2.5.3.Behoefte minderjarige
De vrouw heeft gesteld dat niet uitgegaan kan worden van de door Trema gehanteerde normen voor de berekening van de behoefte van [minderjarig kind] , nu het inkomen van partijen veel hoger ligt dan het maximum bedrag. Volgens de vrouw bedraagt de behoefte van [minderjarig kind] € 3.507,80. De man heeft deze behoefte gemotiveerd betwist en gesteld dat hij op basis van zijn draagkracht maximaal € 344,- per maand kan voldoen.
Nu partijen verdeeld zijn over de werkelijke kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarig kind] , en de vrouw deze kosten met een behoeftelijst heeft toegelicht, zal de rechtbank overgaan tot het beoordelen van iedere post, en daarbij mede tot uitgangspunt nemen dat bij de bepaling van de behoefte van [minderjarig kind] het welvaartsniveau tijdens het huwelijk een rol speelt (HR 3 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7050). De rechtbank zal de door de vrouw opgevoerde posten hieronder bespreken. De rechtbank merkt hierbij op dat, indien een zo uitzonderlijk hoge behoefte wordt gesteld, deze dan ook met deugdelijke bescheiden dient te worden onderbouwd, waarbij het voorts niet aan de rechtbank is om uit te zoeken welke bon bij welke post hoort, dan wel of een bon op [minderjarig kind] dan wel zijn moeder betrekking heeft.
Boodschappen
De vrouw voert aan dat partijen maandelijks een bedrag van € 200,= aan boodschappen voor [minderjarig kind] uitgaven.
De man voert aan dat de boodschappen voor het gezin € 800,= per maand bedroegen.
De rechtbank acht, gelet op de gezinsuitgaven per maand aan boodschappen van € 800,=, een bedrag van € 200,= per maand voor [minderjarig kind] redelijk.
Schoolkosten
De vrouw stelt dat zij kosten voor [minderjarig kind] maakt in verband met school voor boeken, een laptop en schooltassen.
Ter zitting heeft de vrouw erkend dat partijen geen eigen bijdrage voor de school betalen en dat de laptop door de man is betaald. De vrouw is niet in staat deze hoge bijdrage met verificatoire bescheiden te onderbouwen. Zij matigt dit bedrag tot € 250,= per maand.
De man stelt dat hij nooit een nota voor school heeft gezien dan wel betaald. [minderjarig kind] zit op het speciaal onderwijs. Ook het gematigde bedrag van € 250,= per maand wordt door de man betwist.
Nu de vrouw heeft aangegeven geen eigen bijdrage te hoeven voldoen en nu zij de schoolkosten verder in het geheel niet heeft onderbouwd, houdt de rechtbank rekening met een bedrag van € 25,= per maand ter zake van de gebruikelijke uitgaven in verband met de normale schoolbenodigdheden zoals pennen, schriften, rugzak, gymspullen, schooluitjes en een laptop.
Brandstof
De vrouw voert aan dat zij € 150,= aan kosten maakt in verband met het halen en brengen van [minderjarig kind] naar school, naar de psycholoog, naar de man. Zij verwijst daarbij naar de tankbonnen gevoegd bij productie E.
De man betwist de hoogte van deze post. De man gaat akkoord met een gemiddeld aantal kilometers per maand van 240.
Uit de door de vrouw bij productie E overgelegde bonnen blijkt dat zij aan brandstofkosten heeft een bedrag van € 88,40 per maand. Daarbij heeft de vrouw niet gespecificeerd welke kosten aan [minderjarig kind] en welke alleen aan haar kunnen worden toegeschreven.
Uitgaande van een onbetwist aantal kilometers dat de vrouw per maand voor [minderjarig kind] moet rijden van 240, becijfert de rechtbank de brandstofkosten op € 14,= per maand, uitgaande van het gemiddeld verbruik van een Fiat Punto van 4,6l/100km en een gemiddelde dieselprijs van € 1,280 per liter.
Fiets onderhoud
De vrouw voert op een bedrag van € 1,65 per maand.
De man heeft deze post niet inhoudelijk betwist.
De rechtbank houdt derhalve rekening met een bedrag van € 1,65 per maand.
Niet vergoede ziektekosten
De vrouw voert op een bedrag van € 100,= per maand. [minderjarig kind] heeft eczeem en heeft daarvoor zalf nodig. Deze zalf wordt niet vergoed. De vrouw verwijst naar de bewijsstukken zoals gevoegd bij haar behoeftelijst.
De vrouw is van mening dat [minderjarig kind] in de toekomst op haar verzekering dient te worden bijgeschreven, zodat haar kosten dan ook hoger worden.
De man betwist deze post, nu deze kosten op geen enkele wijze zijn onderbouwd. [minderjarig kind] is bij de man verzekerd en het is de bedoeling dat dat zo blijft.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw deze kosten niet heeft onderbouwd. Enig bewijsstuk heeft de rechtbank tussen de overgelegde bonnen niet kunnen ontdekken zodat de rechtbank geen rekening houdt met deze post.
Aansprakelijkheidsverzekering
De vrouw heeft een aansprakelijkheidsverzekering opgevoerd van € 5,19 per maand.
De man heeft deze post niet inhoudelijk betwist.
De rechtbank houdt derhalve rekening met een bedrag van € 5,19 per maand.
Telefoonrekening mobiel
De vrouw voert kosten voor de mobiele telefoon van [minderjarig kind] op van € 65,50 per maand.
De man stelt dat hij deze kosten draagt maar dat hij niet weet hoe hoog de kosten zijn. De man betwist bij gebrek aan wetenschap de hoogte van de telefoonrekening.
Nu onbetwist gesteld is dat [minderjarig kind] een mobiele telefoon heeft, houdt de rechtbank rekening met de hiermee gepaard gaande kosten. Aangezien de vrouw de hoogte van de kosten niet heeft onderbouwd, terwijl de man deze betwist heeft, houdt de rechtbank naar redelijkheid rekening met een bedrag van € 32,75 per maand.
Abonnement zwemmen
De vrouw heeft een bedrag van € 12,= per maand opgevoerd.
De man heeft deze post inhoudelijk niet betwist.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 12,= per maand.
Kleding en overige benodigdheden
De vrouw voert een bedrag van € 150,= per maand op aan kledingkosten. [minderjarig kind] draagt topmerken; alleen zijn schoenen kosten al meer dan € 200,=.
De man betwist de hoogte van het door de vrouw opgevoerde bedrag. De vrouw heeft niet gespecificeerd welke van de door haar overgelegde bonnen betrekking hebben op deze post. De kosten voor schoenen voert zij op in een aparte post.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsstukken die de vrouw heeft overgelegd ter onderbouwing van deze kosten, niet zonder meer zijn toe te schrijven aan kosten voor [minderjarig kind] . Evenmin blijkt uit de overgelegde bonnen dat sprake is van “topmerken”. De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 75,= per maand. Dit is inclusief de post schoenen.
Begrafenisverzekering
De vrouw voert een bedrag op van € 10,= per maand.
De man stelt dat hij een bedrag van € 70,= per jaar betaalt voor een begrafenisverzekering voor zowel [minderjarig kind] als hemzelf. De vrouw voert deze post zowel bij haar eigen behoeftelijst als die van [minderjarig kind] op, dat is naar de mening van de man dubbel.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 2,92 per maand, zijnde de helft van de door de man opgevoerde premie. De vrouw heeft een hoger bedrag niet met stukken onderbouwd.
Kapper
De vrouw voert een post op van € 25,50 aan kosten voor de kapper.
De man stelt dat hij eenmaal per zes weken met [minderjarig kind] naar de kapper gaat en dan een bedrag van € 35,= betaalt. Er dient rekening gehouden te worden met een bedrag van
€ 15,= per maand voor [minderjarig kind] .
Ter zitting heeft de vrouw ingestemd met een bedrag van € 15,= per maand.
De rechtbank houdt met dit bedrag rekening.
Kosten bankrekening
De vrouw voert een bedrag op van € 4,73 per maand. Het betreft echter een kwartaalbedrag, zodat de maandelijkse kosten € 1,58 bedragen.
De man heeft deze post, bij gebrek aan stukken, betwist.
Nu de vrouw niet heeft onderbouwd dat [minderjarig kind] een betaalrekening heeft, zal met deze post geen rekening worden gehouden.
Huishoudelijk artikelen
De vrouw voert aan dat zij € 500,= per maand uitgeeft aan huishoudelijk artikelen voor [minderjarig kind] , zoals handdoeken, sport- en hobby artikelen en verzorgingsartikelen.
De man heeft deze post betwist en gesteld dat de vrouw deze kosten niet met stukken heeft onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw deze kosten niet heeft aangetoond. Uitgaande van de gemiddelde uitgaven aan de huishouding volgens het Nibud, zouden deze kosten reeds geheel verdisconteerd zitten in de boodschappen. De rechtbank houdt geen rekening met deze post.
Verjaardagen /Kerst
De vrouw voert aan dat [minderjarig kind] de afgelopen jaren als cadeau heeft gekregen een quad ter waarde van € 2.000,=, een televisie van € 900,=, een crossmotor, een Hover board van
€ 900,= en een laptop.
De man erkent dat [minderjarig kind] (dure) cadeaus krijgt. Deze heeft hij onder meer van de ouders van de man gekregen. De vrouw toont een bedrag van € 150,= per maand niet aan, zodat geen rekening dient te worden gehouden met deze post.
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat [minderjarig kind] in de afgelopen jaren vaak dure cadeaus heeft gekregen. Nu echter ook vaststaat dat een aantal van deze cadeaus, zoals de crossmotor, door de grootouders werden gegeven en bij de schoolbenodigdheden ook rekening is gehouden met de laptop, acht de rechtbank het aannemelijk dat partijen gemiddeld per maand voor € 100,= aan cadeaus uitgaven.
Vakantie
De vrouw voert aan dat partijen in het verleden drie keer per jaar met vakantie gingen, één keer op wintersport en twee keer in de zomer. De vrouw legt daartoe stukken van Cuypers reisadvies over van een reis ter waarde van € 3.759,10, hetgeen alleen de kosten voor de reis, verblijf en ontbijt betreft. Partijen zijn ook nog naar Cyprus op vakantie geweest voor een bedrag van € 4.000,=. Andere facturen heeft de vrouw niet in het geding kunnen brengen, nu deze door de BV van de man zijn voldaan. Er dient naar haar mening rekening gehouden te worden met een bedrag van € 835,= per maand.
De man betwist de hoogte van de post. Partijen gingen niet drie keer per jaar met vakantie. Partijen zijn in 2014 voor het laatst op wintersport geweest. De reis naar Cyprus was een cadeau van de ouders van de man.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat partijen, ten tijde van de samenwoning, in ieder geval twee keer per jaar met vakantie gingen, één keer in de zomer en één keer in de winter. Uitgaande van de door de vrouw overgelegde factuur, acht de rechtbank een bedrag voor de zomervakantie van € 1.500,= aannemelijk en een bedrag voor de wintersport van € 1.000,=. Per maand houdt de rechtbank rekening met een bedrag van afgerond € 210,=.
Buiten de deur eten
De vrouw stelt dat partijen vaak in dure restaurants gingen eten, zodat rekening gehouden dient te worden met een bedrag van € 86,= per maand.
De man erkent dat partijen wekelijks uit eten gingen . De door de vrouw opgevoerde post is aan de hoge kant.
De rechtbank zal hetzelfde uitgangspunt hanteren als zij bij de bepaling van de behoefte van de vrouw heeft gedaan. Aldaar heeft de vrouw een bedrag van € 80,74 genoemd. De rechtbank is van oordeel dat, nu onbetwist gesteld is dat partijen wekelijks bij restaurants gingen eten, een bedrag van € 80,74 per maand redelijk is.
Uitgaan
De vrouw stelt dat zij met [minderjarig kind] en soms ook vriendjes naar pretparken, zoals de Efteling, en Jump XL en laser gamen gaat en daarvoor kosten maakt ten bedrage van € 100,= per maand. Ter zitting heeft de vrouw erkend dat zij deze activiteiten niet maandelijks onderneemt.
De man betwist de hoogte van deze post.
De rechtbank is van oordeel dat onbetwist is gesteld dat [minderjarig kind] deze activiteiten onderneemt en dat vriendjes dan worden getrakteerd, zij het niet maandelijks. Het komt de rechtbank derhalve redelijk voor om rekening te houden met een bedrag van € 40,= per maand.
Bioscoop
De vrouw voert een bedrag op van € 32,= per maand. [minderjarig kind] gaat maandelijks, met vriendjes, naar de bioscoop.
De man stelt dat [minderjarig kind] niet van de bioscoop houdt. Hij gaat maximaal een keer per maand naar de bioscoop.
Nu beide partijen hebben aangegeven dat [minderjarig kind] maandelijks met vriendjes naar de bioscoop gaat, houdt de rechtbank rekening met een gemiddeld bedrag van € 20,=.
Boeken
De vrouw koopt maandelijks boeken voor [minderjarig kind] , zoals hobbyboeken en stripboeken. Daarnaast spaart [minderjarig kind] boeken van een bepaalde reeks, zoals de boeken van Geronimo Stilton.
De man stelt dat [minderjarig kind] geen boeken leest. Het is de man niet bekend of [minderjarig kind] bepaalde boeken spaart. Bij gebrek aan bewijsmiddelen dient geen rekening te worden gehouden met deze post.
De rechtbank is van oordeel dat, aangezien de man deze post betwist en de vrouw deze niet heeft onderbouwd, geen rekening wordt gehouden met deze post.
Speelgoed
De vrouw voert aan dat partijen € 145,50 per maand uitgaven aan spellen voor de spelcomputers, nerfgeweren en zomerspeelgoed. De vrouw heeft ter adstructie bonnen van Toys XL overgelegd.
De man is van mening dat de vrouw posten dubbel opvoert, namelijk zowel bij bij verjaardagen, als bij speelgoed en tv, gamecomputer en games. De man betwist deze post.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de door de vrouw overgelegde bonnen, slechts rekening kan worden gehouden met een bedrag van € 11,= per maand.
Schoenen
De vrouw heeft verzocht deze post te schrappen.
Vispas
De vrouw heeft verzocht deze post te schrappen.
Snoepgoed
De vrouw heeft verzocht deze post te schrappen.
Fiets en crossfiets
De vrouw voert aan dat de fiets van [minderjarig kind] om de twee tot drie jaar vernieuwd wordt. De fietsen hebben in totaal € 900,= gekost.
De man betwist de hoogte van deze post. De fiets wordt om de drie tot vier jaar vernieuwd. Er kan rekening worden gehouden met een bedrag van € 25,= per maand.
De rechtbank is van oordeel dat, uitgaande van de waarde van de fietsen van in totaal € 900,= en een gebruiksduur van drie jaar, een bedrag van € 25,= per maand redelijk is.
Tv en gamecomputer en games
De vrouw stelt dat [minderjarig kind] voor zijn spelcomputer altijd de nieuwste spellen krijgt. De televisie op zijn kamer heeft rond de € 1.000,= gekost.
De man is van mening dat de spelcomputer de komende jaren niet hoeft te worden vervangen. Spelletjes voor de spelcomputer krijgt [minderjarig kind] eenmaal per drie tot vier maanden. Er kan rekening gehouden worden met een bedrag van € 25,= per maand.
De rechtbank zal, nu deze post niet onderbouwd is, maar door de man erkend is dat er om de drie tot vier maanden spellen werden gekocht voor een gemiddeld bedrag van € 25,= per maand, rekening houden met een bedrag van € 25,= per maand.
Hover board
De vrouw voert een bedrag op van € 66,66 per maand.
De man stelt dat [minderjarig kind] dit board gekregen heeft van zijn opa en oma en dat niet duidelijk is waarom dit als maandelijkse kostenpost opgevoerd moet worden.
De rechtbank houdt geen rekening met deze post. Onbetwist is gesteld dat [minderjarig kind] dit Hover board cadeau heeft gekregen van de opa en oma van [minderjarig kind] .
De rechtbank becijfert de totale behoefte van [minderjarig kind] op € 895,25 per maand.
2.5.4.Behoefte vrouw
De vrouw stelt dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De vrouw heeft voor en aan het begin van het huwelijk gewerkt in de onderneming van de man. Nadat de vrouw in 2004 zwanger werd is zij, in overleg met de man gestopt met werken. Voor de vrouw zal het, nu zij geen recente werkervaring heeft, moeilijk zijn om een baan te vinden. Daarnaast heeft zij de zorg voor [minderjarig kind] , die, gelet op zijn problematiek, extra zorg nodig heeft.
De vrouw stelt dat haar behoefte dient te worden gerelateerd aan de welstand ten tijde van het huwelijk. Bij haar verzoekschrift heeft zij als productie 8 een behoeftelijst / kostenoverzicht overgelegd.
Ter zitting voert de vrouw aan dat zij niet eerder in staat is geweest om een voorlopige voorzieningenprocedure te starten omdat de man geen financiële stukken wilde over leggen. Met alle rekeningen die de man voor de vrouw voldoet, betaalt hij thans ongeveer € 2.000,= voor de vrouw. Als de vrouw niet in staat was bepaalde rekeningen te betalen dan deed de man dat. Dat was ook een reden om af te zien van voorlopige voorzieningen.
De vrouw betwist dat zij in de afgelopen periode gewerkt heeft. Dat is niet mogelijk met de zorg voor [minderjarig kind] . Zo moet [minderjarig kind] regelmatig tijdens de schooluren opgehaald worden omdat het niet meer gaat. Daarnaast is de vrouw door de zorg voor [minderjarig kind] overbelast en is zij op dit moment niet in staat om te solliciteren. De vrouw zou graag een eigen bedrijf willen opzetten, maar daarvoor is een startkapitaal nodig dat de vrouw niet heeft. De vrouw is op dit moment niet in staat om dezelfde uitgaven te doen die zij tijdens de samenwoning deed, omdat haar daartoe de middelen ontbreken.
De vrouw betwist dat zij een verdiencapaciteit heeft. Zij solliciteert wel degelijk maar wordt steeds afgewezen. Recent is bij de vrouw de diagnose artrose gesteld, waardoor de vrouw niet meer in staat is om te masseren. Zij zal een nieuwe opleiding moeten gaan volgen maar is er nog niet uit wat deze opleiding zou moeten inhouden.
De man betwist dat de vrouw behoeftig is. Volgens de man heeft de vrouw een verdiencapaciteit van € 2.400,= bruto per maand. De vrouw heeft zich onvoldoende ingespannen om een inkomen te verwerven om zo in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Tijdens het huwelijk heeft de vrouw een opleiding tot nagelstyliste en een cursus ontspanningsmassage gedaan. Zij heeft hiermee ook inkomen gegenereerd. Alle benodigdheden om een eigen zaak op te starten heeft de vrouw al in haar bezit. Het is de man ook bekend dat de vrouw op drie adressen poetst. De man is van mening dat de zorg voor [minderjarig kind] geen reden kan zijn om niet te werken. [minderjarig kind] gaat de hele dag naar school en op dinsdag en donderdag verblijft hij vervolgens tot 18.00 uur bij de man. Voor de man is het aannemelijk dat de vrouw thans een inkomen uit arbeid heeft, aangezien zij een behoefte stelt van € 6.164,= per maand terwijl zij sinds oktober 2015 van een bedrag van
€ 1.500,= leeft. De vrouw heeft haar behoeftelijst onderbouwd met stukken uit 2014-2015. De man wenst inzage in haar bestedingspatroon in 2016 en 2017, zodat vastgesteld kan worden dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
De rechtbank overweegt als volgt:
De rechtbank zal eerst moeten beoordelen of de vrouw behoeftig is en of uit kan worden gegaan van een verdiencapaciteit aan haar zijde.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de man dat uit het feit dat de vrouw de afgelopen anderhalf jaar is rondgekomen met een bedrag van € 1.500,= per maand, terwijl zij een behoefte zou hebben van € 6.164,= netto per maand, kan worden afgeleid dat zij dus in haar eigen levensonderhoud voorziet. De rechtbank leidt hieruit niet meer af dan dat vrouw kennelijk in staat is geweest haar uitgavenpatroon aan te passen aan haar inkomsten.
Het uitgangspunt is dat een ieder in beginsel in zijn eigen levensonderhoud dient te voorzien. Voor het bepalen van de behoeftigheid wordt daarom rekening gehouden met de inkomsten dan wel de redelijkerwijs te verwerven inkomsten van de onderhoudsgerechtigde. Dit brengt mee dat de vrouw zich in voldoende mate dient in te spannen om zelf inkomsten te verwerven om in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Vast staat dat de vrouw tijdens het huwelijk niet heeft gewerkt en altijd de zorg voor [minderjarig kind] heeft gehad. Ook is onbetwist door de vrouw gesteld dat zij, in verband met de problematiek bij [minderjarig kind] , regelmatig tijdens de schooluren [minderjarig kind] van school moet halen. Verder heeft de vrouw aangetoond dat bij haar artrose in de handen is geconstateerd. De vrouw stelt dat zij hierdoor niet meer kan masseren. Zij heeft daarbij niet aangegeven in hoeverre haar dit belemmert om als masseuse te werken dan wel andere werkzaamheden te verrichten.
Nu de vrouw nog geen betaald werk heeft, is de rechtbank van oordeel dat daarmee haar behoefte aan een onderhoudsbijdrage op dit moment vaststaat. De rechtbank is echter van oordeel dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij zich inspant om betaald werk te vinden. Reeds in 2015 was bekend dat partijen zouden gaan scheiden. Het had dan ook op de weg van de vrouw gelegen om zich vanaf dat moment te richten op betaald werk, in loondienst of via opbouw van haar eigen massagepraktijk en/of nagelstudio. De vrouw heeft haar eigen praktijk ook al in 2015 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De rechtbank houdt rekening met het feit dat door de geringe werkervaring en opleiding, de echtscheidingsperikelen en de problemen met [minderjarig kind] , het de vrouw nog niet is gelukt een betaalde baan te vinden. Naar het oordeel van de rechtbank mag de vrouw echter in staat worden geacht om met ingang van 1 januari 2018 een bedrag van € 500,= aan netto inkomsten te genereren. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de vrouw in staat zal zijn om binnen afzienbare tijd het door de man gestelde maandinkomen van € 2.400,= te realiseren.
Vervolgens dient de rechtbank de hoogte van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vast te stellen. Zij zal dit doen aan de hand van het door de vrouw overgelegde behoefteoverzicht. De vrouw stelt haar huwelijks gerelateerde behoefte op € 6.164,28.
Huisvesting
De vrouw voert een kale huur (inclusief servicekosten) op van € 750,= per maand.
De man betwist deze last. Er dient een korting op toegepast te worden. De vrouw huurt de woning van een vriend en laat na betalingsbewijzen over te leggen. Als de vrouw goedkoper was gaan huren, had zij in aanmerking kunnen komen voor huurtoeslag.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw door overlegging van het huurcontract haar huisvestingskosten voldoende heeft onderbouwd. Vast staat dat de vrouw kosten voor huisvesting moet maken sinds zij uit de echtelijke woning is verhuisd. Een huurlast van € 750,= per maand komt de rechtbank daarbij niet onredelijk voor.
Tv, internet en telefonie
De kosten voor tv, internet en telefonie van € 62,90 per maand worden niet betwist, zodat de rechtbank met deze kosten rekening houdt.
Energie en water
De vrouw stelt dat de kosten voor energie van € 140,= per maand en water van € 36,85 per maand gebaseerd zijn op een schattig voor een tweepersoonshuishouden. Op dit moment betaalt de vrouw nog € 94,= en € 17,50 per maand, maar dit is gebaseerd op het maandbedrag van de vorige bewoonster die daar alleen woonde.
De man is van mening dat uitgegaan dient te worden van de feitelijke kosten van € 94,= en
€ 17,50 per maand.
De rechtbank overweegt als volgt:
Uitgaande van een appartement bedragen de kosten voor energie volgens het Nibud gemiddeld € 107,= per maand. De rechtbank houdt rekening met dit bedrag.
Volgens het Nibud geeft een tweepersoonshuishouden gemiddeld € 14,40 per maand aan water uit. De rechtbank zal aansluiten bij het huidige bedrag van € 17,50 per maand, nu de man ook van dit bedrag is uitgegaan.
BSGW
Partijen zijn het ter zitting eens geworden over het bedrag aan gemeentelijke belastingen
van € 27,50 per maand.
Verzekeringen en onderhoud woning
De vrouw voert een bedrag van € 20,63 aan inboedelverzekering op.
De man stelt dat dit bedrag volgens de nota € 17,44 per maand moet zijn.
Ter zitting heeft de vrouw het door de man gestelde bedrag niet betwist.
De rechtbank gaat uit van een bedrag van € 17,44 per maand.
Dagelijks levensonderhoud
De vrouw voert een bedrag van € 625,12 aan boodschappen op per maand.
Ter zitting geeft de vrouw aan dat dit bedrag inclusief het bedrag van € 200,= voor [minderjarig kind] is.
De man is van mening dat een bedrag van € 400,= per maand aannemelijk is.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 400,= per maand aan boodschappen.
Brandstof
De vrouw voert aan dat zij € 207,= per maand uitgeeft aan brandstof en aan wegenbelasting
€ 100,= per maand. Dit blijkt uit de door haar overgelegde bonnen. De vrouw maakt veel kilometers in verband met verplichtingen en het bezoek aan vrienden en familie die niet in de buurt wonen.
De man acht een bedrag van € 207,= per maand niet aannemelijk. De vrouw werkt niet en hoeft derhalve niet 2000 kilometer per maand te rijden. De man betaalt de wegenbelasting voor de vrouw en die bedraagt € 70,= per kwartaal.
Niet betwist is dat de vrouw brandstofkosten maakt. De vrouw heeft niet onderbouwd dat zij € 207,= per maand hier aan uitgeeft. De rechtbank acht een bedrag van € 60,= per maand redelijk, gelet op het gemiddeld verbruik van een Fiat Punto van 1/23,9 en een tankinhoud van 45 liter.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag aan wegenbelasting van € 23,33 per maand, nu het gestelde door de man, mede gelet op het type auto dat de vrouw rijdt, de rechtbank aannemelijk voorkomt.
Verzekering, wegenbelasting, onderhoud auto, ANWB, fietsonderhoud
De posten verzekering ad € 27,32, WA-verzekering € 6,78, onderhoud auto ad € 20,80, lidmaatschap ANWB ad € 12,= en fiets onderhoud ad € 1,65 zijn ter zitting niet meer inhoudelijk betwist, zodat de rechtbank rekening houdt met deze bedragen.
Telefoon
De vrouw voert kosten voor de mobiele telefoon op van € 98,60 per maand.
De man betwist deze post en stelt dat deze onredelijk hoog is.
Uit de door de vrouw overgelegde nota’s blijkt dat haar abonnementskosten € 49,40 per maand bedragen en dat zij gemiddeld € 24,60 per maand extra gebruikskosten heeft. De rechtbank zal derhalve rekening houden met een bedrag van € 74,= per maand.
Aansprakelijkheidsverzekering
De vrouw heeft voor de aansprakelijkheidsverzekering een bedrag van € 5,19 per maand opgevoerd.
De man stelt dat dit bedrag volgens het afschrift van de ABN Amro € 4,85 per maand moet zijn.
De vrouw heeft het door de man gestelde bedrag niet betwist, zodat de rechtbank uitgaat van een maandbedrag van € 4,85.
Sportschool
De vrouw voert een bedrag van € 38,= per maand op aan abonnementskosten voor de sportschool.
De man heeft erkend dat de vrouw een sportschoolabonnement heeft, doch hij is niet op de hoogte voor welk bedrag.
De rechtbank houdt rekening met een sportschoolabonnement van € 38,= per maand. Onbetwist staat vast dat de vrouw een abonnement heeft en het door de vrouw gestelde bedrag komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
Kleding en overige benodigdheden
De vrouw voert aan kosten voor kleding en overige benodigdheden een bedrag van € 287,99 per maand op en heeft ter onderbouwing bonnen in het geding gebracht.
De man stelt dat de vrouw een vertekend beeld geeft. De vrouw heeft een bedrag van
€ 10.000,= ontvangen in verband met de herinrichting voor het pand aan de [adres pand A] . De vrouw is daar echter nooit gaan wonen en heeft dit geld onder meer uitgegeven aan kleding.
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde stukken blijkt dat zij regelmatig kleding heeft gekocht. De rechtbank zal voor de beoordeling van het maandbedrag aansluiten bij het door de vrouw handgeschreven overzicht “Fabiola kleding” (productie en uitgaan van een totale uitgave in 2015 van € 2.728,55 (exclusief handdoeken), zijnde € 227,= per maand.
Bankkosten
De vrouw voert aan bankkosten op een bedrag van € 4,73 per maand. Ter zitting stelt de vrouw dat dit een kwartaalbedrag betreft.
De man stelt dat dit een jaarbedrag betreft.
De rechtbank is van oordeel dat algemeen bekend is dat voor een betaalrekening kosten in rekening worden gebracht. Een bedrag van € 1,57 per maand komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
Huishoudelijke artikelen en Mediamarkt
De vrouw voert voor huishoudelijke artikelen een bedrag van € 349,27 per maand en een bedrag van € 51,08 per maand aan kosten bij Mediamarkt op. De vrouw stelt dat onder deze post handdoeken vallen en apparatuur. Ten tijden van de samenwoning werden huishoudelijke apparaten regelmatig vervangen.
De man is van mening dat de door de vrouw opgevoerde kosten voor huishoudelijke artikelen en de Mediamarkt herinrichtingskosten betreffen, die niet maandelijks terugkomen.
De rechtbank is van oordeel dat rekening gehouden dient te worden met kosten voor het vervangen van de inventaris. Wat hiervoor gereserveerd wordt hangt af van de samenstelling van het gezin en het inkomen. Het Nibud neemt als richtlijn een bedrag tussen € 7.500,= en
€ 13.000,= ter vervanging van de volledige inventaris. Uitgaande van een gemiddelde levensduur van 5 jaar en van een bedrag van € 10.250,=, houdt de rechtbank rekening met een bedrag van € 170,83 per maand.
Ziektekosten, overlijdensrisicoverzekering, kapper
De posten ziektekostenverzekering ad € 154,68, de overlijdenszorgverkering ad € 10,68, en de kosten voor de kapper van € 102,68 zijn ter zitting niet meer inhoudelijk betwist, zodat de rechtbank rekening houdt met deze bedragen.
Begrafenisverzekering
De vrouw heeft verzocht de post begrafenisverzekering te schrappen nu deze dubbel is.
Ontspanning
De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat de post uitjes ten onrechte tweemaal is opgenomen, zodat één post geschrapt dient te worden.
Vakantie
De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen bij de behoeftelijst van [minderjarig kind] . De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 208,33 per maand.
Uitgaan
De vrouw stelt dat partijen een paar keer per jaar naar een concert gingen met hotelovernachting, zodat rekening gehouden moet worden met een post van € 100,= per maand.
De man stelt dat partijen incidenteel naar een concert gingen.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 25,= per maand.
Uit eten
De vrouw voert een bedrag op van € 80,74 per maand.
De man erkent dat partijen wekelijks uit eten gingen, zodat dit bedrag kan kloppen.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 80,74 per maand aan uit eten.
Verjaardagen/kerst
De vrouw stelt dat zij veel uitgaf aan cadeaus voor vrienden en familie en voert een bedrag op van € 95,80 per maand.
De man betwist de hoogte van deze post.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 25,= per maand redelijk is. De vrouw heeft deze post in het geheel niet onderbouwd met stukken.
Boekhandel
De vrouw stelt dat zij per maand € 31,10 aan boeken en tijdschriften uitgaf.
De man acht het niet onaannemelijk dat de vrouw hier geld aan uitgaf. Hij is echter niet bekend met de hoogte van het bedrag en de vrouw heeft nagelaten dit met stukken te onderbouwen.
De rechtbank acht een bedrag van € 15,= per maand per maand redelijk.
Schoonheidssalon
De vrouw heeft het jaaroverzicht opgevraagd voor alle gezichtsbehandelingen. Zij heeft als bijlage bij productie G de bon van [X] overgelegd, waarop een totaal bedrag van
€ 1.826,50 is vermeld.
Volgens de man heeft de vrouw ook producten voor haar eigen bedrijf gekocht. De man erkent dat de vrouw naar de schoonheidssalon ging, maar hij betwist de hoogte van deze post.
Uitgaande van de bon van [X] houdt de rechtbank rekening met een bedrag van € 152,= per maand.
Parfumerie/drogist
De vrouw stelt dat zij per maand voor € 64,= uitgaf en verwijst ter onderbouwing naar de mail van Ici Paris. Dit betreft alleen producten die de vrouw voor zichzelf kocht.
De man betwist de hoogte van deze post. Volgens de man zitten hier ook uitgaven voor cadeaus bij.
De rechtbank gaat uit van het door de vrouw overgelegde kostenoverzicht van Ici Paris en houdt rekening met een bedrag van € 64,= per maand.
Zonnebank
De vrouw voert op een bedrag van € 6,70 per maand.
De man heeft deze post niet inhoudelijk betwist.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag van € 6,70 per maand.
Gezondheidswinkel
De vrouw voert een bedrag van € 19,= per maand op in verband met kosten voor huidproducten en homeopathie.
De man betwist deze post en stelt dat deze kosten reeds bij de boodschappen zijn meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat deze post reeds verdisconteerd is in de post boodschappen en de post parfumerie/drogist en houdt derhalve geen rekening met dit bedrag.
Manicure/pedicure
De vrouw voert op dat zij per maand € 67,95 uitgeeft en verwijst naar de door haar overgelegde bonnen.
De man betwist deze post bij gebrek aan onderbouwing. Bovendien is de vrouw zelf nagelstylist.
De rechtbank heeft geen bonnen aangetroffen die betrekking hebben op deze post. De rechtbank houdt rekening met en bedrag van € 25,= per maand aan kosten pedicure, nu de man niet heeft betwist dat de vrouw de pedicure bezoekt.
Cursus/opleiding en benodigdheden.
De vrouw voert een bedrag van op € 42,= en € 108,= per maand. Zij heeft haar massageopleiding inmiddels afgerond maar zal door de artrose in haar handen een nieuwe opleiding moeten gaan doen.
De man betwist deze post en betwist dat de vrouw artrose zou hebben. Als de vrouw een andere opleiding wil gaan doen, dan zal ze eerst moeten aantonen dat ze niet kan masseren en welke opleiding zij zal gaan doen.
De rechtbank houdt geen rekening met deze post. De massage opleiding heeft de vrouw afgerond en niet duidelijk is of en welke opleiding zij nog zal gaan doen. Bovendien is uit de overgelegde stukken gebleken dat zij de benodigdheden reeds heeft aangeschaft, zodat daar niet nogmaals rekening mee hoeft te worden gehouden.
Overige uitgaven
De posten WNF en bloemen zijn niet inhoudelijk betwist, zodat de rechtbank rekening houdt met een bedrag van € 2,= en € 18,58 per maand.
vervanging inboedel, huishoudelijke apparatuur
De rechtbank heeft deze post reeds meegenomen bij de post huishoudelijke apparatuur, zodat met deze post geen rekening wordt gehouden.
Auto
De vrouw voert een bedrag van € 200,= per maand op als reservering voor de auto.
De man betwist de hoogte van deze post.
De rechtbank houdt rekening met een bedrag aan vaste kosten voor afschrijving volgens het Nibud voor een compacte klasse van € 63,= per maand en variabele kosten van € 26,= per
maand.
Oudedagsvoorziening
De vrouw voert in totaal aan kosten op € 500,= per maand, aangezien zij tijdens het huwelijk geen pensioen heeft opgebouwd. Tijdens het huwelijk heeft de vrouw gespaard. De afgelopen periode heeft de vrouw geleefd van haar spaargeld, dus zij heeft geen voorziening meer. Het pensioen van de man was ook bedoeld als pensioen voor de vrouw.
De man betwist deze post en stelt dat er geen pensioenvoorziening is. Er is ook geen lijfrente. De overlijdensrisicoverzekering bedraagt € 11,= per maand.
De rechtbank overweegt dat voor de man zijn onderneming en het onroerend goed zijn oudedagsvoorziening vormt. Waren partijen niet gescheiden dan had de vrouw op deze wijze meegedeeld in de oudedagsvoorziening. Nu de vrouw nog geen oudedagsvoorziening heeft, is de rechtbank van oordeel dat met deze post rekening gehouden moet worden. De rechtbank houdt derhalve rekening met een bedrag van € 400,= per maand.
De rechtbank houdt geen rekening met de post overlijdensrisicoverzekering nu die reeds is meegenomen bij de post vaste uitgaven.
De rechtbank becijfert de totale behoefte van de vrouw op € 3.429,86 netto per maand, zijnde € 5.813,32 bruto per maand, uitgaande van een gemiddelde belastingdruk van 41%, en met ingang van 1 januari 2018 van € 2.929,86 netto per maand, zijnde € 4.965,86 bruto per maand.
Salaris
Partijen zijn het eens over het salaris van de man, conform de salarisstrook van december 2016.
De rechtbank houdt rekening met een bruto maandsalaris van € 4.659,=, te vermeerderen met een vakantietoeslag van 8%.
Opnames rekening-courant
De vrouw heeft gesteld dat met een bedrag van gemiddeld € 11.774,22 per jaar aan rekening-courant opnames rekening dient te worden gehouden bij de berekening van de draagkracht van de man.
De man stelt dat de rekening courant uitsluitend betrekking heeft op de rente in verband met de lening voor de aankoop van het pand aan de [adres pand B] , hierna “de [adres pand B] ”. De man betwist dat er bedragen aan het bedrijf via de rekening courant werden onttrokken waarvan partijen geleefd hebben. Uit de jaarstukken blijkt ook dat er geen financiële transacties hebben plaatsgevonden. De rekening courant betreft alleen de opgebouwde, niet betaalde, rentelasten. De door de vrouw overgelegde bonnen betreffen cadeaus van de ouders van de man.
De vrouw betwist dat de rekening courant uitsluitend betrekking heeft op de rente. Volgens haar zijn in dit bedrag ook nog andere boekingen begrepen. Partijen hebben geleefd van de rekening courant. Er is geen dividend uitgekeerd maar volgens de vrouw werden bedragen via de rekening courant aan het bedrijf onttrokken. Zij legt daartoe bonnen over.
De rekening courant bestond al voor de aankoop van de [adres pand B] , dus daar zitten de kosten van het huishouden in. Op 1 december 2011 bestond er al een rekening courantschuld van € 27.000,=. Deze dient in mindering gebracht te worden op de rekening courantschuld in 2015.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bijlage achter productie 17 (zijdens de man) blijkt dat er alleen rentebijschrijvingen hebben plaatsgevonden en dat niet is gebleken van enige opnames.
Pand [plaats appartement]
De man stelt dat het pand in [plaats appartement] € 500,= per maand aan huurinkomsten opbracht. Dit pand is inmiddels verkocht. De vrouw heeft dit erkend.
De rechtbank houdt geen rekening met de huurinkomsten van het pand in [plaats appartement] , aangezien dit pand is verkocht op 28 januari 2016.
Pand [adres pand B]
De man voert aan dat [adres pand B 1] en [adres pand B 2] worden verhuurd voor ieder
€ 800,= per maand. [adres pand B 3] staat momenteel leeg en wordt aangeboden voor € 1.500,= per maand. Voorheen ontving de man een huur van € 1.250,= per maand. De man is van mening dat ook rekening gehouden dient te worden met de rente die hij in verband met een lening voor de aankoop van de [adres pand B] heeft afgesloten. De huuropbrengsten worden besteed aan betaling van de rente ofwel aan de aflossing van de lening. De huurinkomsten van [adres pand B 3] en [adres pand B 1] worden op de spaarrekening van de man gereserveerd en de huurinkomsten van [adres pand B 2] worden direct aan de geldverstrekker doorbetaald. De man betwist dat er met de huuropbrengsten is geïnvesteerd. Voor het pand aan de [adres pand B] betaalt de man per jaar aan BSGW een bedrag van € 857,30 en aan verzekeringen een bedrag van € 945,=.
De vrouw betwist dat de lening is aangegaan voor de aankoop van de [adres pand B] . Er is nooit op deze lening afgelost. De lening staat los van de huurinkomsten. Er dient geen rekening gehouden te worden met de rente bij het berekenen van de inkomsten uit verhuur. De man heeft deze ook nooit opgevoerd bij de belastingdienst.
De vrouw gaat niet akkoord met een huur van € 800,= voor [adres pand B 1] , aangezien de huurovereenkomst ontbreekt. Verder dient rekening gehouden te worden met een huur voor [adres pand B 3] van € 1.500,= dan wel € 1.250,=, aangezien dit pand op korte termijn ook weer verhuurd zal worden.
Partijen hebben nooit afgelost, maar geleefd van de huuropbrengsten. Daarmee is ook de verbouwing van de [adres pand B] betaald; er is geïnvesteerd.
De rechtbank houdt rekening met de huurinkomsten als volgt:
- voor het pand aan de [adres pand B 1] een bedrag van € 800,= per maand;
- voor het pand aan de [adres pand B 2] een bedrag van € 800,= per maand;
- voor het pand aan de [adres pand B 3] een bedrag van € 1.250,= per maand, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de man in staat is dit pand binnen afzienbare tijd weer te verhuren.
Pand [adres pand A]
Partijen zijn het eens met de huuropbrengst van de [adres pand A] van € 710,= per maand met ingang van 1 april 2017.
De man stelt dat hij voor het pand aan de [adres pand A] per jaar een bedrag aan BSGW betaalt van € 746,= en aan verzekeringen een bedrag van € 874,=. Deze bedragen zijn door de vrouw niet betwist.
De man stelt dat hij in verband met de aanschaf van dit pand een lening is aangegaan bij [A] BV waarop hij dient af te lossen. De schuld bedraagt € 95.000,=.
De man stelt dat hij de huuropbrengsten niet ontvangt maar dat deze rechtstreeks naar de geldverstrekker [A] BV vloeien.
De man stelt dat dit pand geen belegging betreft maar dat hij het heeft aangeschaft voor de vrouw. Bij verkoop zal de man verlies leiden.
De vrouw betwist dat de huurinkomsten worden aangewend voor de aflossing van de lening. Verder betwist de vrouw dat het pand voor haar is aangekocht.
Uit de door de man overgelegde stukken blijkt uit productie 13 dat de man de huur voor de [adres pand B 3] en de huur van [adres pand B 1] op zijn rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ontvangt. Verder blijkt uit de door de man overgelegde huurcontracten voor [adres pand B 2] en de [adres pand A] dat deze huur op de bankrekening [rekeningnummer 2] t.n.v. [de man] binnenkomt. De rechtbank gaat er dus vanuit dat de man alle huurinkomsten op zijn eigen bankrekening ontvangt. Niet is gebleken van aflossing van schulden dan wel rentebetalingen. De rechtbank houdt derhalve rekening met deze huurinkomsten. Bij de huur voor de [adres pand A] 7 houdt de rechtbank rekening met een maandlast van € 135,= en bij de [adres pand B] met een maandlast van € 150,19 (beiden in verband met BSGW en verzekeringen).
Rendement op vermogen
De vrouw stelt dat met een rendement op vermogen rekening dient te worden gehouden, waarbij de vrouw uitgaat van het in de aangifte IB opgenomen vermogen van € 129.823,-
De man stelt dat het vermogen niet rendeert en aangewend dient te worden ter aflossing van de schuld.
De rechtbank is van oordeel dat hier geen rekening mee dient te worden gehouden, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat spaartegoeden momenteel geen rendement opleveren.
Winst
De vrouw voert aan dat bij de berekening van de draagkracht van de man ook rekening dient te worden gehouden met de winst uit onderneming. De vrouw kan niet aangeven met welk bedrag rekening dient te worden gehouden, nu zij niet beschikt over een geconsolideerd kasstroomoverzicht.
De man stelt dat hij niet in staat is in overwegende mate te bepalen welk bedrag uit de BV kan worden onttrokken.
De rechtbank is van oordeel dat de man ten aanzien van zijn Holding wel kan bepalen welk bedrag hij kan onttrekken. De cijfers van 2015 en 2016 zijn daarvoor van belang en dienen in het geding gebracht te worden. De rechtbank zal evenwel geen rekening houden met de winst uit onderneming, nu bij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vastgesteld dient te worden of sprake is van opgepotte winsten die bij de verrekening in aanmerking moeten worden genomen. De rechtbank verwijst naar het onder 2.6. overwogene.
Ziektekosten
De ziektekosten, ten bedrage van € 157,80 per maand zijn niet betwist.
Huur
De man voert een huur op van € 800,= per maand, zijnde zijn aandeel in de totale huur van € 1.050,=, aangezien zijn partner een lager inkomen heeft.
De vrouw betwist dit bij gebrek aan wetenschap en is van mening dat slechts met de helft rekening dient te worden gehouden.
De rechtbank overweegt als volgt:
Nu de man geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zijn partner een aanmerkelijk lager inkomen verdient, zal de rechtbank de man niet volgen in zijn stelling en rekening houden met de helft van de huur, zijnde € 525,= per maand.
De rechtbank becijfert het netto besteedbaar inkomen van de man, inclusief huurinkomsten, op € 6.533,= per maand.
Uitgaande van de draagkrachttabel, 70%(NBI-(0,3xNBI+905))), becijfert de rechtbank draagkracht aan de zijde van de man om een kinderbijdrage te voldoen van € 2.568,= per maand. Aan de vrouw rekent de rechtbank geen draagkracht toe.
Nu de man volledig kan voorzien in de behoefte van [minderjarig kind] , kan hij aanspraak maken op de volledige zorgkorting. Gelet op de vastgestelde zorgregeling houdt de rechtbank rekening met een zorgkorting van 25%, zijnde € 224,= per maand. De rechtbank zal derhalve aan de man een kinderbijdrage opleggen van € 671,= per maand.
Voor de vrouw kan de man bijdragen een bedrag van € 3.656,= per maand.
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat de man nog met reageren op de door de vrouw bij haar zelfstandig verzoek d.d. 18 mei 2017 overgelegde producties. Indien de rechtbank – na de reactie van de man – tot het oordeel komt dat de alimentatie ten behoeve van de vrouw en [minderjarig kind] op een lager bedrag moet worden vastgesteld zal de rechtbank de alimentatie met ingang van de ingangsdatum aanpassen.