL 17-2540
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bewindvoerder voor schade door nalatigheid in de uitvoering van zijn taken

In deze zaak vordert eiser, die onder bewind staat, schadevergoeding van zijn bewindvoerder, Doorwerk B.V., wegens nalatigheid in de uitvoering van haar taken. De kantonrechter in Maastricht heeft op 15 november 2017 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser stelt dat Doorwerk tekort is geschoten in haar zorgplicht, wat heeft geleid tot financiële schade. De procedure omvatte verschillende eispunten, waaronder het niet aanvragen van zorgtoeslag, het niet schorsen van een kenteken, en het niet tijdig aanvragen van een zorgverzekering. De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiser heeft onder andere gesteld dat Doorwerk hem niet heeft geholpen bij het aanvragen van zorgtoeslag en dat hij hierdoor schade heeft geleden. Doorwerk heeft echter betwist dat zij tekort is geschoten en heeft aangevoerd dat eiser zelf verantwoordelijk was voor bepaalde beslissingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Doorwerk op enkele punten tekort is geschoten, met name in de tijdige aanvraag van een zorgverzekering, en heeft een schadevergoeding van € 1.633,33 toegewezen. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5821473 \ CV EXPL 17-2540
Vonnis van de kantonrechter van 15 november 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde A.T.M. Ederveen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOORWERK B.V.,
gevestigd te Simpelveld,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder aangeduid als “ [eiser] ” en “Doorwerk”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte van [eiser] naar aanleiding van de bij dupliek overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het vermogen van [eiser] is bij beschikking van de kantonrechter in Maastricht van 11 juli 2012 op de voet van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) met ingang van 1 augustus 2012 onder bewind gesteld met benoeming van Doorwerk tot bewindvoerder. Vanaf 1 januari 2012 was Doorwerk reeds als inkomensbeheerder actief voor [eiser] .
2.2.
Bij beschikking van de kantonrechter in Maastricht van 2 maart 2016 is Doorwerk als bewindvoerder op verzoek van [eiser] ontslagen wegens het bestaan van een vertrouwensbreuk tussen [eiser] en Doorwerk. De kantonrechter heeft tot opvolgend bewindvoerder benoemd de heer [naam bewindvoerder] .
2.3.
Bij beschikking van de kantonrechter in Maastricht van 21 december 2016 is het bewind opgeheven omdat voldoende aannemelijk was dat er geen noodzaak meer toe bestond.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van Doorwerk tot betaling van € 17.202,59, vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Doorwerk ernstig nalatig is gebleven in de uitvoering van haar werkzaamheden als bewindvoerster. [eiser] acht Doorwerk aansprakelijk voor de schade die hij daardoor heeft geleden.
3.2.
Doorwerk betwist dat zij in de uitvoering van haar werkzaamheden als bewindvoerster is tekortgeschoten. Zij acht zich dan ook niet aansprakelijk. Bovendien betwist zij voor een deel de geleden schade.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop.
In artikel 1:444 BW is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.2.
[eiser] concretiseert zijn klachten aan de hand van een aantal punten, die hierna zullen worden besproken.
Eis 1: boetes CJIB en verhoging
4.3.1.
[eiser] stelt diverse boetes te hebben ontvangen wegens het niet-verzekerd zijn van de destijds aan hem toebehorende snorfiets met kenteken [kenteken] . De overtredingen zijn vastgesteld door middel van registercontroles op kenteken. [eiser] stelt dat hij de snorfiets feitelijk niet gebruikte en dat deze gestald stond in een afgesloten fietsenstalling. [eiser] is van mening dat Doorwerk het kenteken van de snorfiets zo spoedig mogelijk na de aanvang van het bewind op 1 augustus 2012 had moeten schorsen. Na 1 augustus 2012 is er in totaal een bedrag van € 4.985,00 aan boetes opgelegd, terwijl één boete na die datum is verhoogd met een bedrag van € 660,00. Doorwerk heeft zich echter voor het eerst bij e-mail van 28 oktober 2014 bij [eiser] gemeld in verband met het schorsen van de snorfiets. [eiser] vordert het totaal van voormelde bedragen ad € 5.645,00 van Doorwerk als schadevergoeding.
4.3.2.
Doorwerk heeft het volgende verweer gevoerd. Er was bij [eiser] sprake van een problematische schuldensituatie, waardoor - zo begrijpt de kantonrechter het verweer - er geen financiële ruimte was de snorfiets te verzekeren. Doorwerk heeft [eiser] reeds bij de aanvang van het bewind duidelijk gemaakt dat hij ofwel de snorfiets moest verkopen ofwel deze niet meer moest gebruiken, zodat het kenteken kon worden geschorst. Omdat [eiser] de snorfiets niet wilde verkopen heeft de bewindvoerder [eiser] om het kentekenbewijs gevraagd om het kenteken te kunnen schorsen. [eiser] wilde dit echter niet afgeven. Doorwerk heeft [eiser] naderhand nog een huisbezoek en een e-mail - de door [eiser] aangehaalde e-mail van 28 oktober 2014 - gestuurd om het onverzekerd zijn nog eens bij [eiser] onder de aandacht te brengen. Daarnaast heeft de RDW ook brieven gestuurd aan het huisadres van [eiser] . [eiser] was dan ook op de hoogte van het onverzekerd zijn van de snorfiets.
4.3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dit verweer van Doorwerk bij conclusie van repliek onvoldoende gemotiveerd weersproken; de enkele stelling dat geen bewijsstukken voorhanden zijn van het gestelde, acht de kantonrechter in dit verband onvoldoende, zodat het door Doorwerk gestelde als vaststaand moet worden beschouwd. Gelet op deze vaststaande feiten heeft het er alle schijn van dat ten aanzien van de snorfiets-kwestie aan de zijde van [eiser] iedere bereidheid tot samenwerking met de bewindvoerder heeft ontbroken. Een bewindvoerder is afhankelijk van de samenwerking met de rechthebbende wil hij zijn taken goed kunnen uitvoeren. Dat [eiser] dit lijkt te miskennen blijkt ook uit het feit dat hij heeft gesteld dat Doorwerk “de papieren” van hem had moeten vorderen om schorsing te realiseren. Het is de kantonrechter niet precies duidelijk wat [eiser] daarmee bedoelt. Voor zover [eiser] daarmee bedoelt dat Doorwerk dan een gerechtelijke procedure tegen hem aanhangig moeten maken, deelt de kantonrechter dit standpunt niet.
Nu [eiser] niet heeft gesteld dat er wel degelijk financiële ruimte was om de snorfiets te verzekeren leidt het voorgaande tot de conclusie dat ten aanzien van het onverzekerd zijn van de snorfiets niet is komen vast te staan dat aan de zijde van Doorwerk sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen als bewindvoerder.
Eis 2: Zorgtoeslag 2012
4.4.1.
[eiser] stelt dat Doorwerk heeft nagelaten zorgtoeslag over het jaar 2012 aan te vragen. Volgens de rekenmodule van de Belastingdienst zou deze € 828,00 hebben bedragen. Doorwerk dient dit bedrag volgens [eiser] aan hem te vergoeden.
4.4.2.
Doorwerk voert - samengevat en voor zover van belang - het volgende verweer.
[eiser] was pas vanaf 2 juli 2012 verzekerd tegen ziektekosten. Doorwerk had geen aanleiding om te veronderstellen dat er geen zorgtoeslag voor 2012 was toegekend; zij ging ervan uit dat deze richting het CVZ is gegaan. Doorwerk betwist verder dat [eiser] de gestelde schade heeft geleden.
4.4.3.
[eiser] heeft naar aanleiding van dit verweer bij repliek - voor zover van belang - gesteld dat de toegekende toeslag niet naar het CVZ is gegaan, maar is verrekend met een belastingschuld.
Gelet op deze stelling is de kantonrechter - met Doorwerk - van oordeel dat [eiser] geen vermogensschade heeft geleden. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
Eis 3: Bewindvoerderskosten 2016
4.5.1.
[eiser] stelt dat Doorwerk in 2016 in de periode van 1 januari 2016 tot 31 maart 2016 nog als bewindvoerder voor hem is opgetreden. Doorwerk heeft daarvoor een bedrag van € 432,06 aan [eiser] in rekening gebracht, alsmede een bedrag van € 235,71 voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording. Doorwerk had voor deze bedragen bijzondere bijstand voor [eiser] moeten aanvragen bij de gemeente Kerkrade, wat zij heeft verzuimd. [eiser] meent dan ook dat Doorwerk het totaalbedrag van € 667,77 aan hem dient te vergoeden, nu hij dit is misgelopen.
4.5.2.
Volgens Doorwerk is het uit praktisch oogpunt gebruikelijk dat de opvolgend bewindvoerder de bewindvoerderskosten bij de gemeente terugvraagt over het jaar 2016. Dat was het hele jaar 2016 ook nog mogelijk.
4.5.3.
[eiser] stelt bij repliek - voor zover van belang - dat het een taak van Doorwerk was om lopende zaken af te wikkelen bij de dossieroverdracht dan wel daarover met de opvolgend bewindvoerder afspraken te maken, wat niet is gebeurd. Doorwerk stelt op haar beurt bij dupliek dat zij erop heeft gewezen dat de aanvraag voor bijzondere bijstand nog moest worden voldaan.
4.5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:448, derde lid, BW blijft een gewezen bewindvoerder verplicht al datgene te doen, wat niet zonder nadeel voor de rechthebbende kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de goederen bevoegd is, dit heeft aanvaard.
[eiser] heeft niet gesteld dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet zonder zijn nadeel kon worden uitgesteld. Het moet er daarom voor worden gehouden dat hier een taak voor de opvolgend bewindvoerder lag. De conclusie moet dan ook zijn dat Doorwerk op dit punt niet is tekortgeschoten als bewindvoerder, zodat de betreffende vordering moet worden afgewezen.
Eis 4: Nota Atrium MC
4.6.1.
[eiser] stelt dat hij een nota van het Atrium MC niet vergoed heeft gekregen, omdat hij ten tijde van de behandeling (blijkens de nota was dat op 24 juni 2012, ktr) nog niet verzekerd was voor ziektekosten. Doorwerk heeft pas in mei 2012 een verzekering voor [eiser] aangevraagd en deze is ingegaan op 2 juli 2012. [eiser] is van mening dat Doorwerk de verzekering veel eerder had dienen aan te vragen, nu Doorwerk immers reeds per 1 januari 2012 als inkomensbeheerder van [eiser] optrad. Volgens [eiser] is het, in de aanloop naar een beschermingsbewind, niet meer dan gebruikelijk tijdens het inkomensbeheer te controleren of een zorgverzekering loopt en deze zo nodig aan te vragen.
4.6.2.
Doorwerk heeft het verweer gevoerd dat zij geen stukken voorhanden had bij de start van het inkomensbeheer. De kantonrechter begrijpt deze stelling aldus, dat Doorwerk van mening is dat het haar niet kan worden aangerekend dat de zorgverzekering zo laat is aangevraagd. Dit verweer gaat echter niet op omdat het naar verkeersopvatting tot de taak van de inkomensbeheerder hoort te controleren op de aanwezigheid van een ziektekostenverzekering, wat Doorwerk ook niet weerspreekt. Immers, gaat het hierbij om een belangrijke, verplichte, basisvoorziening die aan de ene kant tot uitgaven aan premies, eigen risico en eigen bijdragen leidt, maar anderzijds kan leiden tot grote verlichting in de uitgaven ingeval van ziekte. Gelet op het grote belang hiervan had het op de weg van Doorwerk gelegen reeds bij de aanvang van het inkomensbeheer bij [eiser] te informeren naar het bestaan van een zorgverzekering; Doorwerk heeft niet gesteld dat zij dit heeft gedaan. Het moet er daarom voor worden gehouden dat dit niet is gebeurd. Doorwerk is daarmee in haar hoedanigheid van inkomensbeheerder tekortgeschoten in haar verplichting tijdig voor [eiser] een zorgverzekering af te sluiten. Zij is dan ook op de voet van artikel 6:74 BW verplicht de schade te vergoeden die [eiser] heeft geleden. Het gevorderde bedrag van € 1.633,33, waartegen Doorwerk geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, is dan ook toewijsbaar.
Eis 5: Te lage uitkering 2013
4.7.1.
[eiser] stelt dat Doorwerk heeft verzuimd aan de deurwaarder te verzoeken de beslagvrije voet te hanteren. [eiser] heeft daardoor in de periode april 2013 tot en met augustus 2013 in totaal € 367,52 minder aan uitkering ontvangen.
4.7.2
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet heeft gesteld wat de schade is die hij als gevolg van dit beweerdelijke tekortschieten van Doorwerk heeft geleden.
De kantonrechter is van oordeel dat het enkele feit dat op de uitkering inhoudingen zijn gedaan niet tot schade leidt, nu de uitkeringen zijn aangewend voor de aflossing van schulden van [eiser] en daarmee binnen het vermogen van [eiser] zijn gebleven.
Nu geen schade is gesteld moet de vordering alleen om die reden al worden afgewezen.
Eis 6: Te lage uitkering 2014-2015
Korting wegens niet ingeschreven staan als werkzoekende
4.8.1.1. [eiser] stelt dat in 2014 voor een bedrag van € 90,08 is gekort op zijn bijstandsuitkering omdat hij niet stond ingeschreven bij het UWV. [eiser] stelt dat hij zich niet kon inschrijven omdat hij zijn DigiD niet had. Doorwerk wilde deze enkel persoonlijk verstrekken aan [eiser] , maar [eiser] had onvoldoende leefgeld om de heen- en terugreis naar het kantoor van de bewindvoerder te bekostigen. [eiser] vindt dat Doorwerk de DigiD, net als andere bewindvoerders, telefonisch aan hem had moeten doorgeven.
4.8.1.2. Doorwerk heeft tot verweer gevoerd dat zij in beginsel om veiligheidsredenen de DigiD persoonlijk verstrekt aan belanghebbenden. Op het e-mailbericht dat zij daarover heeft gestuurd naar [eiser] heeft zij geen enkele reactie ontvangen, terwijl een kopie daarvan tevens is gezonden aan de begeleider van [eiser] , de heer [naam begeleider] . Doorwerk heeft in 2014 geen verzoek om reisgeld ontvangen van [eiser] voor het afhalen van de DigiD. Nadat [eiser] in 2015 opnieuw om zijn DigiD had gevraagd is ervoor gekozen dit in twee aparte e-mails te versturen.
4.8.1.3. De kantonrechter overweegt als volgt. Vastgesteld wordt dat [eiser] niet heeft weersproken de stelling van Doorwerk dat [eiser] naar aanleiding van de bedoelde e-mail in 2014 geen contact met Doorwerk heeft opgenomen, dus ook niet telefonisch. Naar het oordeel van de kantonrechter had het, gelet op de gestelde veiligheid, wel op de weg van [eiser] dan wel diens begeleider gelegen contact op te nemen met Doorwerk of er wellicht een andere mogelijkheid was om de DigiD te verkrijgen. Naar achteraf - in 2015 - ook is gebleken, was die er ook. In plaats daarvan hebben [eiser] en diens begeleider het erbij gelaten, wat in dit geval voor risico van [eiser] komt. Het bedrag van € 90,08 wordt dan ook afgewezen.
Korting wegens toepassing van de kostendelersnorm
4.8.2.1. [eiser] stelt dat zijn bijstandsuitkering in de periode september 2014 tot en met juni 2015 ten onrechte is gekort doordat de gemeente ten onrechte de kostendelersnorm heeft toegepast. Volgens [eiser] was in zijn geval echter sprake van commerciële verhuur, waarmee de kostendelersnorm niet van toepassing was. Doorwerk had dit bij de gemeente kunnen aantonen door de huurovereenkomst over te leggen en een verklaring over de woonsituatie. Nu zij dit niet heeft gedaan is [eiser] voor in totaal een bedrag van € 1.402,12 aan uitkering misgelopen.
4.8.2.2. Doorwerk voert onder verwijzing naar bijlage 6 het verweer dat de toegepaste korting, gelet op de destijds geldende toeslagenverordening, terecht is toegepast door de gemeente. Vanaf 1 juli 2015 is ander beleid gaan gelden, waardoor voor commerciële verhuur andere regels zijn gaan gelden/de kostendelersnorm is vervallen.
4.8.2.3. De kantonrechter overweegt als volgt.
Uit de door [eiser] in productie 10 overgelegde e-mail van de ambtenaar van de gemeente Kerkrade van 14 november 2014, waarin wordt verwezen naar de beschikking van de gemeente Kerkrade van 22 augustus 2014, blijkt dat gemeentelijke toeslag (op grond van artikel 25 lid 1 WWB (Wet Werk en Bijstand) jo artikel 3 lid 1 sub b toeslagenverordening gemeente Kerkrade) is gewijzigd naar 10%. Artikel 3 lid 1 aanhef en sub b van de destijds geldende toeslagenverordening bepaalt als volgt:
“De toeslag, zoals bedoeld in artikel 25 WWB, bedraagt:
(…)
b.
10% van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.”
4.8.2.4. De kantonrechter stelt vast dat voor de situatie van [eiser] , door hemzelf aangeduid als commerciële kamerhuur, geen uitzondering wordt gemaakt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de gemeente de korting terecht heeft toegepast. Anders dan [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat Doorwerk zich niet namens [eiser] had hoeven beroepen op gewekt vertrouwen wegens de in het verleden (ten onrechte) verleende hogere toeslag, nu de gemeente in haar beschikking van 22 augustus 2014 heeft aangegeven dat het teveel uitgekeerde niet van [eiser] zal worden teruggevorderd.
[eiser] stelt in zijn akte van 15 augustus 2017 dat het nieuwe beleid met terugwerkende kracht is gaan gelden per 1 januari 2015 en dat Doorwerk heeft verzuimd de gemeente ertoe te bewegen dat dit beleid ook daadwerkelijk vanaf die datum zou worden toegepast. Het betreft hier naar het oordeel van de kantonrechter een nieuwe stelling van [eiser] , waarop Doorwerk niet meer heeft kunnen reageren. Gelet op het beginsel van concentratie van verweer had [eiser] dit reeds in zijn conclusie van antwoord expliciet naar voren moeten brengen. Het in de conclusie van antwoord verwijzen naar een pakket producties is onvoldoende. De kantonrechter gaat daarom aan die stelling voorbij. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
Eis 7: Huurachterstand Stichting Zonnewende
4.9.1.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.261,92. Dit betreft het totaalbedrag van de huurtermijnen over juni 2013 en oktober 2013 die Doorwerk niet heeft betaald.
4.9.2.
Doorwerk heeft het volgende verweer gevoerd. Omdat het inkomen ontoereikend was om alle maandelijkse lasten te voldoen en het grootste deel daarvan opging aan huur is er in overleg met de Stichting Zonnewende bewust voor gekozen de huur tweemaal niet te betalen. Dit was de enige manier om ruimte te maken. Doorwerk heeft [eiser] wel duidelijk gemaakt dat hij op zoek moest gaan naar goedkopere woonruimte. Verder merkt Doorwerk op dat, nu een sanering van de schulden heeft plaatsgevonden, deze huurschuld daarin zal zijn meegenomen.
4.9.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de stellingen van Doorwerk ligt het verweer besloten dat [eiser] geen schade heeft geleden.
[eiser] heeft naar aanleiding van dit verweer gesteld vermogensschade te lijden, nu hij maandelijks moet afbetalen aan een saneringskrediet. [eiser] laat echter na te onderbouwen wat dan zijn (rente)schade precies is. Een dergelijke onderbouwing had wel op zijn weg gelegen. [eiser] heeft immers niet weersproken de stelling van Doorwerk dat er sprake was van een saldotekort; dat betekent dat als de huur wel zou zijn betaald (een) andere schuld(en) niet zou(den) zijn betaald en deze andere schuld(en) dan in een saneringskrediet zou(den) zijn meegenomen. Nu niet is komen vast te staan dat schade is geleden, moet de vordering reeds daarom worden afgewezen.
Eis 8: ZIN-premie
4.10.1
[eiser] vordert een bedrag van in totaal € 2.125,52 aan extra premie die hij in de periode februari 2013 tot en met juni 2016 (bovenop de nominale premie) heeft moeten betalen voor zijn ziektekostenverzekering. Omdat Doorwerk bovenop de reeds bestaande betalingsachterstand twee maandpremies voor de zorgverzekering onbetaald had gelaten, werd [eiser] aangemeld bij het CVZ/ZIN, welk instituut de verhoogde premie per februari 2013 rechtstreeks heeft ingehouden op zijn uitkering. [eiser] stelt zich op het standpunt dat aanmelding bij het CVZ/ZIN voorkomen had kunnen worden wanneer Doorwerk ervoor had gezorgd dat [eiser] de uitkering had ontvangen waar hij recht op had. Naar de mening van [eiser] was dan voldoende inkomen beschikbaar geweest om huur, zorgverzekeringpremie en leefgeld te betalen. Nu Doorwerk dit niet heeft gedaan, dient zij de extra premie aan [eiser] te vergoeden.
4.10.2.
Doorwerk heeft het verweer gevoerd dat de inkomsten van [eiser] niet toereikend waren om de zorgverzekeringspremie te voldoen.
4.10.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gesteld dat Doorwerk inderdaad in 2013 de beslagvrije voet had moeten handhaven en ook heeft gehandhaafd, dan valt niet zonder meer in te zien hoe met de over de periode van april 2013 tot en met augustus 2013 vrijgekomen bedragen de premie van vóór februari 2013 betaald had kunnen worden, om aanmelding bij het CVZ te voorkomen. Het had op de weg van [eiser] gelegen, mede gelet op het verweer van Doorwerk, zijn stelling nader te onderbouwen, door een berekening van alle inkomsten en uitgaven uit de betreffende periode uit te leggen met daarbij een toelichting. Nu hij dit niet heeft gedaan, moet de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Eis 9: immateriële schade
4.11.1.
[eiser] stelt - kort samengevat - door de handelwijze van Doorwerk zowel lichamelijk als geestelijk schade te hebben geleden. In verband daarmee vordert hij vergoeding van immateriële schade voor een bedrag van € 3.249,00.
4.11.2.
Doorwerk betwist gehoudenheid tot vergoeding van deze schade.
4.11.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:95 BW bestaat alleen recht op vergoeding van immateriële schade (“ander nadeel”) voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Volgens artikel 6:106 BW heeft de benadeelde in drie gevallen recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Die gevallen zijn hier echter niet in de orde, terwijl evenmin recht bestaat op vergoeding op basis van een bepaling in een bijzondere wet. De vordering is dan ook niet voor toewijzing vatbaar.
Conclusie
4.12.
Gelet op het voorgaande wordt in hoofdsom een bedrag van € 1.633,33 toegewezen.
Voor toewijzing van contractuele rente als primair gevorderd heeft [eiser] geen grondslag gesteld, zodat in plaats daarvan de subsidiair gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen. Nu een groot deel van de vordering wordt afgewezen, wordt de meegevorderde rente afgewezen en wordt de rente toegewezen als hierna bepaald.
4.13.
Hoewel [eiser] melding maakt van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten stelt de kantonrechter vast dat [eiser] ter zake geen vordering heeft ingesteld, zodat de kantonrechter daarop niet kan beslissen.
4.14.
Nu een deel van de vordering toewijsbaar is zal Doorwerk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,81
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 946,81

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Doorwerk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.633,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, zijnde 27 januari 2017, tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt Doorwerk in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 946,81,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: