ECLI:NL:RBLIM:2017:10772

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
4704 5636322 cv expl 17-385
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken aan de voordeur en de vraag naar kwalitatieve rechten

In deze zaak vordert de eisende partij, die een woning heeft gekocht van Weller Wonen, schadevergoeding van de gedaagde partij, een BV die kunststof kozijnen en deuren heeft geplaatst. De eisende partij heeft problemen geconstateerd met de voordeur, die in 2006 door de gedaagde partij is geplaatst. Na herhaaldelijke verzoeken om herstel of vervanging van de deur, heeft de gedaagde partij geen actie ondernomen. De eisende partij heeft uiteindelijk vervangende schadevergoeding gevorderd, omdat de gedaagde partij niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een kwalitatief recht, wat betekent dat de eisende partij de contractuele rechten heeft verkregen die voortvloeien uit de overeenkomst met Weller Wonen. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 713,90, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5636322 \ CV EXPL 17-385
Vonnis van de kantonrechter van 8 november 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.H. Tolenaars,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.J.A. van Dinter.
Partijen worden hierna genoemd [eisende partij] en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek
  • de akte overleggen producties van [eisende partij]
  • de akte uitlatingen van [gedaagde partij]
  • de brief d.d. 26 september 2017 van [eisende partij]
  • de e-mail d.d. 28 september 2017 van de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft vanaf medio 2005 de woning aan de [adres eisende partij] ,
te [woonplaats eisende partij] gehuurd van Stichting Weller Wonen (hierna: Weller Wonen).
2.2.
In 2006 heeft [gedaagde partij] in opdracht van Weller Wonen deze woning voorzien van kunststof kozijnen en deuren.
2.3.
In december 2007 heeft [eisende partij] deze woning gekocht van Weller Wonen.
In artikel 4 van de leveringsakte is opgenomen (voor zover hier van belang):
“(..) Alle aanspraken die verkoper ten aanzien van het verkochte kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwer(s), (onder)aannemer(s), installateur(s) en leverancier(s) gaan hierbij over op koper. Voor zover deze aanspraken niet kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 6:251 Burgerlijk Wetboek is verkoper verplicht op eerste verzoek van koper aan een overdracht mee te werken. Verkoper is tevens verplicht garantiebewijzen welke met betrekking tot het verkochte mochten bestaan aan koper te overhandigen en alles te doen wat nodig is om deze ten name van koper te doen stellen.”
2.4.
In maart 2014 heeft [eisende partij] problemen geconstateerd met betrekking tot de door [gedaagde partij] geplaatste voordeur. Er is sprake van schade aan het deurpaneel (zwelling aan de binnenzijde).
2.5.
[eisende partij] heeft hierover geklaagd bij Weller Wonen.
Weller Wonen heeft aan [eisende partij] laten weten dat er sprake is van een garantie welke loopt tot 14 augustus 2016 en dat [eisende partij] zich hiervoor kan wenden tot [gedaagde partij] .
2.6.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] meerdere malen verzocht tot herstel of vervanging van de deur over te gaan. [gedaagde partij] heeft steeds laten weten in afwachting te zijn van bericht van zijn leverancier.
2.7.
In oktober 2015 laat [gedaagde partij] aan [eisende partij] weten dat met de leverancier overeenstemming is bereikt en dat een deurpaneel geleverd en gemonteerd zal worden.
[eisende partij] heeft meerdere malen aan [gedaagde partij] gevraagd wanneer het deurpaneel geleverd gaat worden. [gedaagde partij] laat daarop weten dat levering zal plaatsvinden in het voorjaar van 2016.
2.8.
Bij brief van 23 november 2016 laat [eisende partij] aan [gedaagde partij] weten dat in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding gevorderd wordt, omdat [gedaagde partij] geen duidelijkheid geeft over de vraag wanneer vervanging van het deurpaneel zal geschieden en [gedaagde partij] geen bewijs van bestelling van het deurpaneel bij de leverancier heeft verstrekt.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert (na eiswijziging) – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] :
primair
- tot betaling van vervangende schadevergoeding van € 1.906,96, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 286,04;
subsidiair
- tot betaling van vervangende schadevergoeding van € 713,90, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 107,09;
meer subsidiair
- tot vervanging dan wel herstel van de deur en het kozijn.
3.2.
[eisende partij] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het recht dat Weller Wonen heeft op [gedaagde partij] (voortvloeiend uit de overeenkomst tussen [gedaagde partij] en Weller Wonen) is overgegaan op [eisende partij] . Er is aldus sprake van een kwalitatief recht. Gezien de gebreken aan de voordeur van [eisende partij] is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [gedaagde partij] . [eisende partij] maakt aanspraak op (onder meer) vervangende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of er sprake is van een kwalitatief recht zoals bedoeld in artikel 6:251 BW. [eisende partij] stelt zich - anders dan [gedaagde partij] - op het standpunt dat er sprake is van een kwalitatief recht.
4.2.
De kantonrechter stelt het navolgende voorop.
Het eerste lid van art. 6:251 BW luidt:
"Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt."
Dit artikel bevat een wettelijke uitzondering op het beginsel dat overeenkomsten uitsluitend rechten en verplichtingen kunnen meebrengen voor partijen. Degene die onder bijzondere titel (in casu door overdracht) een goed verkrijgt, verkrijgt soms ook bepaalde met dit goed verband houdende contractuele rechten.
Een recht gaat met een goed mee over, als aan drie vereisten is voldaan:
1. Het recht vloeit voort uit overeenkomst.
2. Het recht is voor overgang vatbaar.
3. Het recht is kwalitatief, d.w.z. het staat in een zodanig verband met het goed, dat de schuldeiser bij dat recht slechts belang heeft zolang hij het goed behoudt (b.v. recht op onderhoud van een bepaalde auto). De term ‘kwalitatief’ verwijst naar de kwaliteit van rechthebbende op het bewuste goed.
Als aan de genoemde vereisten is voldaan, gaat het recht van rechtswege - dus zonder dat daartoe nadere handelingen van partijen nodig zijn - op de verkrijger van het goed over.
4.3.
Met [eisende partij] is de kantonrechter van oordeel dat voldaan is aan voormelde vereisten. Zij overweegt daartoe als volgt.
1. Het recht vloeit voort uit overeenkomst
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat niet voldaan is aan dit vereiste, omdat het recht tot betaling van vervangende schadevergoeding geen recht is dat voortvloeit uit een overeenkomst, maar zijn oorzaak vindt in een omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW. De kantonrechter kan [gedaagde partij] hierin niet volgen. Met [eisende partij] is de kantonrechter van oordeel dat kwalitatieve rechten niet alleen de bedongen prestaties omvat die het object zijn van de overeenkomst, maar ook rechten wegens niet-nakoming, zoals thans aan de orde het recht op vervangende schadevergoeding. Het feit dat een omzettingsverklaring vereist is voor het vorderen van vervangende schadevergoeding maakt niet dat het recht niet voortvloeit uit de overeenkomst.
2. Het recht is voor overgang vatbaar
Volgens [gedaagde partij] is het recht niet voor overgang vatbaar, omdat de aard van het vorderingsrecht zich daartegen verzet. Hierbij voert [gedaagde partij] aan dat Weller Wonen en zij een integrale regeling aan het treffen zijn met betrekking tot alle woningen.
De kantonrechter kan [gedaagde partij] ook hierin niet volgen. Er is immers geen sprake van een beding tussen Weller Wonen en [gedaagde partij] waarin overgang wordt uitgesloten. Daarnaast is het Weller Wonen zelf (zie productie 3 bij dagvaarding) die [eisende partij] erop heeft gewezen zich te wenden tot [gedaagde partij] , hetgeen ook in de lijn ligt met hetgeen [eisende partij] en Weller Wonen hebben afgesproken zoals blijkt uit het hiervoor geciteerde artikel 4 van de leveringsakte. Dat het recht niet voor overgang vatbaar is, omdat de aard van het vorderingsrecht (volgens [gedaagde partij] ) zich daartegen verzet, is de kantonrechter dan ook niet gebleken.
3. Het recht is kwalitatief
Volgens [gedaagde partij] is niet voldaan aan dit vereiste, omdat Weller Wonen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid er belang bij heeft - gelet op het treffen van een integrale regeling - dat zij haar vorderingsrecht behoudt. Ook hierin kan de kantonrechter [gedaagde partij] niet volgen, omdat enerzijds de onderbouwing daarvan ontbreekt en anderzijds zoals hiervoor overwogen Weller Wonen zelf [eisende partij] heeft doorverwezen naar [gedaagde partij] .
4.4.
De conclusie van al het voorgaande is dat er sprake is van een kwalitatief recht. Dit betekent dan ook dat [eisende partij] de met de woning verband houdende contractuele rechten heeft verkregen (zoals in casu met betrekking tot de voordeur). [eisende partij] is dan ook – anders dan [gedaagde partij] betoogt – ontvankelijk in zijn vordering. Aan de door [gedaagde partij] gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweren gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
4.5.
Dat [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de schade aan de voordeur van [eisende partij] is niet in geschil, zodat dit vast staat.
4.6.
Voor zover [gedaagde partij] betwist dat er sprake is van een omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij. Bij brief van 23 november 2016 heeft [eisende partij] immers een omzettingsverklaring doen uitgaan (zie punt 2.8).
4.7.
Partijen zijn in geschil over de hoogte van de schadevergoeding.
[eisende partij] vordert primair een bedrag van € 1.906,96 aan schadevergoeding.
Bij de totstandkoming van dit bedrag is rekening gehouden met vervanging van de deur (het deurpaneel) en de kozijnen om kleurverschil te voorkomen. Ter onderbouwing hiervan verwijst [eisende partij] naar een offerte van [Y] Ramen en Deuren en een e-mail van dit bedrijf van 21 september 2016. Subsidiair vordert [eisende partij] een bedrag van
€ 713,90 zijnde de vergoeding voor de kosten van (alleen) het deurpaneel.
Hiertegen heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat [eisende partij] de noodzaak van gehele vervanging van zowel de deur als kozijnen niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd.
4.8.
De kantonrechter is met [gedaagde partij] van oordeel dat de noodzaak van gehele vervanging van deur en kozijnen niet is gebleken. [Y] Ramen en Deuren heeft bij voormelde e-mail enkel laten weten dat er bij plaatsing van alleen een nieuw deurpaneel kleurverschil kan optreden. Dat er daadwerkelijk sprake zal zijn van enig kleurverschil is hiermee onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 713,90 toewijzen, zijnde de vergoeding voor de kosten van het deurpaneel. Daarbij overweegt de kantonrechter dat zij de laatste akte van [gedaagde partij] voor zover de inhoud daarvan niet ziet op de productie van [eisende partij] , bij de beoordeling buiten beschouwing heeft gelaten. Het was [gedaagde partij] immers in dat stadium van de procedure niet meer toegestaan om nieuwe stellingen in te nemen. Zij mocht slechts reageren op de productie.
4.9.
De gevorderde onweersproken rente zal eveneens toegewezen worden.
4.10.
[eisende partij] maakt daarnaast aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde incassokosten van € 107,09 liggen dan ook voor toewijzing gereed.
4.11.
De subsidiaire vordering van [eisende partij] ligt dan ook integraal voor toewijzing gereed. De kantonrechter komt dan ook niet meer toe aan beoordeling van de meer subsidiaire vordering.
4.12.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,83
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 526,83
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 820,99, vermeerderd met de wettelijke rente over € 713,90 vanaf 8 december 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 526,83,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: no
coll: sm