ECLI:NL:RBLIM:2017:11052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
6014548 \ CV EXPL 17-4640
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de hoogte van de advocatendeclaratie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil over de hoogte van een advocatendeclaratie. De eisende partij, een besloten vennootschap, heeft op 2 januari 2017 een opdrachtbevestiging naar de gedaagde partij gestuurd, waarin de voorwaarden voor juridische bijstand zijn vastgelegd. De gedaagde partij heeft echter de factuur van 16 maart 2017, ter hoogte van € 1.562,08, niet betaald en heeft diverse aanmaningen ontvangen. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd tegen de vordering van de eisende partij, onder andere door te stellen dat er geen opdracht is gegeven en dat er te veel is gedeclareerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opdrachtbevestiging op 2 januari 2017 is verzonden en dat de gedaagde partij deze heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij gebonden is aan de inhoud van de opdrachtbevestiging, ongeacht het feit dat deze niet is ondertekend. Het verweer van de gedaagde partij dat er geen opdracht is gegeven, wordt verworpen. Ook het verweer dat er te veel is gedeclareerd, wordt verworpen wegens gebrek aan onderbouwing. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij recht heeft op betaling van de factuur en dat de gedaagde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.796,39, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten zijn begroot op € 853,51. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6014548 \ CV EXPL 17-4640
Vonnis van de kantonrechter van 15 november 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.W. Kok,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde R.A.A. van de Mortel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 januari 2017 stuurt eisende partij een opdrachtbevestiging aan gedaagde partij. Daarin staat onder meer het volgende vermeld:
(..) In bovenvermelde zaak bevestig ik het telefonisch overleg d.d. 28 december 2016. U verzocht mij U als advocaat te assisteren mede aan de hand van de stukken voor zover die zich in mijn dossier bevinden, ten aanzien van het volgende.
….
U vraagt mij te adviseren ten aanzien van de zelfstandige exploitatie van restaurant [X] te [woonplaats restaurant] , aan de [adres restaurant] .
Alle werkzaamheden worden, zoals met U besproken, conform een uurtarief groot € 200,00, exclusief 5% kantoorkosten en exclusief btw in rekening gebracht.
Ik heb u gewezen op de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtshulp. U deelde mij evenwel mede dat U, gezien de hoogte van Uw netto maandinkomen, hiervoor niet in aanmerking komt. U stelt dat U niet wenst dat ten behoeve van U gefinancierde rechtshulp wordt aangevraagd. Aldus zullen mijn werkzaamheden aan U, conform voormeld uurtarief in rekening worden gebracht.
Uitdrukkelijk is overeengekomen dat nu vaststaat dat geen gebruik wordt gemaakt van gefinancierde rechtshulp, om welke reden dan ook, de zaak zal worden afgewikkeld en de werkzaamheden in rekening zullen worden gebracht, conform het voormeld overeengekomen uurtarief.
Mocht Uw rechtsbijstandverzekering, voor zover van toepassing, niet tot (integrale) dekking van de kosten verbonden aan de door mij verrichte werkzaamheden overgaan, geldt dat U als mijn opdrachtgever voor betaling van mijn honorarium en overige kosten dient zorg te dragen overeenkomstig hetgeen is vermeld in de onderhavige opdrachtbevestiging.(..)
2.2.
Eisende partij heeft bij factuur van 16 maart 2017 aan gedaagde partij een bedrag van € 1.562,08 in rekening gebracht, vergezeld door een urenspecificatie. De factuur is niet betaald.
2.3.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij diverse aanmaningen gestuurd.
2.4.
Per e-mail van 30 maart 2017 laat de gemachtigde van eisende partij weten niet akkoord te gaan met de factuur. Daarbij geeft de gemachtigde aan dat eisende partij een vergoeding kan krijgen op basis van een toevoeging.
2.5.
Eisende partij reageert op voornoemde e-mail bij brief van 3 april, waarna partijen nog over en weer met elkaar hebben gecorrespondeerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.562,08, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat hij zich op basis van de schriftelijke stukken voldoende voorgelicht acht en daarom geen comparitie van partijen zal bevelen.
4.2.
De vordering van eisende partij is gebaseerd op nakoming van de gesloten overeenkomst. Het verweer van gedaagde partij tegen de vordering komt - kort en goed - neer op het volgende:
  • er is geen opdracht gegeven, er is alleen een oud dossier opgevraagd
  • er is geen opdrachtbevestiging getekend
  • er wordt te veel gedeclareerd voor de eigen incassowerkzaamheden
  • ten onrechte is geen toevoeging aangevraagd
  • er is verzocht een kostenbegrotingsprocedure te starten.
Gedaagde partij verzoekt verder om een comparitie van partijen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De opdrachtbevestiging is op 2 januari 2017 aan gedaagde partij toegezonden. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde partij deze ontvangstbevestiging niet heeft ontvangen. Evenmin is komen vast te staan dat gedaagde partij, na ontvangst daarvan, bezwaar heeft gemaakt. De kantonrechter acht gedaagde partij daarom gebonden aan de inhoud van de opdrachtbevestiging. Gelet hierop wordt het als (1) gevoerde verweer verworpen. Dat gedaagde partij deze niet heeft ondertekend, acht de kantonrechter van ondergeschikt belang, zodat ook het als (2) gevoerde verweer faalt.
4.4.
Het verweer dat teveel wordt gedeclareerd wordt bij gebrek aan een onderbouwing verworpen. Het is de kantonrechter ook niet duidelijk waar dit verweer exact op ziet. Voor zover de gevorderde incassokosten worden bedoeld, overweegt de kantonrechter dat
dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
Eisende partij heeft aan gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het ter zake gevorderde bedrag is overeenkomstig de geldende tarieven en wordt daarom toegewezen en verweer (3) strandt derhalve.
4.5.
Volgens de inhoud van de niet betwiste opdrachtbevestiging heeft gedaagde partij aangegeven niet in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtshulp en dat uitdrukkelijk daarvan wordt afgezien. Het thans gevoerde verweer (4) dat eisende partij ten onrechte geen toevoeging heeft aangevraagd, wordt met verwijzing naar de hiervoor geciteerde inhoud van de opdrachtbevestiging verworpen. Gedaagde partij is een en ander uitdrukkelijk met eisende partij overeengekomen.
4.6.
Tot slot voert gedaagde partij dat hij eisende partij heeft verzocht om een kostenbegrotingsprocedure te starten. Zoals door eisende partij reeds is aangegeven in haar conclusie van repliek dienen geschillen over de hoogte van de declaratie door de burgerlijke rechter te worden beslecht. Een verwijzing door de kantonrechter naar een begrotingsprocedure kan daarom niet aan de orde zijn. Het verweer (5) strandt daarom eveneens. Bij factuur van 16 maart 2017 is een bedrag van € 1.562,08 in rekening gebracht. Behalve het blote verweer niet akkoord te zijn met de factuur, is hiertegen geen althans onvoldoende onderbouwd verweer gevoerd. Bij gebrek hieraan, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de factuur en de daaraan ten grondslag liggende urenverantwoording.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,51
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 853,51
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.796,39, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.562,08 vanaf 19 april 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 853,51,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: