In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, de man, gedaagde, in kort geding gedagvaard om hem te veroordelen de woning te verlaten na het beëindigen van hun affectieve relatie. De vrouw is eigenaar van de woning en stelt dat de man zonder recht of titel in haar woning verblijft. De man betwist dit en beroept zich op een schriftelijke overeenkomst die volgens hem is aangegaan, waarin is afgesproken dat hij in de woning mag blijven totdat hij andere woonruimte heeft gevonden. De vrouw betwist het bestaan van deze overeenkomst en stelt dat de man eerder afspraken om te vertrekken niet is nagekomen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De man heeft niet aangetoond dat hij recht heeft om in de woning te verblijven, en de vrouw heeft meerdere keren verzocht om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw toe, maar geeft de man een termijn van zeven dagen om de woning te verlaten, in plaats van de door de vrouw gevorderde 24 uur. Tevens wordt een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd voor het geval de man niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00.
De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.M. Etman op 20 oktober 2017.