ECLI:NL:RBLIM:2017:10722

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
5654923 cv expl 17-604
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van waardeoverdracht pensioen door Pensioenfonds Sabic

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 november 2017, hebben drie eisende partijen, allen voormalig werknemers van DSM/SABIC, een vordering ingesteld tegen Pensioenfonds Sabic. De eisende partijen, die hun pensioenrechten hadden opgebouwd, waren het niet eens met de door het pensioenfonds doorgevoerde wijziging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. De kantonrechter oordeelt dat de waardeoverdracht die door Pensioenfonds Sabic is doorgevoerd, nietig is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 83 van de Pensioenwet, dat bepaalt dat een deelnemer bezwaar kan maken tegen een collectieve waardeoverdracht. De eisende partijen hadden bezwaar gemaakt, maar het pensioenfonds heeft desondanks de waardeoverdracht doorgevoerd. De kantonrechter concludeert dat de aanspraken op ouderdomspensioen worden aangetast wanneer de ingangsdatum van het pensioen vervroegd wordt naar 65 jaar, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisende partijen toe en veroordeelt Pensioenfonds Sabic om de waardeoverdracht terug te draaien zonder financieel verlies voor de eisende partijen. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van de eisende partijen vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5654923 \ CV EXPL 17-604
Zaaknummer: 5649162 \ CV EXPL 17-520
Zaaknummer: 5649141 \ CV EXPL 17-519
Vonnis van de kantonrechter van 8 november 2017
in de zaken van:
[eisende partij 1],
wonend te [woonplaats eisende partij 1] ,
eisende partij,
gedaagde partij in het incident tot voeging,
gemachtigde DAS Rechtsbijstand, mr. C.H.J. Voncken,
[eisende partij 2] ,
wonend te [woonplaats eisende partij 2] ,
eisende partij,
gedaagde partij in het incident tot voeging,
gemachtigde DAS Rechtsbijstand, mr C.H.J. Voncken, en
[eisende partij 3] ,
wonend te [woonplaats eisende partij 3] ,
eisende partij,
gedaagde partij in het incident tot voeging,
gemachtigde SRK Rechtsbijstand, mr. A.F. Wilson,
tegen:
de stichting STICHTING PENSIOENFONDS SABIC,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde partij,
eisende partij in het incident tot voeging,
gemachtigde mr. R.M.J.M. de Greef.
Partijen worden hierna [eisende partij 1] , [eisende partij 2] , [eisende partij 3] en Pensioenfonds Sabic genoemd

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens incident tot voeging
  • de conclusie van [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] tot antwoord in het incident
  • het vonnis in het incident tot voeging
  • de conclusie van repliek in de hoofdzaak van [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3]
  • de conclusie van dupliek
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op 10 oktober 2017 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij 1] , geboren op [geboortedag eisende partij 1] 1956 is op 1 juli 1974 in dienst getreden bij DSM/SABIC en was laatstelijk werkzaam in de functie van Technical Service Engineer. [eisende partij 1] heeft gewerkt tot 1 juli 2014. Tot de arbeidsvoorwaarden behoorde een pensioenregeling die werd uitgevoerd door Pensioenfonds Sabic.
2.2.
[eisende partij 2] , geboren op [geboortedag eisende partij 2] 1955 is op 13 september1976 in dienst getreden bij DSM/SABIC en was laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker expert team/commercieel assistent. [eisende partij 2] heeft gewerkt tot 1 juli 2014. Tot de arbeidsvoorwaarden behoorde een pensioenregeling die werd uitgevoerd door Pensioenfonds Sabic.
2.3.
[eisende partij 3] , geboren op [geboortedag eisende partij 3] 1955 is op 1 maart 1978 in dienst getreden bij DSM/SABIC en heeft gewerkt tot 1 juli 2014. Tot de arbeidsvoorwaarden behoorde een pensioenregeling die werd uitgevoerd door Pensioenfonds Sabic.
2.4.
[eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] zijn op 1 juli 2014 door Sabic ontslagen. Op grond van de tot de arbeidsvoorwaarden behorende pensioenregeling hadden zij recht op pensioen bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd. Bij brief van Pensioenfonds Sabic van 19 november 2015 werden zij geïnformeerd dat Pensioenfonds Sabic de opgebouwde pensioenaanspraken via een collectieve waardeoverdracht zou omrekenen naar pensioenaanspraken met ingangsleeftijd 67 jaar, daarbij werd de keuzemogelijkheid geboden hier niet mee akkoord te gaan. [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] hebben bezwaar gemaakt tegen de omrekening. Ondanks de bezwaren heeft Pensioenfonds Sabic besloten de pensioenaanspraken toch om te rekenen naar pensioenaanspraken met een ingangsleeftijd van 67 jaar.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] vorderen ieder voor zich – samengevat –
primair: te oordelen dat de waardeoverdracht nietig is, Pensioenfonds Sabic deze waardeoverdracht niet mag doorvoeren en voor het geval dit al is geschied, Pensioenfonds Sabic de waardeoverdracht zonder financieel verlies voor [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] moet terugdraaien naar de pensioenaanspraken per 31 december 2015 met vergoeding van eventueel gemiste indexatie, rente of anderszins financieel verlies vanaf 1 januari 2016 tot het moment van terugdraaien en
subsidiair: te oordelen dat Pensioenfonds Sabic dient te garanderen dat voor [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] de omrekenfactoren gelijk blijven bij de huidige omrekening per 1 januari 2016 en bij de omrekening ten tijde van het ingaan van het pensioen van [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] met 65 jaar,
met veroordeling van Pensioenfonds Sabic in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
Pensioenfonds Sabic voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat van collectieve waardeoverdracht op grond van artikel 83 lid 1 aanhef en onder c van de Pensioenwet, verder PW te noemen, sprake is in geval een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst en de waardeoverdracht ertoe strekt bij dezelfde pensioenuitvoerder pensioenaanspraken of pensioenrechten te verwerven overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst; dit is de zogenaamde interne collectieve waardeoverdracht.
4.2.
Bij collectieve waardeoverdracht op grond van artikel 83 geldt een individuele bezwaarmogelijkheid voor de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of andere aanspraakgerechtigden. Indien een deelnemer bezwaar maakt tegen de collectieve waardeoverdracht, dan heeft dit tot gevolg dat zijn individuele aanspraken of rechten niet kunnen worden overgedragen. Op grond van genoemde dwingendrechtelijke bepaling in de PW stellen [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] zich op het standpunt dat de interne collectieve waardeoverdracht die Pensioenfonds Sabic heeft doorgevoerd ondanks de bezwaren van [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] , nietig is.
4.3.
Pensioenfonds Sabic heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat in de onderhavige situatie sprake is van een wijziging - verhoging - van de pensioenleeftijd met een collectief actuariële herrekening van de hoogte van het pensioen naar de nieuwe ingangsdatum, wat volgens de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 januari 2013 (Kamerstukken I 2012/13, 33 290, N) geen vorm van waardeoverdracht is, omdat de aanspraken materieel niet wijzigen:
‘Bij het collectief actuarieel herrekenen van aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake is van een aantasting van pensioenaanspraken. Het proces van waardeoverdracht en de instemming van individuele deelnemers, zoals dat geregeld is in de Pensioenwet, is dan ook niet aan de orde’.
De opvatting van de staatssecretaris is volgens Asser/Lutjens 7-XI 2016/793 houdbaar wanneer de wijziging van de pensioeningangsdatum niet als een wijziging van de pensioenovereenkomst en niet als een wijziging van opgebouwde aanspraken wordt gezien. Dit is zo te zien, aldus Asser/Lutjens, indien de werknemer het recht heeft de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen (naar de oorspronkelijke leeftijd) en het nominale pensioenbedrag dan gelijk zal zijn aan het bedrag voor de verhoging van de pensioenleeftijd.
4.4.
Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval echter geen sprake. Pensioenfonds Sabic heeft immers aangegeven dat bij de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar het ouderdomspensioen omhoog gaat omdat er een kortere uitkeringsperiode resteert. Om de onderlinge verhouding tussen de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen weer in balans te brengen wordt een stukje van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen aangewend om de waarde van het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen op te hogen. Actuarieel bezien zal de waarde van de totale aanspraken dus wel gelijk zijn, maar de aanspraken op ouderdomspensioen worden in dat geval wel aangetast wanneer de ingangsdatum van het pensioen weer wordt vervroegd naar 65 jaar. Dat kan op grond van artikel 83 PW alleen als de deelnemer hier geen bezwaar tegen maakt. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de vorderingen van [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] moeten worden toegewezen nu Pensioenfonds Sabic heeft gehandeld in strijd met artikel 83 PW.
4.5.
De kantonrechter vindt extra steun voor het oordeel dat het collectief actuarieel herrekenen van aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd in strijd is met artikel 83 PW in het feit dat de staatssecretaris op 29 augustus 2017 een wetsvoorstel (Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 2) heeft ingediend waarin wordt voorgesteld artikel 83 PW te wijzigen, in die zin dat het individuele bezwaarrecht komt te vervallen voor zover de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten of beroepspensioenregeling inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een fiscale pensioenrichtleeftijd. Met andere woorden; ook de staatssecretaris heeft inmiddels onderkend dat op basis van de huidige wetgeving sprake is van waardeoverdracht in de zin van artikel 83 PW.
4.6.
Bij de beoordeling van de vraag of de gevorderde buitengerechtelijke (incasso-) kosten voor vergoeding in aanmerking komen, hanteert de kantonrechter het uitgangspunt, dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Bij afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Pensioenfonds Sabic zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten aan de zijde van [eisende partij 3] worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,36
  • griffierecht 78,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 779,36
De kosten aan de zijde van [eisende partij 1] en [eisende partij 2] worden begroot op:
  • dagvaarding € 198,94
  • griffierecht 156,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 954,94
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart dat de door Pensioenfonds Sabic doorgevoerde waardeoverdracht nietig is,
5.2.
bepaalt dat Pensioenfonds Sabic deze waardeoverdracht niet mag doorvoeren en voor het geval dit al is geschied, dat Pensioenfonds Sabic de waardeoverdracht zonder financieel verlies voor [eisende partij 1] , [eisende partij 2] en [eisende partij 3] terugdraait naar de pensioenaanspraken per 31 december 2015 met vergoeding van eventueel gemiste indexatie, rente of anderszins financieel verlies vanaf 1 januari 2016 tot het moment van terugdraaien,
5.3.
veroordeelt Pensioenfonds Sabic in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot aan de zijde van [eisende partij 1] en [eisende partij 2] op € 954,94 en aan de zijde van [eisende partij 3] op € 779,36,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: