ECLI:NL:RBLIM:2017:10435

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
6346949 CV EXPL 17-7282
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding tegen werkgever en vermeende opvolger door overgang van onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Match International B.V. [eiser] vorderde betaling van loon en andere vergoedingen van zijn werkgever, Match, die hij beschuldigde van het niet doorbetalen van loon na een ziekteperiode. Match stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming naar Labourflex B.V., waardoor zij niet langer verantwoordelijk zou zijn voor de loonbetalingen aan [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van Match dat er een overgang van onderneming had plaatsgevonden. De rechter concludeerde dat [eiser] nog steeds in dienst was van Match en dat deze laatste verplicht was om het loon door te betalen. De loonvordering van [eiser] werd toegewezen, met uitzondering van de vakantiebijslag en niet opgenomen vakantiedagen, omdat deze niet opeisbaar waren. Daarnaast werd Match veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 6346949 CV EXPL 17-7282
Vonnis van 25 oktober 2017
in het kort geding van
[eiser]
wonend te [adres] , [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde S.M.C. Postma
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MATCH INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gemachtigden mrs. H. Willems en A.J. Exterkate
Partijen zullen hierna [eiser] en Match genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 3 oktober 2017
  • de conclusie van antwoord van de zijde van Match, ontvangen ter griffie op
13 oktober 2017
- de mondelinge behandeling ter zitting van 16 oktober 2017, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigden van Match aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Match exploiteert een uitzend- en detacheringsbureau en houdt zich tevens bezig met aanneming van werk in de ruimste zin van het woord.
2.2.
Vanaf 30 december 2010 vormen de heer [naam bestuurder] (verder te noemen: [naam bestuurder] ) en Bella Participaties B.V. (verder te noemen: Bella) feitelijk het bestuur van Match. Daaraan voorafgaand was alléén [naam bestuurder] de feitelijke bestuurder van Match.
2.3.
[eiser] is vanaf 25 mei 2010 krachtens arbeidsovereenkomst fulltime in dienst getreden van Match tegen een bruto uurloon € 14,12. [eiser] wordt per week betaald en ontvangt dan € 568,00 bruto aan basisweekloon plus een vaste bruto post van € 24,00 (derhalve € 592,00 bruto per week). Hij heeft gedurende de hele periode van het dienstverband als steigerbouwer gewerkt bij Altra Balliauw Multiservice B.V. in Verrebroek, België.
2.4.
[eiser] is vanaf 3 juli 2017 wegens ziekte arbeidsongeschikt en vanaf dat moment ontvangt hij geen loon meer. Wel is op 14 augustus 2017 door Match nog het vakantiegeld tot 1 april 2017 betaald.
2.5.
Op 20 juli 2017 heeft Match bij brief aan [eiser] (productie 5 bij exploot) zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat Match per 1 april 2017 is overgenomen door Labourflex B.V. dan wel Grupacon en dat alle werknemers van Match daarom per die datum van rechtswege in dienst zijn getreden van Labourflex dan wel Grupacon.
2.6.
In de daarop volgende periode heeft [eiser] Match schriftelijk aangesproken op doorbetaling van zijn loon, evenwel zonder resultaat.

3.De vordering en het geschil

3.1.
[eiser] vordert de veroordeling van Match tot betaling van:
  • € 592,00 bruto per week vanaf 1 juli 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
  • het vakantiegeld vanaf 1 april 2017 tot 1 juni 2017;
  • het vakantiegeld vanaf 1 juni 2017 zodra dat opeisbaar is;
  • de opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen vanaf 1 april 2017;
  • € 300,00 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
  • de wettelijke rente over alle voornoemde posten vanaf de dag dat die verschuldigd zijn;
  • de proceskosten.
3.2.
Volgens [eiser] is geen sprake van een overgang van onderneming.
3.3.
Match stelt zich op het standpunt dat sprake is van overgang van onderneming door Labourflex en dat derhalve vanaf 1 april 2017 alle werkgeversverplichtingen jegens [eiser] niet op haar maar op Labourflex rusten. Match is (was) een economische eenheid in de zin van art. 7:662 lid 2 sub b BW en kan (kon) als arbeidsintensieve onderneming gekwalificeerd worden nu werknemers haar enige productiefactoren zijn, zodat de vraag of er sprake is geweest van een overgang van onderneming beantwoord dient te worden aan de hand van de vraag of Labourflex een qua aantal en deskundigheid wezenlijk deel van het personeel heeft overgenomen. Het antwoord op die vraag is ja, aldus Match. Volgens Match zijn op 1 april 2017 immers alle (volgens Match: 490, waarvan 472 uitzendkrachten en 28 backofficemedewerkers) medewerkers overgegaan naar Labourflex. Daarnaast is het belangrijkste deel van het klantenbestand overgegaan naar Labourflex.
3.4.
De kantonrechter is uit een viertal andere procedures die op dezelfde dag als deze procedure ter zitting behandeld zijn ambtshalve bekend met het feit dat Labourflex, die in die andere vier zaken mede gedagvaard is door de betreffende werknemers, zich op het standpunt stelt dat van een overname van Match geen sprake is. Weliswaar hebben er onderhandelingen plaatsgevonden aangaande een overname, doch na onderzoek was haar gebleken dat Match er financiëel niet goed voor stond en heeft zij zich uit die onderhandelingen terugggetrokken. Wel heeft zij de medewerkers van Match terwille willen zijn en heeft zij hen een contract aangeboden, doch er zijn in totaal slechts 105 ‘flexwerkers’ op dat aanbod ingegaan en van de 19 medewerkers van Match die een vaste baan hadden zijn er slechts 3 bij Labourflex in dienst gegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering (loon).
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal worden toegewezen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Vaststaat dat [eiser] in ieder geval voor 1 april 2017 een arbeidsovereenkomst met Match had. Gesteld noch gebleken is dat die overeenkomst is opgezegd of op enige andere manier (anders dan door overgang van onderneming) op rechtsgeldige wijze is beëindigd. De omvang van de vordering op zichzelf is door Match niet betwist. Dit betekent dat het onderhavige geschil zich beperkt tot de vraag of het in redelijke mate zeker is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat sprake is geweest van een overgang van onderneming in de zin van art. 7:622 BW. Zo nee, dan dient Match het loon door te betalen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat het Match is die zich jegens [eiser] op de door hem gestelde overgang van onderneming beroept en dat de bewijslast daarvan derhalve op Match rust.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voornoemde mate van zekerheid thans niet aanwezig. De lezingen van Match en Labourflex lopen sterk uiteen en de stellingen, verweren en stukken die ter onderbouwing zijn overgelegd, waaronder in het bijzonder ook de rol van [naam bestuurder] in het gehele gebeuren en diens in de vier andere genoemde zaken door Labourflex overgelegde verklaring van 6 september 2017, kunnen in het kader van een kort geding onvoldoende worden onderzocht om met voldoende zekerheid voornoemde rechtsvraag te kunnen beantwoorden. Dat betekent dat de kantonrechter er voorlopig nog vanuit moet gaan dat geen overgang van onderneming heeft plaatsgevonden en dat Match dus nog steeds werkgever is van [eiser] .
4.5.
Het vorenstaande betekent dat de loonvordering zal worden toegewezen, met uitzondering van de vakantiebijslag en de niet opgenomen vakantiedagen, nu gesteld noch gebleken is dat die posten thans reeds opeisbaar zijn.
4.6.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat [eiser] genoodzaakt was om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden niet door Match worden betwist en deze het kostenbedrag - berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten - niet te boven gaat.
4.7.
Match zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 581,10, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 78,00 aan griffierecht en
€ 103,10 aan explootkosten.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Match om aan [eiser] € 592,00 bruto per week te betalen vanaf
1 juli 2017 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente over het loon en de verhoging vanaf de respectieve data van verzuim tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt Match tot betaling van € 300,00 aan [eiser] als vergoeding van buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Match tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 581,10,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK