ECLI:NL:RBLIM:2017:11062

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
6003458 \ CV EXPL 17-4451
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst inzake schadevergoeding door een netwerkbeheerder

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENEXIS BV een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens het niet nakomen van een vaststellingsovereenkomst. Deze overeenkomst was gesloten naar aanleiding van schade die ENEXIS BV had geleden door de illegale exploitatie van een hennepkwekerij, waarbij elektriciteit was afgetapt. De gedaagde partij had zich verplicht om een schadevergoeding van € 1.542,35 in 51 maandelijkse termijnen van € 30,00 te betalen, maar heeft tot op heden geen betalingen verricht.

De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter oordeelde dat het initiatief voor de betalingen bij de gedaagde partij ligt en dat er geen machtiging tot automatische incasso was afgegeven. De gedaagde partij heeft verzuimd om bewijs te leveren van de betalingen, zoals rekeningafschriften.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van ENEXIS BV toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 1.816,23, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6003458 \ CV EXPL 17-4451
Vonnis van de kantonrechter van 15 november 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENEXIS BV,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
gemachtigde mr. B. Sommen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. S.B.M.A. Engelen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 oktober 2015 werd op het adres [adres hennepkwekerij] te [plaats hennepkwekerij] een hennepkwekerij aangetroffen. Hierdoor heeft eisende partij schade gelegen tot een bedrag van € 1.542,35.
2.2.
Ter zake bovengenoemde schade hebben partijen een regeling getroffen, welke regeling is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
2.3.
Partijen zijn overeengekomen dat het bedrag van € 1.542,35 door gedaagde partij wordt voldaan in 51 maandelijkse termijnen van € 30,00.
Gedaagde partij heeft niets voldaan.
2.4.
Eisende partij heeft bij brief van 9 maart 2017 gedaagde partij verzocht om de betaling correct voort te zetten.
Op 31 maart 2017 is een sommatiebrief / 14-dagenbrief gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.816,23 (€ 1.542,35 aan hoofdsom, € 231,30 aan buitengerechtelijke kosten en € 42,58 aan rente tot en met 31 maart 2017), vermeerderd met rente en kosten.
Aan haar vordering legt eisende partij nakoming van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag. Er is geen machtiging tot automatische incasso verleend.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en stelt zich daarbij op het standpunt aan de maandelijkse betalingen te hebben voldaan. Bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst is een machtiging verleend tot automatische incasso van de maandelijkse termijnen.
Het adres waaraan de correspondentie is verricht, wijkt af van het adres van de basisregistratie personen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde partij niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat er een machtiging tot automatische incasso is afgegeven waarvan eisende partij gebruik heeft kunnen maken. Uit de inhoud van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst (productie 4 bij dagvaarding), in samenhang bezien met artikel 4, volgt dat het initiatief tot het voldoen van de maandelijkse betalingen bij gedaagde partij ligt. Dit leidt de kantonrechter af uit het feit dat de betalingen moeten plaatsvinden onder vermelding van de betalingskenmerken en dat is vermeld wanneer de eerste betaling en de daarop volgende moeten plaatsvinden.
4.2.
Dat gedaagde partij aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, zoals door hem is betoogd, is niet aangetoond. Zo heeft gedaagde partij verzuimd rekeningafschriften over te leggen, waaruit de betalingen zouden kunnen blijken.
4.3.
In de conclusie van antwoord geeft gedaagde partij aan dat hij voor 1 augustus 2017 een bedrag van € 450,00 zal voldoen en vanaf de maand augustus 2017 de maandelijkse resterende verplichtingen. De kantonrechter merkt op dat dit tegenstrijdig is met het eerder gevoerde verweer. In haar conclusie van repliek stelt eisende partij het bedrag van € 450,00 noch enig ander bedrag te hebben ontvangen.
4.4.
Het verweer van gedaagde partij wordt verworpen en de vordering van eisende partij wordt toegewezen. De gevorderde rente wordt toegewezen over de hoofdsom met ingang van 1 april 2017. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten merkt de kantonrechter het volgende op. Gedaagde partij vermeldt in de conclusie van antwoord dat de correspondentie niet naar het adres zoals vermeld in de basisregistratie personen is gezonden. Gedaagde partij verbindt aan dit verweer echter geen juridische consequentie. In rechte wordt er daarom vanuit gegaan dat gedaagde partij de bij dagvaarding vermelde correspondentie heeft ontvangen, inclusief de 14-dagen brief, zodat buitengerechtelijk incassokosten verschuldigd zijn geworden.
De kantonrechter merkt verder nog op dat het partijen vrijstaat om in onderling overleg een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft hiermee geen bemoeienis.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,51
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 853,51
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.816,23, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 1.773,65 vanaf 1 april 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 853,51,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: