ECLI:NL:RBLIM:2017:11053

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
6023600 \ CV EXPL 17-4700
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na huurachterstand

In deze zaak vordert de eisende partij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand, alsook betaling van een huurachterstand van € 9.636,32. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij de huurpenningen niet heeft voldaan, ondanks herhaalde verzoeken. De gedaagde partij heeft het gehuurde inmiddels verlaten, maar betwist de hoogte van de huurprijs en stelt dat er sprake is van een all-in huurprijs van € 1.000,00. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst niet automatisch eindigt door het verlaten van de woning en dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering tot ontbinding en ontruiming toe, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6023600 \ CV EXPL 17-4700
Vonnis van de kantonrechter van 15 november 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] , [land eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G.M.M. van Tilborg,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G. Nymeijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij is eigenaar van het pand aan de [adres pand] te [plaats pand] . Deze onroerende zaak is met ingang van 1 september 2012 aan gedaagde partij verhuurd.
2.2.
Gedaagde partij heeft de verschuldigde huurpenningen tot en met april 2017 tot een bedrag van € 9.636,32 onbetaald gelaten.
2.3.
Artikel 4.4 van de schriftelijke huurovereenkomst vermeldt het volgende:

4.4 Per betaalperiode van één maand bedraagt
  • de huurprijs € 850,00
  • het voorschot op de vergoeding voor de door of vanwege
verhuurder ten behoeve van de huurder te verzorgen leveringen
en diensten €150,00
Zodat huurder per maand in totaal heeft te voldoen € 1.000,00
Zegge duizend euro
2.4.
Gedaagde partij heeft het gehuurde inmiddels verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 9.636,32, vermeerderd met rente en kosten en het vonnis aan te merken als een Europese executoriale titel, conform Verordening Nr. 805/2004, voor niet-betwiste geldvorderingen.
Eisende partij legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde partij tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst door de huur, ondanks herhaald verzoek, niet te voldoen
3.2.
Gedaagde partij voert verweer en stelt zich daarbij op het standpunt dat een all-in huur van € 1.000,00 is overeengekomen. De leveringen van diensten (water, warmte en elektriciteit) kunnen niet worden vastgesteld omdat er geen meters in het gehuurde zijn geplaatst die het verbruik kunnen registreren. Verder legt gedaagde partij bij conclusie van antwoord een lijst met gebreken over die, ondanks herhaald verzoek, nooit zijn hersteld. Gedaagde partij is van mening aan haar verplichtingen te hebben voldaan. De woning heeft zij met goedvinden van eisende partij eind mei 2017 verlaten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is allereerst in geschil de vraag of de huurovereenkomst thans nog voortduurt of dat deze door het verlaten van de woning en het inleveren van de sleutels door gedaagde partij is beëindigd. De kantonrechter stelt voorop dat de huurovereenkomst niet automatisch of van rechtswege eindigt omdat het gehuurde, al dan niet met instemming, wordt ontruimd en verlaten. Van een instemming met de beëindiging van de huurovereenkomst is in deze procedure niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de huurovereenkomst door opzegging is geëindigd. Dit houdt in dat de huurovereenkomst thans nog voortduurt.
4.2.
Partijen verschillen verder van mening over de hoogte van de huurprijs. Eisende partij stelt zich op het standpunt dat deze € 850,00 netto bedraagt en verwijst naar de inhoud van het schriftelijke huurcontract. Gedaagde partij erkent dat in het huurcontract een netto huurprijs van € 850,00 staat vermeld en een voorschot van € 150,00 voor leveringen van diensten, maar voert aan dat er in feite sprake is van een all-in huur. Er zijn immers geen meters die het afzonderlijke verbruik registreren en ook de jaarlijkse huurverhogingen werden berekend over de all-in huurprijs van € 1.000,00.
4.3.
De kantonrechter verwerpt het hiervoor gevoerde verweer van gedaagde partij. Dit verweer mist een feitelijke onderbouwing, terwijl de schriftelijke huurovereenkomst niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. In rechte wordt daarom uitgegaan van een netto huurprijs van € 850,00 per maand. Verder gaat de kantonrechter ervan uit dat de totale maandelijkse betaalverplichting thans € 1.148,48 bedraagt, zoals vermeld in het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde overzicht.
4.4.
Gedaagde partij beroept zich verder op gebreken aan het gehuurde. Ook hier geldt dat dit verweer niet van een feitelijke onderbouwing is voorzien. De bij conclusie van antwoord overgelegde lijst is door gedaagde partij zelf opgesteld, terwijl verder niet is aangetoond dat gedaagde partij op deugdelijke wijze, dat wil zeggen schriftelijk, bij eisende partij heeft geklaagd en tot herstel heeft gesommeerd. Een gerechtvaardigde grond voor opschorting dan wel niet betaling van de huur is daarom niet aanwezig, althans kan niet worden vastgesteld. Bovendien heeft gedaagde partij andere mogelijkheden onbenut gelaten, zoals het vorderen van een aangepaste huurprijs dan wel een rechterlijke machtiging om zelf tot herstel over te gaan op kosten van eisende partij.
4.5.
Nu tegen de hoogte van de gevorderde achterstand geen verweer is gevoerd, kan deze worden toegewezen. Het laten ontstaan van een achterstand met een omvang als de onderhavige rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, zodat ook deze vordering wordt toegewezen. Bovendien heeft gedaagde partij ook geen belang meer bij het in stand laten van de huurovereenkomst nu zij het gehuurde immers heeft verlaten. De vordering tot ontruiming wordt eveneens toegewezen, zulks voor het geval er nog geen algehele ontruiming heeft plaatsgevonden en er zich nog eigendommen van gedaagde partij in het gehuurde bevinden. Hierbij zal een redelijke ontruimingstermijn van 14 dagen gehanteerd moeten worden. Eisende partij behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat eisende partij bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft. Deze wordt daarom afgewezen.
Verder zal de gevorderde maandelijkse vergoeding vanaf 1 mei 2017 worden toegewezen, welke ten deze is vastgesteld op € 1.148,48 per maand.
4.6.
De gevorderde waarmerking als Europese executoriale titel wordt afgewezen, nu het immers niet gaat om een
niet-betwisteschuldvordering.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 80,42
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 803,42
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres pand] te [plaats pand] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij – voor zoveel nodig – om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis voormeld gehuurde met personen en zaken te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 9.636,32,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 1.148,48 per maand of gedeelte van een maand, ingaande 1 mei 2017 tot aan het tijdstip der ontbinding, te weten heden,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 803,42, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na aanschrijving door eisende partij tot de dag der algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00, aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: ksf