ECLI:NL:RBLIM:2017:10436

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
6312415 CV EXPL 17-6944
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding tegen werkgever en vermeende opvolger door overgang van onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] een loonvordering heeft ingesteld tegen zijn werkgever Match International B.V. en de vermeende opvolger Labourflex B.V. De eiser, die sinds 2004 in dienst is bij Match, vorderde betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag, en stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming op 1 april 2017, waardoor Labourflex verantwoordelijk zou zijn voor zijn loon. Match betwistte deze overgang en stelde dat de verplichtingen jegens [eiser] op Labourflex rusten. Labourflex ontkende de overname en stelde dat slechts een beperkt aantal medewerkers van Match in dienst zijn genomen. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende zekerheid was dat er daadwerkelijk sprake was van een overgang van onderneming. Hierdoor werd de vordering jegens Labourflex afgewezen en werd Match veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden aan Match opgelegd, terwijl de kosten tussen [eiser] en Labourflex werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers bij een overgang van onderneming en de noodzaak voor werkgevers om duidelijkheid te verschaffen over hun verantwoordelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 6312415 CV EXPL 17-6944
Vonnis van 25 oktober 2017
in het kort geding van
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G. van Eupen
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MATCH INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gemachtigden mrs. H. Willems en A.J. Exterkate
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LABOURFLEX B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gemachtigde mrs. I.M. ten Oever en J.D.M. Oude Grote Bevelsborg.
Partijen zullen hierna [eiser] , Match en Labourflex genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 20 september 2017
  • de op 12 oktober 2017 van de zijde van Labourflex ter griffie ontvangen producties
  • de conclusie van antwoord van de zijde van Match, ontvangen ter griffie op 13 oktober 2017
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 16 oktober 2017, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigden van Match en Labourflex aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Match exploiteert een uitzend- en detacheringsbureau en houdt zich tevens bezig met aanneming van werk in de ruimste zin van het woord.
2.2.
Vanaf 30 december 2010 vormen de heer [naam bestuurder] (verder te noemen: [naam bestuurder] ) en Bella Participaties B.V. (verder te noemen: Bella) feitelijk het bestuur van Match. Daaraan voorafgaand was alléén [naam bestuurder] de feitelijke bestuurder van Match.
2.3.
[eiser] is sinds 26 januari 2004 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van Match voor 40 uur per week, waarbij hij gedurende vrijwel het hele dienstverband is uitgeleend aan Bovitec Bouwchemie te Geleen in de functie van betontimmerman.
2.4.
De laatste loonspecificatie die [eiser] heeft ontvangen is die over week 25 (19 t/m 25 juni) van 2017 (productie 2 bij exploot). Vanaf 1 juli 2017 (de zaterdag van week 26) heeft [eiser] geen loon meer van Match ontvangen.
2.5.
Ter zitting heeft [eiser] te kennen gegeven dat hij de tot 1 april 2017 verschuldigde vakantiebijslag inmiddels heeft ontvangen (een bedrag van € 1.761,99 bruto) en dat hij na de bouwvakantie nog vier weken heeft doorgewerkt, maar dat hij sindsdien niet meer gewerkt heeft en nu dus al ongeveer vier weken thuis zit.
2.6.
Bij e-mailbericht van 19 juli 2017 (productie 4 bij exploot) heeft [eiser] Match aangesproken op het uitblijven van zijn loonbetaling.
2.7.
Een dag later, op 20 juli 2017, heeft Match daarop bij brief aan [eiser] gereageerd (productie 5 bij exploot), waarin zij zich - kort samengevat - op het standpunt stelt dat Match per 1 april 2017 is overgenomen door Labourflex dan wel Grupacon en dat alle werknemers van Match daarom per die datum van rechtswege in dienst zijn getreden van Labourflex dan wel Grupacon.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Voor het geval geoordeeld wordt dat er inderdaad sprake is geweest van een overgang van onderneming door Labourflex van Match, vordert [eiser] de veroordeling van Labourflex tot betaling van het tot 11 september 2017 achterstallige loon (door hem becijferd op € 5.526,40 bruto) inclusief vakantiebijslag (door hem becijferd op € 2.275,32 bruto), te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging, de veroordeling van Labourflex om het loon vanaf 11 september 2017 te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, alsmede tot betaling van een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 765,08, een en ander onder verwijzing van Labourflex in de proceskosten.
Voor het geval geoordeeld wordt dat geen sprake is geweest van een overgang van onderneming door Labourflex van Match, vordert [eiser] hetzelfde, maar dan van Match.
3.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij niet de dupe mag worden van de onduidelijkheid over de vraag of er nu wel of niet een overgang van onderneming ex art. 7:662 B.W. e.v. heeft plaatsgevonden op 1 april 2017. Genoemde wettelijke bepalingen strekken immers ter bescherming van de werknemer bij een dergelijke overgang. Het is voor hem, mede gezien het feit dat hij vrijwel uitsluitend werkt voor inlener Bovitec en derhalve weinig tot geen contact heeft met andere collega’s van Match, niet te beoordelen of een dergelijke overgang heeft plaatsgevonden, vandaar dat hij zowel Match als Labourflex heeft gedagvaard. Wel is hij van mening dat van een overgang van onderneming inderdaad sprake is.
3.3.
Match stelt zich op het standpunt dat sprake is van overgang van onderneming door Labourflex en dat derhalve vanaf 1 april 2017 alle werkgeversverplichtingen jegens [eiser] niet op haar maar op Labourflex rusten. Match is (was) een economische eenheid in de zin van art. 7:662 lid 2 sub b BW en kan (kon) als arbeidsintensieve onderneming gekwalificeerd worden nu werknemers haar enige productiefactoren zijn, zodat de vraag of er sprake is geweest van een overgang van onderneming beantwoord dient te worden aan de hand van de vraag of Labourflex een qua aantal en deskundigheid wezenlijk deel van het personeel heeft overgenomen. Het antwoord op die vraag is ja, aldus Match. Volgens Match zijn op 1 april 2017 immers alle (volgens Match: 490, waarvan 472 uitzendkrachten en 28 backofficemedewerkers) medewerkers overgegaan naar Labourflex. Daarnaast is het belangrijkste deel van het klantenbestand overgegaan naar Labourflex.
3.4.
Volgens Labourflex is van een overname van Match geen sprake. Weliswaar hebben er onderhandelingen plaatsgevonden aangaande een overname, doch na onderzoek was haar gebleken dat Match er financiëel niet goed voor stond en heeft zij zich uit die onderhandelingen terugggetrokken. Wel heeft zij de medewerkers van Match terwille willen zijn en heeft zij hen een contract aangeboden, doch er zijn in totaal slechts 105 ‘flexwerkers’ op dat aanbod ingegaan en van de 19 medewerkers van Match die een vaste baan hadden zijn er slechts 3 bij Labourflex in dienst gegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering (loon).
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal worden toegewezen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Vaststaat dat [eiser] in ieder geval voor 1 april 2017 een arbeidsovereenkomst met Match had. Gesteld noch gebleken is dat die overeenkomst is opgezegd of op enige andere manier (anders dan door overgang van onderneming) op rechtsgeldige wijze is beëindigd.
De omvang van de vordering op zichzelf is door gedaagden niet betwist (afgezien van de betwisting van de buitengerechtelijke kosten door Labourflex). Dit betekent dat het onderhavige geschil zich beperkt tot de vraag of het in redelijke mate zeker is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat sprake is geweest van een overgang van onderneming in de zin van art. 7:622 BW. Zo nee, dan dient Match het loon door te betalen, zo ja, dan dient Labourflex het loon door te betalen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat het Match is die zich jegens [eiser] op de door haar gestelde overgang van onderneming beroept en dat de bewijslast daarvan derhalve op Match rust.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voornoemde mate van zekerheid thans niet aanwezig. De lezingen van Match en Labourflex lopen sterk uiteen en de stellingen, verweren en stukken die ter onderbouwing zijn overgelegd, waaronder in het bijzonder ook de rol van [naam bestuurder] in het gehele gebeuren en diens door Labourflex overgelegde verklaring van 6 september 2017, kunnen in het kader van een kort geding onvoldoende worden onderzocht om met voldoende zekerheid voornoemde rechtsvraag te kunnen beantwoorden. Dat betekent dat de kantonrechter er voorlopig nog vanuit moet gaan dat geen overgang van onderneming heeft plaatsgevonden en dat Match dus nog steeds werkgever is van [eiser] .
4.5.
Het vorenstaande betekent dat de vordering jegens Labourflex zal worden afgewezen en de vordering jegens Match zal worden toegewezen, met uitzondering van de vakantiebijslag, nu gesteld noch gebleken is dat (of welk deel van) die bijslag thans reeds opeisbaar is en ter zitting vast is komen te staan dat die bijslag in ieder geval tot 1 april 2017 is betaald.
4.6.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat [eiser] genoodzaakt was om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden niet door Match worden betwist en deze het kostenbedrag - berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten - rechtvaardigen.
4.7.
Match zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 575,31, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 78,00 aan griffierecht en € 97,31 aan explootkosten.
4.8.
In de voor [eiser] ontstane en voor een deel ook door Labourflex in de hand gewerkte onduidelijkheid over de vraag wie zijn werkgever is, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in de relatie tussen [eiser] en Labourflex te compenseren in die zin, dat beide partijen de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Match om aan [eiser] € 5.526,40 bruto te betalen aan achterstallig loon tot 11 september 2017 alsmede de wettelijke verhoging daarover, beide te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de respectieve data van verzuim tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt Match om aan [eiser] het overeengekomen loon door te betalen vanaf
11 september 2017 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd,
5.3.
veroordeelt Match om aan [eiser] € 765,08 te betalen als vergoeding van buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt Match tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 575,31,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de proceskosten tussen [eiser] en Labourflex in die zin, dat beide partijen de eigen kosten dragen,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK