ECLI:NL:RBLIM:2017:1061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
04 5447725 16 9894
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten in een handelstransactie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] INTERNATIONAL B.V. (eisende partij) en [gedaagde partij] h.o.d.n. [X] (gedaagde partij). De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 63,59, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een te laat betaalde huurprijs. De gedaagde partij had een kantoorunit gehuurd van de eisende partij en was naast de huurprijs ook een bedrag verschuldigd voor contributie aan het business centrum Roermond.

De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de huurprijs niet tijdig had voldaan en dat de eisende partij gerechtigd was om buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen als een handelsovereenkomst kan worden aangemerkt, waardoor de eisende partij recht had op een minimumbedrag aan incassokosten.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de gevorderde rente over het bedrag van € 63,59 vanaf 29 september 2016. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 262,27 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5447725 \ CV EXPL 16-9894
Vonnis van de kantonrechter van 8 februari 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde Bill Incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde partij] h.o.d.n. [X],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] huurt van [eisende partij] een kantoorunit in het business centrum Roermond. De maandelijks te betalen huurprijs bedraagt € 363,00 inclusief btw. Daarnaast is [gedaagde partij] maandelijks een bedrag van € 142,10 verschuldigd ter zake van contributie BC Roermond.
2.2.
Bij factuur van 3 juni 2016 met nummer INV0138 heeft [eisende partij] een bedrag van € 363,00 bij [gedaagde partij] in rekening gebracht.
2.3.
Bij factuur van 3 juni 2016 met nummer INV0139 heeft [eisende partij] een bedrag van € 142,10 bij [gedaagde partij] in rekening gebracht.
2.4.
Op 6 september 2016 heeft [eisende partij] een creditfactuur ad € 66,55 ten aanzien van de factuur met nummer 0139 opgesteld.
2.5.
Op 8 september 2016 ontvangt [eisende partij] een bedrag van € 438,55 van [gedaagde partij] .

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 63,59, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag de door [gedaagde partij] te laat betaalde factuur met nummer INV0138. De huurprijs is conform huurovereenkomst bij vooruitbetaling verschuldigd vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben. [gedaagde partij] heeft de huurprijs eerst op 8 september 2016 voldaan.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat [eisende partij] niet voldaan heeft aan de vereisten om buitengerechtelijke incassokosten in rekening te mogen brengen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn in geschil over de vraag of [eisende partij] gerechtigd was tot het in rekening brengen van incassokosten.
4.2.
De factuur met nummer INV0139 ad € 142,10 is na de creditfactuur van 6 september 2016 kennelijk juist en door [gedaagde partij] geaccepteerd, nu op 8 september 2016 betaling heeft plaatsgevonden. De factuur met nummer INV0139 is thans dan ook niet in geschil.
4.3.
Factuur INV0139 was in beginsel onjuist, waarover partijen hebben gecommuniceerd. Als gevolg hiervan heeft [gedaagde partij] de betaling van zowel de factuur met nummer INV0138 als die met nummer INV0139 achtergehouden. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] vervolgens op betaling aangesproken en buitengerechtelijke incassokosten aangezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter was [gedaagde partij] niet gerechtigd de betaling van de (juiste) factuur met nummer INV0138 achter te houden. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] dan ook terecht op betaling aangesproken.
4.4.
[eisende partij] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De overeenkomst die aan deze vordering ten grondslag ligt is gesloten tussen een rechtspersoon en een natuurlijk persoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en is aldus aan te merken als een handelsovereenkomst. In geval van handelstransacties is een minimumbedrag van € 40,00 aan incassokosten verschuldigd, zonder dat er een aanmaning dient te worden verstuurd. Dit bedrag is verschuldigd zodra de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Een schuldeiser hoeft daarbij niet aan te tonen dat hij incassokosten heeft gemaakt. De normering van incassokosten zoals is uitgewerkt in het besluit geldt ook voor handelstransacties. Nu de uiterste dag van betaling van de factuur met nummer INV0138 is verstreken, immers diende de huur vóór of op de eerste te zijn voldaan, is [gedaagde partij] incassokosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde rente zal worden toegewezen over een bedrag van € 63,59 vanaf 29 september 2016, daar voor toewijzing van rente over een hoger bedrag en vanaf een eerdere datum geen grondslag aanwezig is.
4.6.
[gedaagde partij] vordert in reconventie betaling van gemaakte kosten. Deze vordering is niet aangemerkt als een vordering in reconventie als bedoeld in artikel 136 Rv, nu een proceskostenveroordeling standaard in een vonnis hoort.
4.7.
Het overige door [gedaagde partij] aangevoerde komt niet voor beoordeling in aanmerking nu dit geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige geschil en evenmin een vordering in reconventie op dit punt/deze punten is ingesteld.
4.8.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kantonrechter ziet daarbij geen aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke forfaitaire tarief. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,27
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 262,27
4.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 63,59, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 262,27,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: