Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 9 augustus 2017;
- de nadere conclusie na dupliek;
- de antwoord conclusie gedaagde.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Direct Pay Services B.V. (DPS) en een gedaagde partij. DPS vorderde betaling van € 1.222,52 van de gedaagde partij, die volgens DPS onbetaald gelaten facturen had. De gedaagde partij betwistte echter dat er een overeenkomst tot stand was gekomen met DPS of de eerdere partijen Euphony Nederland B.V. en Mobicross B.V. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verbintenis van de gedaagde partij niet kan worden vastgesteld op basis van de in het geding gebrachte stukken. Dit leidde tot de conclusie dat er geen rechtens afdwingbare overeenkomst was ontstaan tussen de partijen. De kantonrechter heeft de vordering van DPS afgewezen en DPS veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 250,00.
De zaak draait om de vraag of er voldoende wilsovereenstemming was tussen DPS en de gedaagde partij, en of de essentiële elementen van de overeenkomst, zoals de prijs, voldoende bepaalbaar waren. De kantonrechter heeft benadrukt dat het op DPS rustte om te bewijzen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, maar dat dit niet is gelukt. De rechter heeft de argumenten van DPS niet overtuigend genoeg geacht om de vordering te honoreren, wat resulteerde in de afwijzing van de vordering en de veroordeling in de proceskosten.