ECLI:NL:RBLIM:2017:10444
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Transitievergoeding en arbeidsongeschiktheid in het arbeidsrecht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, de Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg, over de hoogte van de transitievergoeding na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster, die sinds 1997 in dienst was, had een dienstverband van 25 uur per week en een tijdelijke arbeidsovereenkomst van 11 uur per week voor een periode van zes maanden. Na arbeidsongeschiktheid vanaf januari 2015 ontving zij een WGA-uitkering en werd haar arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 september 2017, na toestemming van het UWV.
De werkneemster stelt dat de transitievergoeding berekend moet worden op basis van een arbeidsomvang van 36 uur per week, omdat er feitelijk sprake zou zijn van urenuitbreiding van haar functie. De kantonrechter oordeelt echter dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst niet meetelt voor de berekening van de transitievergoeding, omdat deze was ingegeven door een reorganisatie en projectmatige werkzaamheden van tijdelijke aard. De kantonrechter wijst het verzoek van de werkneemster af en stelt dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van het laatstelijk overeengekomen loon van 25 uur per week.
De beslissing van de kantonrechter is dat de werkneemster in het ongelijk wordt gesteld en dat zij de proceskosten moet vergoeden aan de Zorggroep. De uitspraak benadrukt het belang van de overeengekomen arbeidsduur bij de berekening van de transitievergoeding en de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de hoogte van deze vergoeding.