ECLI:NL:RBLIM:2017:10827

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
6303588 OV VERZ 17-106
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ontruimingstermijn door handbalvereniging afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van handbalvereniging Wijnandia, gevestigd te Heerlen, om de ontruimingstermijn van de door haar gehuurde sporthal te verlengen. De verzoekende partij, vertegenwoordigd door mr. B. Nijhof, verzocht de rechtbank om haar niet ontvankelijk te verklaren in het verzoek om verlenging van de termijn ex artikel 7:230a BW, omdat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd. De verwerende partij, een vennootschap onder firma, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, stelde dat er nooit sprake is geweest van een overeenkomst voor onbepaalde tijd en dat de laatste overeenkomst per seizoen was gesloten, die eindigde in juni 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst steeds voor bepaalde tijd was gesloten en dat de laatste overeenkomst op 22 juni 2017 eindigde. Wijnandia had inmiddels andere accommodaties gevonden voor haar activiteiten, waardoor de rechtbank twijfelde aan het belang van Wijnandia bij het verzoek. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Wijnandia niet zwaarder wogen dan die van de verwerende partij, die haar sporthal wilde ombouwen voor andere activiteiten. De rechtbank wees het verzoek van Wijnandia af en veroordeelde haar in de proceskosten van de verwerende partij, begroot op € 400,00.

De beslissing van de rechtbank benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in huurgeschillen, vooral wanneer de huurovereenkomst voor bepaalde tijd is en de huurder alternatieve locaties heeft gevonden voor haar activiteiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door kantonrechter P. Hoekstra.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 6303588 OV VERZ 17-106
Beschikking van 8 november 2017
in het verzoek van
HANBALVERENIGING WIJNANDIA
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. B. Nijhof
tegen
de vennootschap onder firma
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp.
Partijen zullen hierna Wijnandia en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 8 september 2017 ter griffie ontvangen (voorwaardelijk) verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 20
  • het verweerschrift
  • de op 27 oktober 2017 ontvangen nadere bijlagen 21 en 22
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 1 november 2017, waar partijen de respectieve standpunten nader hebben toegelicht, Wijnandia aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald en word heden uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Wijandia is een zaalhandbalsportvereniging uit Wijnandsrade en telt ongeveer 90 actieve leden.
2.2.
[verweerster] exploiteert een sporthal (verder te noemen: de sporthal) en een aparte tennishal, een buitenterrein voor paintballen en een kantinefaciliteit, alle gelegen in [vestigingsplaats] , gemeente Nuth. Genoemde sporthal is - tot afgelopen zomer - altijd geschikt geweest voor verschillende zaalsporten waaronder handbal.
2.3.
De sporthal is altijd verhuurd geweest aan verschillende zaalsportverenigingen. Wijnandia heeft al tientallen jaren de sporthal gehuurd, eerst van de vorige exploitant en de afgelopen twaalf jaar van [verweerster] . Steeds werden per seizoen, dat blijkens de bijlagen 2 tot en met 4 bij het verzoekschrift in ieder geval de laatste drie zeizoenen van augustus/september tot juni liep, afspraken gemaakt over aantallen uren en prijs.
2.4.
Op 17 juli 2017 heeft [verweerster] per e-mail aan Wijnandia het navolgende bericht:

Geacht bestuur,
Langs deze weg willen we u op de hoogte brengen van enkele ontwikkelingen binnen de Organisatie van ons sportcentrum.
Al jarenlang staat de georganiseerde sport onder druk, veel verenigingen merken dat o.a. aan hun ledenbestand en wij merken dat heel duidelijk door een terugloop in de afname van uren in de sporthal. De laatste jaren worden we steeds meer geconfronteerd met teruglopende aantallen uren en gebruikers. Dit heeft uiteraard zijn weerslag op onze exploitatie, welke daardoor in gevaar dreigt te komen. Dit probleem hebben we de afgelopen jaren meerdere malen aangekaart bij de gemeente Nuth. Helaas zonder resultaat; ons werd zelfs gevraagd (en in latere gesprekken ook geopperd) waarom we in de sporthal ‘niet iets anders gaan doen’? We hebben hier elke keer op geantwoord dat we ons betrokken voelen bij de gebruikende verenigingen, organisaties en sporters en dat we deze niet zomaar op straat willen zetten. Alhoewel onze leisure-activiteiten steeds belangrijker zijn geworden ligt ons hart immers bij de sport.
Inmiddels hebben we voor komend seizoen weer enkele concrete afmeldingen gekregen. Daarnaast weten we dat er bij enkele groepen nog onduidelijkheid bestaat over wel of niet doorgaan volgend seizoen. Onder invloed van genoemde ontwikkelingen is ons besluit ongewild in een stroomversnelling terechtgekomen en hebben we moeten besluiten om met ingang van eind juli 2017 de sporthal om te bouwen tot een ander sport- / leisureconcept. Dit betekent dat uw club en/of Organisatie m.i.v.
komend seizoen geen gebruik meer kan maken van onze sporthal. Onze tennishal blijft bestaan in zijn huidige vorm. (…)
2.5.
De verbouwing van de sporthal is inmiddels in gang gezet, zo blijkt ook uit naar aard en inhoud onbetwist gelaten foto’s die door [verweerster] in het geding zijn gebracht, en ter zitting heeft [verweerster] te kennen gegeven dat deze geschikt gemaakt wordt voor andere sporten als handboogschieten, BMX rijden en lasergamen. De zaal is na de verbouwing niet meer geschikt om in te handballen.
2.6.
[verweerster] heeft de ontruiming meermaals schriftelijk aangezegd, voor het eerst (voor zover blijkt uit de overgelegde bijlagen) bij e-mailbericht van 29 juli 2017.
2.7.
Wijandia heeft de sporthal inmiddels ontruimd en heeft met verschillende andere accomodaties, waarvan er een paar niet in de gemeente Nuth gelegen zijn, overeenkomsten gesloten voor het lopende seizoen dat in augustus 2017 is begonnen.
2.8.
Geen van de andere sportverenigingen die de sporthal huurden, heeft een beroep op ontruimingsbescherming gedaan.

3.Het verzoek en het geschil

3.1.
Wijnandia verzoekt primair om haar niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om verlenging van de termijn ex art. 7:230a BW, omdat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, althans zonder inachtneming van de opzegtermijn ex artikel 7:228 lid 2 BW en/of omdat de ontruiming niet is aangezegd. Volgens de kop van het verzoekschrift betreft het een
voorwaardelijkverzoek, waarbij de voorwaarde dan kennelijk (zo dient dit althans te worden uitgelegd) als volgt luidt: “voor het geval geoordeeld wordt dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd”. Wijnandia is immers primair de mening toegedaan dat sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd die nog niet is geëindigd (want: niet opgezegd), zodat art. 7:230a BW, uitgaande van die situatie, niet eens in beeld komt.
Subsidiair (beter gezegd: voor het geval geoordeeld wordt dat geen sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd maar één voor bepaalde tijd en die derhalve na het verstrijken van de termijn reeds is geëindigd), verzoekt Wijnandia de verplichting tot ontruiming te schorsen en te verlengen tot 1 augustus 2018, een en ander onder verwijzing van [verweerster] in de proceskosten.
3.2.
Volgens [verweerster] is nooit sprake geweest van een overeenkomst voor onbepaalde tijd maar werden steeds overeenkomsten voor bepaalde tijd gesloten, namelijk steeds per seizoen, zodat de laatste overeenkomst is geëindigd in juni 2017. Wijnandia heeft geen belang meer bij ontruimingsbescherming aangezien zij nieuwe trainings- en wedstrijdaccomodaties heeft gevonden, aldus [verweerster] . Dit volgt ook uit de website van Wijnandia. Voorts heeft de penningmeester van Wijnandia - volgens [verweerster] - uitdrukkelijk in de beëindiging van de huurovereenkomst toegestemd, zodat Wijnandia op grond van art. 7:230a lid 2 geen ontruimingsbescherming toekomt. Bovendien valt een belangenafweging in het voordeel van [verweerster] uit, nu Wijnandia niet heeft aangetoond dat haar belangen door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van [verweerster] bij voorzetting van het gebruik door Wijnandia.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de bijlagen 2, 3 en 4 zoals die bij verzoekschrift zijn overgelegd, blijkt dat de laatste drie seizoenen steeds nauwkeurig afspraken zijn gemaakt over de datums en tijdstippen waarop de huur betrekking heeft, en dat ook steeds duidelijk was wat de laatste speeldag (huurdag) was. De overeengekomen huur had dus steeds een duidelijk omschreven begin en (vooral) einde en is daarmee dus steeds per seizoen gesloten voor bepaalde tijd, waarbij de laatste overeenkomst is geëindigd op 22 juni 2017 nu dat volgens bijlage 4 de laatste speeldag was van het seizoen 2016/2017. Gesteld noch gebleken is dat er in een (verder) verleden ooit een overeenkomst is gesloten zonder een einddatum af te spreken.
4.2.
Nu voorts vast staat dat de huur betrekking heeft op een gebouwde onroerende zaak die noch woonruimte noch bedrijfsruimte is, dient het onderhavige verzoek inderdaad geplaatst te worden in het kader van art. 7:230a BW, waarbij het verzoek slechts kan worden toegewezen indien de belangen van Wijnandia door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van [verweerster] bij voortzetting van het gebruik door Wijnandia (lid 4 van dat artikel).
4.3.
Daaraan voorafgaand rijst zelfs twijfel over de vraag of Wijnandia überhaupt nog wel een belang heeft bij haar verzoek, nu vaststaat dat zij inmiddels elders haar activiteiten ontplooit en ter zitting desgevraagd is bevestigd dat voor die andere locaties overeenkomsten voor het gehele seizoen (2017/2018) zijn gesloten. Dat Wijnandia daarbij bedongen heeft dat zij, mocht haar verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn worden toegewezen en zij dus naar de sporthal zal kunnen terugkeren, vanaf dat moment geen (betalings)verplichtingen meer jegens die andere locaties zal hebben (zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van Wijnands dienaangaande), doet daar niet aan af, nog daargelaten dat Wijnandia die stelling niet onderbouwd heeft met verificatoire bescheiden.
4.4.
Desondanks kan worden aangenomen dat Wijnandia een rechtens te respecteren maatschappelijk belang heeft, gelegen in het bieden van een sportactiviteit aan de inwoners van Nuth (en daarmee deelname aan het verenigingsleven), zodat zij in die zin wel ontvankelijk is in haar verzoek.
4.5.
Wijandia heeft ter zitting echter verklaard dat er voor dit seizoen slechts drie leden het lidmaatschap hebben opgezegd (en niet tien, zoals in het verzoekschrift onder punt 23 vermeld stond), terwijl bovendien in het geheel niet vaststaat dat die drie leden hebben opgezegd vanwege het feit dat de trainingen en wedstrijden niet meer in de sporthal zullen plaatsvinden. Wijnandia stelt voorts dat zij een gemeentelijke subsidie van € 5.500,00 (per jaar, zo begrijpt de kantonrechter dit) dreigt mis te lopen indien zij haar leden niet binnen de gemeente (Nuth) laat sporten. Dit is namelijk een voorwaarde voor toewijzing van de subsidie, aldus Wijnandia, en die voorwaarde is ook mondeling kenbaar gemaakt door de betreffende ambtenaar van de gemeente, de heer [naam ambtenaar] . Opmerkelijk genoeg heeft de heer [naam vennoot] , vennoot van [verweerster] , ter zitting verklaard dat diezelfde [naam ambtenaar] hem mondeling heeft medegedeeld dat Wijnandia wel degelijk aanspraak zal kunnen blijven houden op subsidie indien blijkt dat zij haar leden door omstandigheden als deze buiten de gemeente laat sporten. [naam vennoot] had naar aanleiding van het verzoekschrift bij genoemde ambtenaar navraag hieromtrent gedaan, aldus [naam vennoot] . Hoe reëel de dreiging van het mislopen van de gemeentelijke subsidie is, is daarmee niet komen vast te staan, mede omdat ook dit gestelde belang is verstoken gebleven van ook maar enige onderbouwing met stukken. Daardoor is bijvoorbeeld ook onduidelijk gebleven hoe vaak een dergelijke subsidie reeds eerder werd verstrekt en tot welke bedragen dat steeds is geweest. In het verzoekschrift wordt daarnaast ook nog aangevoerd dat Wijnandia kosten zal moeten maken om andere accommodatie te vinden (terwijl die andere accomodatie op dat moment reeds gevonden was, maar dat terzijde) doch een onderbouwing van de aard en omvang van die kosten is achterwege gebleven, zodat daar verder aan voorbij gegaan wordt.
4.6.
Daartegenover staat een financieel bedrijfsbelang van [verweerster] , dat in februari 2017 is geconfronteerd met een kredietopzegging van haar huisbankier ABN AMRO vanwege tegenvallende resultaten, zulks onder de gelijktijdige mededeling dat zij bereid is om naar aanleiding van de opzegging niet direct maatregelen te nemen, onder de voorwaarde dat [verweerster] concreet onderzoek doet naar de mogelijkheden van gehele of gedeeltelijke verkoop of van een gewijzigde exploitatie. Dit is voor [verweerster] de aanleiding geweest om het wat betreft de wijze waarop zij de sporthal exploiteert over een andere boeg te willen gaan gooien, hetgeen haar - uiteraard - vrij staat. De plannen daarvoor heeft zij aan de bank gepresenteerd, waarna de bank bij brief van 14 juli 2017 te kennen heeft gegeven bereid te zijn om niet vóór 2019 de schuld aan de bank op te eisen. De correspondentie hieromtrent is als bijlage bij het verweerschrift in het geding gebracht en deze is naar aard en inhoud onbetwist gelaten. Daarmee is de noodzaak voor [verweerster] om de exploitatie van de sporthal anders te gaan invullen dan dat zij tot dusverre heeft gedaan, voldoende aangetoond.
4.7.
Op grond van het voorgaande kan niet worden gezegd dat de belangen van Wijnandia door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van [verweerster] bij voortzetting van het gebruik door Wijnandia. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
4.8.
Wijnandia dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op
€ 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Wijnandia tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.
RK